DONDERDAG 25 JANhARI 1934.
71
Gcmcentcbegrooting Algemeenc beschouwingen.
(Splinter.)
genivelleerd; bovendien is van verschillende zijden op den
Minister meermalen aandrang uitgeoefend om den rentevoet
van de 5 %-voorschotten te verlagen, om indien mogelijk nog
maals tot huurverlaging voor de oudere vereenigingswoningen
te kunnen geraken, terwijl Burgemeester en Wethouders
bovendien hebben getracht voor de nieuwe voorschotten een
lageren rentevoet te verkrijgen.
Spreker is gaarne bereid de quaestie van den niet beant
woorden brief van den heer Kooistra aan het bestuur van
de Woningstichting eens met dat bestuur te bespreken en
dan nog eens te hooren, of het bestuur zich niet eens met
den heer Kooistra in verbinding wil stellen opdat hij dan
antwoord, misschien wel een bevredigend antwoord zal
kunnen krijgen. Yoor een huurverlaging voor de gemeente
woningen met 15 is absoluut geen reden. Die huren zijn
gemiddeld al beneden de geschatte huurwaarde. Destijds
heeft het gemeentebestuur alle huurwaarden, ook die van
de woningbouwvereenigingen, laten schatten, met als maxi
mum 100; de huren van de gemeentewoningen staan op 96;
die worden dus beneden de geschatte huurwaarde verhuurd.
Als men nu ziet, dat van blok I van de Woningstichting de
huurprijzen zijn ƒ3.05 tot 3.35 en dat de hoogste huurprijs
in dat blok is 4.75, dan is er geen enkele aanleiding tot huur
verlaging. Dit zou bovendien feitelijk het verstrekken van een
verkapten huurtoeslag beteekenen, hetgeen op het oogen-
blik zeker niet gewettigd is.
In zake het voorstel-Kooistra tot het onder gemeente-
beheer brengen van de gemeente woningen (No. 14) dat precies
hetzelfde is als verleden jaar, zou spreker kunnen verwijzen
naar wat hij toen gezegd heeft; spreker laat het hierbij,
omdat hij vermoedt, dat de heer Kooistra elk jaar met dezelfde
zaak komt, daar hij nu eenmaal wil, dat de gemeente
woningen niet onder beheer van de stichting staan, die dit
op het oogenblik goed doet, maar onder dat van de gemeente,
omdat volgens hem dan het onderhoud veel beter zal ge
beuren. Spreker heeft reeds geruimen tijd geleden, naar aan
leiding van een brief van den heer Kooistra, naar het onder
houd geïnformeerd en. daarop het volgende antwoord van
het bestuur van de stichting ontvangen:
,,Het onderhoud en het toezicht op de weekwoningen der
gemeente is opgedragen aan de Woningstichting. Het timmer
werk en verf werk, voorzoover dit dagelijksch onderhoud
betreft, wordt in eigen beheer uitgevoerd, terwijl metsel
en loodgieterswerk wordt uitgegeven, omdat dit in eigen
beheer te kostbaar zon zijn. Alle onderhoudswerken staan
onder toezicht van den Heer J. A. Verhoog, oud-gemeente-
opzichter Uwer gemeente.
Naar ons inzicht wordt het onderhoud op deze wijze zeer
goed gedaan en zoo economisch mogelijk."
Er is dus geen enkel motief om de gemeentewoningen
weer van de Woningstichting naar de gemeente terug te
brengen
Spreker kan niet anders dan de motie-Wilbrink met be
trekking tot grondverkoopen (No. 33) van harte toe
juichen; ieder zal begrijpen, dat spreker, als Wethouder van
Fabricage, elke vereenvoudiging bij de onder hem resor-
teerende diensten, die voorgesteld wordt en mogelijk is, van
harte toejuicht. Spreker zou zelfs, indien het mogelijk was,
spreker doet dat voorstel zelf niet, nog verder willen gaan
en dit ook toepassen op de verhuring van huizen en landerijen,
omdat dit eigenlijk hetzelfde is en ook die voorstellen een
langen weg moeten doorloopen alvorens in den Raad te
komen, terwijl voorzoover spreker zich kan herinneren nog
nooit in den Raad over een dergelijk voorstel gesproken is.
De gang van zaken is thans als volgt: Eerst komt een
brief binnen bij het College; die wordt gesteld in handen
van den Directeur der Gemeentewerken; die onderhandelt
met den aanvrager over den prijs en het stuk grond, tot zij
tot overeenstemming zijn gekomen; dan gaat dat rapport van
den Directeur naar het College; dit zendt het weer naar de
Commissie van Fabricage, vanwaar het na advies opnieuw
in het College komt; dan gaat het naar den Raad, waarna
het ten laatste door Gedeputeerde Staten moet worden
goedgekeurd. Volgens de motie-Wilbrink zou daarmede dan
belast worden een ambtenaar; dan zouden voor de ver
schillende grondverkoopen door het College, in overleg met
de Commissie van Fabricage, de schalen en minimum-ver-
koopsprijzen moeten worden vastgesteld. Zijn die prijzen een
maal vastgesteld, dan kan die ambtenaar rechtstreeks onder
handelen met den betrokken aanvrager en de grondverkoopen
voorbereiden. Wanneer tusschen die beiden overeenstemming
is bereikt, behoeft het alleen nog maar door het College te
worden bekrachtigd en door Gedeputeerde Staten daar
deze zich op dat standpunt stellen te worden goedgekeurd.
Voor die werkwijze gevoelt spreker veel en hij zou het van
harte toejuichen, indien die vereenvoudiging dezer werk-
Gemcentebegrooting Algemeenc beschouwingen.
(Splinter.)
zaamheden in practijk kon worden gebracht. Burge
meester en Wethouders nemen dan ook gaarne dit voor
stel over.
Spreker komt tot openbare werken en eigendommen. Over
het onderhoud is veel gesproken. Volgens den heer van Eek
mag men op onderhoud niet besparen, omdat men thans in
een goedkoopen tijd leeft en het later vermoedelijk weer
duurder zal worden. Spreker zal dat niet betwisten. De heer
Wilmer wil het onderhoud op hetzelfde peil houden. Burge
meester en Wethouders doen dat reeds. De nadere bezuini
gingen zijn niet zoozeer gezocht op het normale onderhoud,
zij bestaan in het schrappen van slechts 586.op gewoon
onderhoud gebouwen en van respectievelijk 2.050.en
1.000.op extra onderhoud van straten en pleinen, en
wegen en voetpaden, in verband waarmede de heer Schüller
een voorstel heeft ingediend. Over laatstgenoemde bezuini
ging hebben Burgemeester en Wethouders tevoren advies
gevraagd aan den Directeur der Gemeentewerken en deze
heeft nog wat afgedaan van hetgeen voor trottoiraanleg was
uitgetrokken. Hij had gedacht dit jaar nog te kunnen be
ginnen met den trottoiraanleg aan de Breestraat, maar waar
voor de verbetering van die straat een aparte aanvrage
aanhangig zal worden gemaakt, kon deze post van zelf
minder worden.
Burgemeester en Wethouders zoeken volstrekt niet de
bezuinigingen in de eerste plaats in het naar beneden drukken
van de uitgaven voor het onderhoud, integendeel, hun streven
is juist om het onderhoud onder de bezuinigingen niet te
laten lijden.
Op de opmerking van den heer Sehüller, dat er voor 1934
30.000.minder is uitgetrokken voor onderhoud van
straten dan het vorige jaar, kan spreker antwoorden, dat
dit hoofdzakelijk het gevolg is van de enorme daling der
steenprijzen. De oppervlakte van de bestratingen, welke
plaats hebben, is dezelfde als in normale tijden, doch
d.e gemeente heeft 2 millioen steenen tegen zeer lagen prijs
gekocht.
Spreker is het volkomen met den heer Schüller eens. dat
het gedeelte van de Hoogewoerd tusschen de Kraaierstraat
en de Plantage slecht bestraat is, maar het is niet wenschelijk
om, hangende de kwestie of de tramrails naar het te dempen
Levendaal zullen worden verplaatst, de N.Z.H.T.M. kostbare
voorzieningen te laten treffen de rails en de autogenische
lasschen moeten worden vernieuwd welke later zouden
moeten worden opgeruimd. Zooals de heer Schüller weet, is
het niet zoo gemakkelijk onderhandelen met de N.Z.H.T.M. en
daarom verdient het de voorkeur af te wachten hoe het gaat
met het eventueel dempen van het Levendaal.
De heer Bosman, die ook wil bezuinigen op den bestratings-
dienst en den plantsoendienst, zeide van bezuinigingen als
gevolg van de reorganisatie dier beide diensten weinig te
hebben bemerkt. Spreker wijst hem er op, dat het straat-
makerspersoneel geleidelijk wordt ingekrompen. Toen het
reorganisatie-rapport was aangenomen, was het aantal vaste
straatmakers gesteld op 24, terwijl er thans 19 zijn. De
vaste kern wordt teruggebracht tot 12 straatmakers en 12
helpers, maar waar er nog vaste straatmakers in dienst zijn,
zal de afvloeiing geleidelijk moeten geschieden. Bovendien
mag niet worden vergeten, dat door de geweldige uitbreiding
van de stad gedurende de paar laatste jaren het onderhoud
van straten aanmerkelijk is toegenomen en dus voor dat
doel niet zooveel minder kan worden uitgetrokken.
Wat den plantsoendienst betreft, spreker hoopt de reor
ganisatie van dien dienst spoedig na afhandeling van de
begrooting in den Raad te kunnen brengen, maar op dien
dienst is reeds bezuinigd. De reorganisatie is op enkele
kleinigheden na reeds doorgevoerd, met het resultaat, dat,
terwijl in 1931 aan arbeidsloonen werd uitgegeven 48.889.
dat bedrag thans is teruggebracht tot 41.350.hoewel de
plantsoenen door den stadsuitleg aanmerkelijk zijn uit
gebreid. De reorganisatie heeft dus wel degelijk een bezui
niging opgeleverd.
Spreker komt aan de beantwoording van den heer van
Es. Een van diens grieven tegen het beleid van Burgemeester
en Wethouders was, dat dezen geen inlichtingen gaven, en
hij haalde er nota bene zelfs bij, dat in den Raad nooit
antwoord was gegeven op een vraag van den heer Huurman
in zake versmalling van de Pruinstraat. Spreker heeft deze
zaak later persoonlijk met den heer Huurman besproken en
hem medegedeeld, dat het gedeelte van de Pruinstraat
tusschen de Cobetstraat en de Burggravenlaan werd gere
construeerd, dat het lange smalle middengazon verbreed werd
tot 1 M., waardoor er behoorlijk geplant kon worden, en dat
de rijwegen werden versmald van 5-^-M. tot 5 M., wat niet
het minste bezwaar meebracht, omdat men ter plaatse één-
richtingverkeer heeft. Spreker heeft aan den heer Huurman