68
DONDEEDAG 25
JANUAEI 1934.
Gemecntebegrooting Algemeene beschouwingen.
(Goslinga c.a.)
steunen tot behoud van de parlementaire democratie. Maar
aan de spits staan de socialisten niet meer. De heer Groeneveld
vraagt nu, waar die fascisten dan vandaan komen; die komen
ook uit de rijen van hen, die vroeger de S.D.A.P. gesteund
hebben; bij de eerstvolgende verkiezingen zal wel blijken
waar zij vandaan komen.
Ook voor het sluitend maken van de Leidsche begrooting
brengt het socialisme ons niet verder, maar alleen werkelijk
heidszin. Laten de heeren eens lezen wat in het meergenoemde
interview met den heer Jansonius staat, die bedankt heeft
als lid van de S.D.A.P. Het is aandoenlijk om te lezen hoe hij
geworsteld heeft. Deze zegt uitdrukkelijk: ,,De verschillende
regeeringsdaden en daden van gemeentebesturen gedaan
in de ernstige tijdsomstandigheden worden veel te scherp
gecritiseerd. Ook ik neem niet alle regeeringsdaden voor
mijn rekening, maar dat er in dezen tijd harde maatregelen
noodig zijn, staat vast. Een zoo scherpe critiek heeft mijn
sympathie niet.
Dit zijn wel de voornaamste redenen, welke mij na veel
inwendigen strijd tot uittreden noopten."
Kan men zich niet opwerken, vraagt spreker, tot de ge
dachte zou die man misschien niet gelijk hebben en zouden
Burgemeester en Wethouders van Leiden op dit oogenblik
niet gelijk hebben met het aanbieden van deze begrooting?
Zooals spreker zeide, zitten er dingen in, welke Burgemeester
en Wethouders liever niet hadden gedaan, maar het moest
en een andere uitweg is him niet gewezen. De eenige uitweg,
welke gewezen is, leidt tot een gesloten deur, n.l.spreek de
reserves aan! Op die deur zitten twee grendelsvan onderen
een van Gedeputeerde Staten en bovenaan een van den
Minister van Binnenlandsche Zaken. Dat is geen uitweg!
Spreker verklaart rondweg, dat het niet gaat, en hij doet een
beroep op al de leden van den Eaad om toch in deze houding-
van het College te zien een verdubbeling van de verantwoor
delijkheid voor het richtig houden van de gemeentehuishou
ding. Hij hoopt, dat men met Gods hulp de moeilijkheden
te boven zal komen.
De heer Splinter zal trachten de verschillende sprekers te
beantwoorden in de volgorde, waarin de punten in het sectie-
verslag zijn behandeld. Het eerste punt betreft de aanplak
borden. Aan de heeren van Es, Wilbrink en van der Eeijden,
die gevraagd hebben hoe het met deze kwestie staat, kan
spreker mededeelen, dat hij, nadat hij in de Eaadsvergadering
van 2 October 1933 bad toegezegd in overleg te zullen treden
met de pachtster in zake -verwijdering of -verplaatsing van
enkele borden, de zaak in de Commissie van Fabricage ter
tafel heeft gebracht, niettegenstaande het feit, dat de heer
Wilbrink van meening was, dat in dit opzicht in die Com
missie geen vertrouwen kon worden gesteld. Op 25 October
hebben de leden van de Commissie een rondrit gemaakt en
daarbij zijn zij tot de conclusie gekomen, dat 7 borden dienen
te worden verplaatst of weggenomen, n.l. de volgende
borden: 1°. op den Bijnsburgerweg tegen het hek langs
het terrein der N.Z.H.T.M.; 2°. op den Apotliekersdijk, nabij
de Bostelbrug; 3°. op de Mare, nabij de Marekerk; 4°. op
de Heerengracht, hoek Zijlsingel; 5°. op de Hooglandsclie
Kerkgracht, nabij de Kerkbrug; 6°. op het Koordeindsplein,
naast het politieposthuis en 7°. in de Kraaierstraat, hoek
Hoogewoerd, t erwijl de Commissie voorts van meening was,
dat aan de voorgenomen plaatsing van een bord in de
Papenstraat hoek Breestraat geen gevolg dient te worden
gegeven.
Dit advies van de Commissie van Fabricage, is op 1 No
vember 1933 aan Burgemeester en Wethouders uitgebracht,
waarna het College de stukken in sprekers handen heeft ge
steld om overeenkomstig dat advies met de N.V. Bemaco, de
pachtster, te onderhandelen. Op 24 November is de pachtster
uitgenoodigd tot het voeren van onderhandelingen. Op 5
December 1933 heeft met haar een onderhoud plaats gehad
en zij zou na ingesteld onderzoek haar standpunt schriftelijk
uiteenzetten. Waar de onderhandelingen nog niet zijn af-
geloopen, kan spreker niet zeggen, dat de zaak in kannen
en kruiken is, maar wel kan hij op de vraag, of die borden
worden verwijderd of verplaatst in bevestigenden zin ant
woorden, omdat Burgemeester en Wethouders zich op het
standpunt stellen, dat zij weg moeten.
Wat aangaat de verplaatsing van de bewaarschool aan
de Groenesteeg naar de Haverstraat en de verbouwingen,
welke daarvoor noodig waren aan de bewaarschool in het
Elisabethshof en aan die in de Haverstraat, geeft spreker
toe, dat het overleg omtrent deze zaak lang geduurd heeft,
maar daarvoor was wel eenige reden. Door den Eaad was
een crediet toegestaan van 10.650.en als men eenmaal
in overleg treedt met de verschillende daarbij betrokken
personen blijkt, dat er meer wenschen zijn dan men aanvanke-
Gemeentebegrooting Algemeenc beschouwingen.
(Splinter.)
lijk had. Daarom bleek het gewenscht den uitslag van de
aanbesteding van de verbouwing der bewaarschool in het
Elisabethshof af te wachten om dan na te gaan of er nog
geld overschoot om de wenschen, welke bestonden ten aan
zien van de school aan de Haverstraat te bevredigen. De
zaak is nu in orde; het bestek is gereed, zoodat dezer dagen
ook tot aanbesteding van de voorzieningen aan de school
Haverstraat kan worden overgegaan.
Spreker komt nu tot het uitbreidingsplan. Het spijt hem,
dat de heer Wilbrink nog niet aanwezig is, en hij hoopt,
dat een van de heeren aan den heer Wilbrink zal overbrengen
wat hij over dit onderwerp zal zeggen. Vooreerst moet hij
in herinnering brengen, dat in het sectie-verslag uitvoerig de
loop van de behandeling van het uitbreidingsplan is uiteen
gezet. Verder heeft de Voorzitter reeds in het algemeen dit
onderwerp besproken, zoodat spreker slechts op enkele
détailpunten, in het sectie-verslag aangeroerd, zal ingaan.
Ten aanzien van de opmerkingen, gemaakt door den heer
Wilbrink, herinnert spreker aan de op 30 October 1933
plaats gehad hebbende besloten bijeenkomst, waarin aan
wezig waren de Directeur der Gemeentewerken en de Hoofd
ambtenaar bij dien tak van dienst ten einde een uiteenzetting-
te geven van het uitbreidingsplan en den Eaadsleden de
gewenschte inlichtingen te verstrekken. In die vergadering
is de heer Wilbrink eigenlijk de eenige geweest, die zakelijke
opmerkingen over het uitbreidingsplan naarvoren heeft ge
bracht. Hij heeft toen vijf punten besproken: vooreerst dat
z. i. er te veel groen in het plan was ontworpen; in de tweede
plaats dat z. i. het bouwen van beneden- en bovenwoningen
op ruimer schaal zou moeten worden toegestaan. Het derde
punt betrof het terrein van de firma gebr. Mulder, op welks
détailleering de heer Wilbrink aandrong. Het vierde punt
betrof het verzoek van de firma gebr. van Hoeken in zake het
projecteeren van een straat op het terrein dier firma. Het
vijfde en voornaamste punt betrof de vereischte dakhelling-
voor arbeiderswoningen, die hij, naar gelang van de goot-
hoogte wilde laten varieeren van 50° tot 35°. De heer Kooistra
wilde de minimum goothoogte brengen op 4 M., de heer
Wilmer vroeg of door het uitbreidingsplan geen onbillijk
heden werden veroorzaakt, de heer Coster wees op het
geval-van Hartevelt en de heer Groeneveld wees op het
niet-verschijnen van de toegezegde kaartjes. Dat waren vrij
wel de eenige Eaadsleden, die in die bijeenkomst zakelijke
opmerkingen gemaakt hebben. Spreker gevoelde destijds veel
voor enkele opmerkingen, die gemaakt waren, vooral voor
de door den heer Wilbrink gemaakte opmerking in zake de
dakhellingen; de Voorzitter heeft toen ook den Eaadsleden
verzocht, of zij naar aanleiding van die bespreking vroeg
tijdig hun eventueele voorstellen zouden willen indienen. De
heer Wilbrink heeft aan spreker toen de vraag gesteld of hij
toen een voorstel moest doen dan wel of dit niet noodig
was, waarop spreker heeft geantwoordwacht evenik gevoel
voor Uw argumenten zeer veel en ik zal zien wat ik er deze
week nog aan kan doen. Dat heeft spreker gedaan en op
verschillende punten is de heer Wilbrink dan ook bevredigd,
nl. in zake het „groen", het toelaten van meer beneden- en
bovenwoningen, de detailleering- van het terrein van de
firma gebr. Mulder en ook in zake het bezwaarsclirift-van
Hoeken. Alleen kon men niet tot overeenstemming komen
omtrent de goothoogte en de dakhelling; spreker heeft dat
toen nog aan den heer Wilbrink medegedeeld, maar de tijd
was toen te kort geworden, voor den heer Wilbrink om daarover
nog tijdig een voorstel te kunnen indienen. Voorzoover
spreker daaraan schuld heeft, betuigt hij den heer Wilbrink
gaarne daarover zijn spijt; spreker heeft op deze wijze ge
handeld omdat hij het in het belang van de gemeente achtte,
dit aldus te kunnen regelen; hij heeft dit echter niet gedaan
met eenigen opzet, maar alleen om zoo mogelijk tot een
vergelijk te komen teneinde de zaak zooveel mogelijk te be
spoedigen. In de openbare vergadering van 6 November 1933
is de heer Wilbrink echter verder gegaan dan bij de bespreking-
op 30 October; op 6 November stelde hij nl. voor een goot
hoogte van 315 M., terwijl hij op 30 October had gesproken
van een goothoogte Van 3J4J M. Op 6 November 1933,
in openbare Eaadszitting, kwamen echter eigenlijk de tongen
pas los, met zaken waarover men in de besloten bijeenkomst
niet gerept had. Terwijl in de vergadering van 30 October
maar enkele bezwaren naar voren waren gebracht, kwam in
de Eaadszitting van 6 November direct een motie van orde
van den heer Schiiller om de behandeling van het uitbreidings
plan maar uit te stellen; daarvan had spreker 30 October
absoluut niets gehoord. Ook achtte de heer Groeneveld toen
de straten te langhij wilde die als regel ter lengte van 100 M.
geprojecteerd zien; toen kwam de heer Manders tot de ont
dekking, dat de Oegstgeesterlaan niet op dezelfde breedte,
nl. 25 M., was doorgetrokken, zooals aanvankelijk was ge-