MAANDAG 16 APEIL 1934. 181 Uitbreidingsplan. (Groeneveld e.a.) wel bleek dat die veel korter waren. Dat was dus een belang rijk stuk, dat spreker in zijn betoog zou kunnen gebruiken; den heer Schüller is toen toegezegd, dat dit stuk ook in de Leeskamer zou worden gelegd, maar hoe spreker het ook gezocht heeft, hij heeft het niet kunnen vinden. Spreker veronderstelt, dat er hier weer een dergelijk verzuim is als de Wethouder erkend heeft bij punt 15 der agenda, waarbij ook een stuk, dat bij het dossier hoorde, er niet wasspreker weet echter niet of het gaandeweg een besmettelijke ziekte wordt dat de stukken, die de Raadsleden noodig hebben, ontbreken; hij gaat de waarde van de verontschuldigingen, die de Wethouder aanvoert, niet al te hoog schatten; het maakt op spreker een hoogst eigenaardigen indruk, dat een stuk, dat spreker voor zijn betoog kon gebruiken, maar de Wethouder natuurlijk niet voor zijn betoog, in het dossier niet aanwezig wasspreker stelt er prijs op, dat de stukken, die bij een zaak hoorén, ook in de Leeskamer aanwezig zijn en niet verdwenen zijn. Het aanleggen van straten van 200 M. en langer is in strijd met de totnutoe in Leiden gevolgde gewoonte en een geheel verkeerde koershet is zeker geen verbeteringdaarom stelt spreker voor om het bestaande stelsel van den aanleg van straten van 100 M. te handhaven; men heeft zich daarbij altijd goed bevonden en men moet op dien weg voortgaan. De heer Wilbrink spreekt zijn erkentelijkheid er over uit, dat aan de bezwaren, door hem bij de behandeling van het uitbreidingsplan geuit ten opzichte van de bebouwing van de stad, in zooverre is te gemoet gekomen, dat hij bevredigd mag zijn, aangezien althans op dit terrein gelegenheid wordt gegeven tot de ontwikkeling van de maatschappelijke krachten. Het College zal er later met genoegen op kunnen terugzien. Spreker heeft met meer verwondering dan ooit naar het betoog van den heer Schüller geluisterd en het heeft hem buitengewoon verbaasd, van dit Raadslid te vernemen, dat de volkshuisvesting eigenlijk weinig perspectief heeft. De sociaal-democraten hebben dikwijls betoogd en zijn er zelf ook van overtuigd, dat de S.D.A.P. en de moderne vak beweging eigenlijk de stuwkracht voor een betere maat schappij vormen. Wanneer de heer Schüller beweert, dat niet gebouwd wordt voor enkele jaren, maar op het oogenblik eigenlijk beslist wordt over den bouw voor een geheel geslacht, staat spreker versteld, dat de heer Schüller zich er tegen verklaart, wanneer Burgemeester en Wethouders voorstellen kleine-middenstandswoningen te bouwen op terreinen, die volgens den heer Schüller zich eigenen voor den bouw van arbeiderswoningen. Wanneer men vooruitstrevend is, moet men in elk geval het goede aanvaarden, hoe het dan ook komt. De heer Schüller heeft het aanvaard. De heer Wilbrink is er naast. De heer Wilbrink zegt, dat de heer Schüller het voorstel van Burgemeester en Wethouders in den gegeven vorm heeft bestreden en een ander voorstel er tegenover heeft geplaatst, volgens hetwelk de hoogte van de dakgoot niet grooter mag zijn dan 4 a 4| M., aangezien de woningen anders het uiterlijk van kleine-middenstandswoningen zouden krijgen. De heer Schüller heeft dit in het geheel niet gezegd, maar heeft zich verklaard vóór het voorstel, waarbij de hoogte van de dakgoot op 5 M. wordt bepaald. De heer Wilbrink weet er totaal niets van. De heer Wilbrink zegt, dat het niet aan de anderen, maar feitelijk aan den heer Schüller ligt, wanneer men in de war komt, aangezien hij behoefte heeft gevoeld aan de indiening van een voorstel om de dakgoot niet hooger te maken dan M. De heer Schüller: Alweer verkeerd! De heer Wilbrink zegt, dat de heer Schüller het straks maar eens vertellen moet. De Voorzitter vindt, dat dit in het geheel niet noodig is. De heer Schüller zegt, dat de heer Wilbrink niet in de koffiekamer had moeten zitten, toen spreker zijn rede hield. De heer Wilbrink meent, dat de heer Schüller in elk geval het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft bestreden. Spreker is dankbaar, dat het College nog zoo vooruitstrevend Uitbreidingsplan. (Wilbrink e.a.) is, want dat had hij van de sociaal-democraten niet kunnen verwachten. De burger-woningen van vroeger zijn nu ge worden de arbeiderswoningen; bij eenzelfde ontwikkeling van de maatschappij zullen de middenstandswoningen van nu de arbeiderswoningen van de toekomst worden; als de heer Schüller dat niet kan begrijpen en aanvaarden, wat heeft hij dan toch eigenlijk van een verwachting voor de toekomst? Dan is die kapitalistische maatschappij, die door de heeren al zoo lang is verfoeid, in dit opzicht heel wat vooruitstrevender geweest en dan heeft zij heel wat meer verbeteringen gebracht in de huisvesting van de arbeiders bevolking dan de sociaal-democraten zelf verwachtten. Het College heeft getoond een open oog te hebben voor de ver betering van de woningtoestanden, in het bijzonder ook voor de toekomst; de verzorging' daarvan is zeer goed aan het College toevertrouwd. Speciaal voor de arbeiders kan men die taak beter overlaten aan het tegenwoordig College dan dat ze ooit in handen zou komen van den heer Schüller en de zijnen. Ook achtte de heer Schüller een bezwaar om te komen tot den bouw van goede arbeiderswoningen, dat deze te duur kunnen worden juist door de kosten van den bouwgrond; de heer Groeneveld ziet er echter blijkbaar absoluut geen bezwaar in om die kosten belangrijk te verhoogen, omdat volgens hem beslist op elke 100 M. er een dwarsstraat moet komen, misschien om aan eenige aesthetische gevoelens van den heer Groeneveld te voldoen. Waar blijven bij de sociaal democraten de economische begrippen en de daadwerkelijke belangstelling om in de toekomst tot den bouw van goede arbeiderswoningen te komen? Spreker acht het dan ook niet noodig verder in te gaan op de betoogen van de heeren Schüller en Groeneveld. De heer Schüller heeft voor den zoo- veelsten keer ir. van der Kaa ten tooneele gevoerd, en wel in diens praeadvies voor een congres van personen van allerlei richtingen, waar dus geen partijdigheid aanwezig kan zijn. Spreker zou zeggen, dat het mogelijk is dat zoo'n vergadering van deskundigen tenslotte zoo vol van partijdigheid ge worden is, dat men dit hier juist niet kan gebruiken, omdat men hier in de allereerste plaats practisch moet zijn. Juist daarom zal spreker hierover verder niets meer zeggen. De heer Manders is er eveneens dankbaar voor, dat het College op het voorstel van den heer Huurman c.s. is ingegaan. De uitvoering van het voorstel van den heer Schüller betreffende de uitbouwen voor slaapkamers zal duurder zijn dan de uitvoering van het voorstel van het College. Yoor het te gemoet komen aan het verlangen van den heer Schüller is geen verandering van het uitbreidingsplan noodig men zou gebruik kunnen maken van het recht, bepaalde afwijkingen toe te staan. Dergelijke gevallen dienen elk op zichzelf beschouwd te worden. Aan de vermindering van het percentage boven- en beneden woningen volgens het voorstel van den heer Schüller zijn bezwaren verbonden, aangezien zeer velen er prijs op stellen, een bovenhuis te bewonen. Spreker kan zich vereenigen met het praeadvies over zijn voorstel betreffende de Oegstgeesterlaan, mits later niet gezegd wordt: „Het is in het uitbreidingsplan opgenomen, dat moeilijk daarvoor veranderd kan worden." Wat betreft zijn voorstel tot aankoop van het perceel van C. C. van den Bosch, wijst spreker er op, dat de Woning wet en de Onteigeningswet geen tegenstelling kennen tusschen de belangen van de gemeente en die van degenen, wier perceeien in het uitbreidingsplan worden opgenomen. Integen deel: met de laatstbedoelde belangen moet zooveel mogelijk rekening worden gehouden en het komt spreker voor, dat dit niet altijd in de gemeente Leiden geschiedt. Wanneer het belang van een particulier geschaad wordt ter wille van het algemeen belang, moet de schade niet gedragen worden door dien particulier, maar door allen en dat is in het geval van C. C. van den Bosch niet geschied. Spreker heeft getracht, zijn voorstel eenigszins te wijzigen, waardoor het in meer algemeenen zin dezelfde gedachte zou bevatten, maar dit is niet mogelijk, omdat de regeling van de schadevergoeding al voorzien is in de verschillende wetten. Hier wordt niet vergoed de schade, welke deze particulier lijdt. Spreker heeft vernomen, dat den heer van den Bosch vanwege de gemeente al bericht was gezonden, dat niet op zijn bezwaren kon worden ingegaan en op zijn verzoek afwijzend was beschikt. De heer van den Bosch schijnt in hooger beroep gegaan te zijn; dus deze zaak zal dan toch haar beloop hebben en vanzelf aan de orde komen; spreker kan dan ook gemakkelijk zijn voorstel intrekken. Spreker wil echter nog eens met nadruk zeggen, dat, wanneer een particulier werkeüjk schade lijdt door het uitbreidingsplan, die vanwege de gemeente zooveel mogelijk vergoed moet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 15