92
VRIJDAG 26 JANUARI 1934.
Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Wilbrink e.a.)
slechter was geweest dan het vorige geslacht, dan was de
wereld allang ondergegaan, maar spreker meent, dat als
geen maatregelen worden genomen, ook tegen dergelijke
verschijnselen als zich in dezen tijd openbaren, dan zeer
zeker die maatschappij zedelijk te gronde zal gaan; daar
tegen een waarschuwend woord te doen hooren, is de eerste
wensch van den heer Beekenkamp, waarvoor spreker hem
gaarne hulde brengt. Wanneer er ook in de S.D.A.P. zeer-
zeker menschen worden gevonden die wat hun moreele en
zedelijke opvattingen betreft veel hooger staan dan de wijze,
waarop de heer Groeneveld zich heeft geuit, dan is dat niet
te danken aan de socialistische beginselen, maar aan den
bewusten of onbewusten invloed van het christendom ook
op lien, die zich daarvan hebben afgekeerd; door dien in
vloed op hun cultureel denken keeren zij zich van de im-
moreele dingen af.
Thans de nota van den heer Schüller over het eigen beheer
bij het vervoer (voorstel No. 1). Volgens den lieer Schüller
betreft het hier een materie, welke te moeilijk is om door
de verschillende Raadsleden te worden begrepen. Spreker
meent, dat deze materie te eenvoudig is om door den heer
Schüller te worden begrepen. De heer Schüller behoort tot
wat men noemt ,,de intellectueele arbeiders" hij is timmer
man en spreker tot wat men weleens noemt ,,de domme
arbeiders". Spreker heeft arbeid verricht van het domme
verstand, maar daaronder valt nu wel deze materie. Als men
aan een doctor in de philosophie vraagt, hoe een kap-con-
structie in elkander getimmerd moet worden, weet hij er
met al zijn geleerdheid en kennis niets van en nu moet
spreker constateeren, dat de intellectueele arbeider, die de
heer Schüller is in vergelijking tot spreker als dommen
arbeider, van deze materie ook niets weet. De Wethouder
wees er op, dat de berekeningen van den heer Schüller juist
zouden zijn, als steenen een vloeibare massa vormden en
men ze in elkander kon laten vloeien, maar dat is het geval
niet. Men heeft ook niet te doen met een compacte massa
als beton en evenmin met op elkander gemetselde steenen,
zoodat de ruimte, welke die steenen innemen, in het algemeen
20 grooter is dan door den heer Schüller is berekend.
Br komt bij, dat als men 1000 steenen, welke volgens den
heer Schüller in ongeveer een M3. gaan, los oplaadt op een
wagen, men ze ternauwernood in een ruimte van 2 M3. kan
gooien. In dit opzicht beschikt spreker over practische er
varing, want hij heeft -vele honderdduizenden steenen ver
werkt. Neemt men dat tot basis, dan komt men tot een
lager bedrag dan 60 a 70 cent per M3.
De heer Schüller zegt, dat de basaltine-tegels 10 K.G.
wegen, maar de meeste van die tegels, welke in de stad worden
gebruikt, zijn 5 c.M. dik en wegen 11 K.G.
De Waalsteenen heeft de heer Schüller genoteerd A'oor
If K.G., maar in de meeste gevallen wegen zij 2 K.G.
Dit zijn echter bijkomstige dingen, maar dat de heer
Schüller een berekening maakt per M3. voor liet vervoer, is
de dwaasheid gekroond in het oog van lien, die in het bedrijf
zijn ingewerkt, want geen enkel bedrijf, hetzij particulier
bedrijf, hetzij overheidsbedrijf, denkt er aan steen te doen
vervoeren per M3., tenzij die steen zich daarvoor speciaal
eigent. Steen wordt opgetast op den wagen en dan gaat het
niet per M3., maar per getal, in het algemeen per 1000. Maar
worden de steenen opgeraapt op de straat en opgevorkt,
dan besteedt men het vervoer uit per M3., omdat de steenen
dan niet worden geteld. Die steenen komen echter kris en
kras over elkaar en dan heeft men voor 1000 steenen ruim
2 M3. noodig. Zou nu de Overheid, als er prijzen waren op
gegeven per M3. en per 1000, als behoorlijke werkgeefster
mogen zeggen: ik heb maling aan alle usance: gij hebt in
geschreven per M3 en per 1000, maar ik zal ook de steenen,
die gij moet optassen, per M3. euBiiet per 1000 berekenen,
zoodat gij practisch de helft van den prijs krijgt? Geen enkele
aannemer zou daarmede genoegen nemen, zeer terecht,
omdat die prijzen tweeledig worden opgegeven. Nu gaat het
niet aan den Raad hier diets te maken dat de gemeente het
dan niet per M3. laat vervoeren om de aannemer te bevoor-
deelen; daarvoor zijn de prijzen verschillend opgegeven.
Nu staat in de nota van den heer Schüller, dat door den
aannemer van Yelzen niet eens prijzen waren opgegeven
voor het vervoer per M3. Spreker heeft van den aannemer
het inschrijvingsbiljet opgevraagd en daarop stonden de
prijzen uitdrukkelijk vermeld. Nu wordt den Raad verteld,
dat dit daarin niet stond. Wat is dat voor een voorlichting?
De heer Schüller zegt, dat dat onjuist is. Spreker heeft het
soort genoemd en dat staat niet in het biljet. Dat vergeet
de heer Wilbrink hier te zeggen. Is dat een voorlichting van
den Raad?
Nu zegt de heer Wilbrink, dat waalklinkers er wel in
Gemecntebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Schüller e.a.)
stonden, maar er stond niet in het soort, door spreker in
zijn nota genoemd.
De heer Wilbrink zegt, dat als men over waalklinkers
spreekt, daarmede bedoeld worden gewone waalvorm. Als
het zwaardere steenen zijn, moet dat extra worden vermeld.
Men schrijft in voor gewonen waalvorm, maar als men
spreker dan zou opdragen om die zwaardere steenen te ver
voeren, zeggende: dat is ook waalsteen, dan zou spreker voor
dat vervoer bedanken.
De heer Schüller wil den Raad suggereeren, dat vervoer
in eigen beheer goedkooper zou zijn. Spreker erkent gul,
dat hij lagere loonen betaalt dan de gemeente, al betaalt
hij de hoogste loonen in het particulier bedrijf. Als spreker
echter direct het vervoer kon krijgen voor den prijs, waarvoor
het is aangenomen, -j- 10 dan zou hij er nog feestelijk
voor bedanken; voor die 10 die de winst dan zouden
uitmaken, wil spreker het vervoer nog niet hebben. Twee
jaar achter elkaar heeft een firma, welker eigenlijke bedrijf
was achteruitgegaan, maar die een aantal eigen zoons daarin
werkzaam had, dat vervoer aangenomen, als laagste hl-
schrijfster. Hoewel er hier voldoende expediteurs waren om
naar dat werk mede te dingen, heeft die firma voor dat
vervoer voor buitengewoon lagen prijs ingeschreven, om aan
het werk te bl ij ven. Het was vorig jaar iets verhoogd, maar
die firma was nog altijd de laagste. Men heeft nu dit jaar
een familie van 5 broers, die voorheen altijd als schipper
hun brood verdienden, wier bedrijf echter sterk achteruit
gegaan is wegens het toenemende vervoer per autozij hebben
gezamenlijk auto's aangeschaft en weer het transport voor
de gemeente aangenomen voor een prijs, die beneden alle
concurrentie is.
Had de heer Schüller zich op het standpunt geplaatst,
dat men eigenlijk van zulk een aanbod geen gebruik had
mogen maken, omdat de menschen onwillekeurig werden uit
gebuit, dan ware daarover te praten geweest, maar dat de heer
Schüller aan de hand van dat aanbod wil beweren, dat de
gemeente zelf het nog goedkooper kan, is in het oog van
spreker niet alleen zeer ongerijmd, doch bewijst tevens, dat
de lieer Schüller door dik en dun een voorstander van Over
heidsbedrijven moet zijn.
De heer Schüller voegt spreker toe het hem straks wel
te zullen uitleggen, maar spreker heeft zijn eigen ervaring
en deze spreekt meer dan de theoretische beschouwingen
van den heer Schüller. Straks merkte spreker reeds op, dat
de heer Schüller gelijk kan hebben, wanneer men een maatstaf
wil gaan aanleggen zooals hij doet en practijken wil gaan
toepassen zooals hij het in zijn redeneering doet uitkomen,
maar al valt er van de menschen, die in gemeentedienst
zijn, niets kwaads te zeggen, vast staat toch, dat een particu
lier dikwijls heel wat meer vergt van de menschen dan de
gemeente. Een particulier is daartoe genoodzaakt om zijn
bedrijf instand te houden; de toestand van zijn bedrijf brengt
mee de menschen meer uit te buiten, maar dat de gemeente
in staat zou zijn de arbeidskracht van de menschen zoo uit
te buiten en lien zoo intensief te laten werken, dat zij des
avonds zoo lam en akelig thuis kwamen, dat zij niet den
minsten lust meer hadden van hun stoel op te staan, acht
spreker onmogelijk.
Op grond van een en ander houdt spreker vol, dat de
gemeente, als zij onder deze omstandigheden eigen auto-
tractie aanschafte, duurder uit zou zijn.
Er komt nog iets bij. Het gebeurt wel, dat een gemeente
plotseling voor haar bedrijven 12, 13 of 14 auto's noodig
heeft, maar er gaan ook dagen en weken voorbij, dat men
voor het vervoer van slechts één, twee of geen auto van den
particulieren vervoerder gebruik maakt. Schaft de gemeente
voldoende auto's aan, dan heeft zij daarvoor ook haar perso
neel noodig. Maakt zij gebruik van de diensten van een
particulieren vervoerder en heeft zij voor dien man geen
werk, dan zoekt deze elders werk en tracht hij op die manier
zijn bedrijf productief te maken, maar als de gemeente,
zich een aantal auto's aangeschaft hebbende, ze b.v. voor
den bestratingsdienst niet noodig heeft, beschikt zij over
niet voldoende objecten om die auto's, en met deze de chauf
feurs, in dienst te stellen, zoodat zij voor liet, feit zou komen
te staan, dat die auto's telkenmale ongebruikt in de garage
zouden staan of werk werd gezocht, dat eigenlijk niet
noodig was.
In de bewering van den heer Schüller, dat het beste werk
bewaard wordt voor den particulieren vervoerder en het
slechtste werk door de gemeente zelve moet worden gedaan,
ligt eigenlijk een bewuste beschuldiging aan het adres van
den Directeur der Gemeentewerken en de opzichters, die
met het toezicht op het vervoer zijn belast. Misschien heeft
de heer Schüller het zoo niet bedoeld voorloopig wil