Vergadering van Woensdag 21 Maart 1934.
Geopend des namiddags te 5\ uur.
Voorzitter:
de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
Te behandelen onderwerp:
Toespraak van den Voorzitter naar aanleiding van het
overlijden van Hare Majesteit de Koningin-Moeder.
Tegenwoordig zijn 30 leden, namelijk: de heeren Kooistra,
Verweij, van Eek, Kuipers, van Rosmalen, van Es, Vallent-
goed, Wilmer, Huurman, van der Reijden, Schüller, Vos,
Beekenkamp, Coster, Bergers, mevrouw Braggaarde Does,
de heeren van Eecke, van Tol, mevrouw de Clerde Bruijn,
de heeren Meijnen, Donders, Wilbrink, de Reede, van Stralen,
Koole, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn en Manders.
Afwezig zijn: de heeren Bosman, Eikerbout en Simonis,
wegens verhindering en de heeren Groeneveld en van
Weizen.
De vaststelling van de notulen van het verhandelde in
de vergadering van 19 Maart 1934 wordt tot een volgende
vergadering aangehouden.
De Voorzitter houdt, terwijl de leden zich van hun zetels
verheffen, de volgende toespraak:
Dames en Heeren Leden van den Gemeenteraad
van Leiden.
Ik meende te voldoen aan een wensch van de leden van
dezen Raad en tevens aan een door mij zelve gevoelde be
hoefte, om U samen te roepen om voor ons allen de gelegen
heid te scheppen van de gevoelens te doen blijken, die het
betreurde heengaan van die Hooge Vrouwe, die een zoo
beteekenisvolle plaats in ons volk heeft ingenomen, bij ons
allen heeft opgewekt.
Een zegen Gods deed Haar meer dan een halve eeuw
geleden in ons midden komen en dankbaar gezegend door
alle Nederlanders keert Zij tot den Hemelschen Vader
terug, een droefheid om Haar gemis in ons hart achterlatende,
waarin wij berusten. Wij berusten daarin met innige dank
baarheid voor het edele en schoone, dat heel Haar leven en
streven ons deel deed worden zoolang Zij onder ons toefde
en dat bij ons achterblijft na Haar verscheiden.
Geen grootscher levenstaak werd op grootschere wijze ten
volle volbracht dan die, welke Koningin Emma, de Regentes,
de Koningin-Moeder Zich stelde, toen Zij Haar ziel aan ons
volk verpandde.
Wat behoef ik, sprekende voor U, die allen korter of
langer getuigen waart van Haar regeeren, van Haar moeder
lijke zorgen voor de Prinses en Jonge Koningin, van Haar
daden van menschlievendheid aan zieken, zwakken en
troostbehoevenden bewezen, van Haar veelvuldige belang
stelling in en Haar medeleven met het volksleven in al zijn
verscheidenheid, wat behoef ik U aan de tallooze bewijzen,
die wij daarvan bezitten, te herinneren? Van uit alle hoeken
borrelen die herinneringen op in bladen en gesprekken om
tezamen dien helderen en schoonen stroom te vormen, die
het leven van de Koningin-Moeder door Nederland's ge
schiedenis leidt.
Deze gemeente had ruimschoots haar deel in die gaven,
die Haar warm voelend hart Haar over ons volk deed uit
strooien. Tallooze malen hadden wij het voorrecht van Haar
bezoek, hetzij voor onze gemeentelijke instellingen, onze
ziekenhuizen, onze Universiteit, onze industrie of bij andere
gebeurtenissen van stedelijk belang en het smart ons diep
die te moeten missen.
Bij al die gelegenheden was ieder, die Haar zag, die Haar
mocht spreken, onder de bekoring van Haar van vriendelijk
heid tintelende oogen, van Haar groote kennis van de zaken,
waarvoor Haar belangstelling spontaan was wakker geworden,
van Haar tactvolle hartelijkheid. Schoon en indrukwekkend
was dit samengaan van Koninklijke Hoogheid en lieftallige
minzaamheid.
Diep ontroerend is het, die beminnelijke figuur van ons
te zien gaan.
Diep is de wonde, die geslagen is in ons volk, maar boven
de daardoor in ons zeiven gewekte droefenis gaat ons mede
lijden uit naar Haar, die treurt aan de baar van een Moeder,
aan wie Zij zoo oneindig veel te danken had, die Haar zoo
trouw terzijde stond als kind en later, toen zij, nu de Grond
wet het zoo verlangde, de zoo zware taak van regeeren op
die jeugdige schouders moest leggen. Het is juist in die lang
durige periode van het leven dier Hooge Yrouw, waarin Zij
onze Koningin-Moeder was, dat de edele trekken van Haar
karakter zoozeer tot het volk spraken en nog meer tot uiting
konden komen, bevrijd als Zij toen was van de regeerings-
zorgen.
Yoor Hare Majesteit de Koningin is dit een zeer zware
slag, dien God Haar moge helpen dragen en dien wij slechts
kunnen verlichten door Haar van ons medevoelen de over
tuiging te schenken.
Hartelijk en van innige oprechtheid zijn onze gevoelens
van deelneming in de smart, die Hare Koninklijke Hoogheid
Prinses Juliana en Zijne Koninklijke Hoogheid den Prins
der Nederlanden bezielt, nu Hun gezin zich zulk een liefelijk
lid ziet ontvallen.
In Gods heerlijke en barmhartige bescherming zij ons
Vorstenhuis ootmoedig opgedragen.
Ik wil U, thans, Dames en Heeren, voorstellen het College
van Burgemeester en Wethouders te machtigen om van deze
onze gevoelens uiting te geven aan Hare Majesteit de
Koningin, Haren Gemaal en Hare Dochter.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt
daartoe besloten.
Niemand meer het woord verlangende, wordt de vergadering
hierna gesloten.
Blz. 165.