DONDERDAG 25 JANUARI 1934.
67
Gemeentebegrooting Algcmeene beschouwingen.
(Goslinga.)
Op de uurloonen werd niet gekort, maar wel op de werk
tijden. Spreker vraagt wat de menschen daarmede opschieten?
Zijns inziens niets!
Een tweede methode is om de geheele schoonmakerij aan
te besteden. In De Standaard van 19 Januari 1934 kan men
lezen, dat Burgemeester en Wethouders van Arnhem voor
stellen over te gaan tot aanbesteding van het schoonmaak
werk, het verzorgen van de kachels enz. en dat zij het mogelijk
achten daardoor een bedrag van 15.000.(voor 1935
18.000.te bezuinigen.
„Het ligt in de bedoeling aldus het bericht een be
paling op te nemen, dat de aannemer zich verplicht tot een
uurloon van 35 cent op de vrouwelijke werklieden en deze
in zijn dienst over te nemen."
Burgemeester en Wethouders van Arnhem komen dus tot
een loon van 35 cent per uur.
Spreker komt tot de werkverschaffing. Volgens den heer
van Stralen houdt de Wethouder van Financiën uitbreiding
van werkzaamheden tegen, maar dat is niet waar. De slechte
financieele omstandigheden doen dat en dat de Wethouder
van Financiën waakt voor de financiën van de gemeente,
is diens taak en diens plicht!
Burgemeester en Wethouders zijn, zoo zegt de heer van
Stralen, niet doortastend genoeg in het vinden van objecten
voor werkverschaffing. Spreker wil hem een aardig staaltje
noemen. Voor het afgraven van het Groote Bolwerk was toe
stemming van Gedeputeerde Staten noodig; die toestemming
wordt gevraagd, Gedeputeerde Staten denken er een poos over
en sturen een weigerend antwoord. De gemeente gaat in
beroep bij de Kroon en zij wint het. Dit had 1f jaar geduurd.
Er komt een voorstel in den Raad, niet om het Groote Bol
werk af te graven, maar om een wegje over een afstand van
40 m te verleggen, en terwille van een verkeersbelangetje
stemt de Raad het af. Spreker had een goed object gevonden,
hij had IJ jaar aan d.e voorbereiding gewerkt en toen werd het
hem ineens uit de hand geslagen terwille van een verkeers
belangetje.
Spreker is het eens met mevrouw Braggaar, dat de werk
verschaffing zooveel mogelijk moet worden bevorderd, maar
dan moeten de Raadsleden eens beginnen met iets van hun
eigen inzichten te laten vallen en in dit opzicht een offertje
te brengen aan het groote belang der werkverschaffing. Doen
zij dat niet, dan gebeurt er niets. Wij zijn, zegt spreker, met
ons 35en om de gemeente te besturen en als wij nu allen altijd
gelijk willen hebben
Spreker hoort daar zeggen: Burgemeester en Wethouders
willen dat nietHij tart de dames en heeren om uit de Hande
lingen van den gemeenteraad van het vorige jaar drie voor
stellen op te diepen, welke Burgemeester en Wethouders
hebben gedaan in afwijking van de adviezen der desbetref
fende Commissies. Het College houdt wel degelijk rekening
met de adviezen der Commissies en dikwijls, ja in bijna alle
gevallen worden de voorstellen van het College naar aan
leiding van opmerkingen der Commissies gewijzigd. Burge
meester en Wethouders hebben niet de wijsheid in pacht,
maar zij zijn zeer onder den indruk van de noodzakelijkheid,
dat er iets gebeurt. Het is alleen dwarsdrijven, als er om werk
wordt gevraagd en de desbetreffende voorstellen worden
afgewezen
Spreker zegt dit om de dames en heeren te laten gevoelen,
dat men, wil men wat bereiken, iets van zijn eigen inzichten
moet opofferen. Het ging om een werk van 50a 60.000 gulden
en spreker had er maanden lang honderd menschen aan het
werk kunnen hebben! Dat is een groote teleurstelling voor
spreker geweest en, als d.e heer van Stralen zegt, dat Burge
meester en Wethouders niet doortastend genoeg zijn, dan
antwoordt sprekersteek uw hand in eigen boezem en vraag
u af, of u zelf wel doortastend genoeg zijt geweest
Over nieuwe belastingen is niet gesproken, behalve door
den heer van Weizen, die direct steun vond bij de sociaal
democraten, toen hij voorstelde een zakelijke bedrijfsbelasting
in te voeren (voorstel no. 32). Namens Burgemeester en Wet
houders moet spreker den Raad sterk adviseeren dat voorstel
niet aan te nemen, omdat een zakeüjke belasting op het bedrijf
een uitermate geschikt middel is om de werkloosheid te be
vorderen. Zij is nog een soort hoog-con junctuur erfenis, uit
den tijd van 1921; toen een ieder geld verdiende als water
en de gemeenten dikwijls zaten met moeilijkheden inzake de
financiering, heeft men haar uitgedachtzij is een na-oorlogs
kind. Zij is gelukkig afgeschaft en men moet haar niet terug
hebben. Zij zou wel eenig geld opbrengen, maar het zou niet
meevallen. In dezen tijd van werkloosheid is zij het aller
slechtste middel om aan geld te komen; zij zou het drievou
dige kosten van hetgeen zij zou opbrengen. Het mag eenige
streeling zijn voor het communistisch gemoed van den heer
van Weizen, dat hij de werkgevers iets laat betalen, maar
Gemeentebegrooting Algemecnc beschouwingen.
(Goslinga.)
hij moet daarvan afzien, als zij gepaard zou gaan met grootere
werkloosheid voor de arbeiders, want het zal hem er toch
alleen om te doen zijn de arbeiders te helpen, niet om den
werkgevers onaangenaam te zijn.
Wat de werkverruiming betreft, daarover sprak in het bij
zonder de heer van Eek. Spreker heeft ditmaal de rede van
den heer van Eek met genoegen gehoord; zij was korter en
zakelijker dan vroeger en zij gaf meer blijk van werkelijk
heidszin, maar overigens was die rede toch weinig construc
tief. De heer van Eek schilderde op bewogen wijze het lot der
werkloozen; spreker brengt hem daarvoor hulde; spreker
hoorde dat met instemming aan. De heer van Eek is blij met
het werkprogram van het College, maar dan dérailleert hij
weer en gaat hij bestrijden het sluitend maken van de begroo
ting, althans verschillende voorstellen van het College. Zelf
heeft hij ook allerlei voorstellen gedaan. Zoo komt men er
niet. De heer van Eek noemde werk een geestelijke verade
ming en gaf een geestdriftige verdediging van den arbeid;
daarvoor heeft spreker bewonderinghij wilde dat hij het zoo
mooi kon zeggen, maar dat is alles een pleidooi voor een
sluitend budget. Geheel het betoog van den heer van Eek
moest hierin culmineeren: met liefde geef ik mijn stem aan
de voorstellen van het College, hoezeer mij dat aan het hart
gaat ten aanzien van verschillende voorgestelde maatregelen,
om dat allerbelangrijkste, dat hooge goed te verkrijgen.
Maar de heer van Eek begint al bij voorstel no. 2 een voorstel
te doen, dat naar globale berekening van de directie der Licht
fabrieken alleen voor Leiden 64.000.per jaar zal kosten;
krachtens contractueele verplichting zal dit echter ook door
gevoerd moeten worden voor de buitengemeenten en dan
komt het op ongeveer 1 ton en dan is de begrooting niet meer
sluitend. Uitvoering van de voorstellen van de sociaal-demo
craten niet de maatregelen, waar zij tegen zijn; dat is
ontelbaar zou kosten f 23.140.samen dus 87.000.
Dat klopt niet met elkaar. Leidens crediet is blijkens de in
December gesloten leening gelukkig nog zeer goed, maar het
moet zijn crediet houden en wanneer de gemeente haar werk
verruimingsprogramma wil uitvoeren, moet zij weer een be
roep doen op de geldmarkt en het eerste wat de bankiers
vragen, is hoe het met de begrooting staat. De heer van Eek
moet begrijpen, dat de gemeente niets-heeft aan de vele rn.il-
lioenen, die ongebruikt bij de Nederlandsche Bank liggen,
om daarmede alles te betalen; daarover heeft zij niet de be
schikking; dat is niet geld van de gemeente; er is wel geld
van haar bij, maar dat is het geld van allerlei menschen, die
geld hebben; iemand met een bankbiljet van ƒ10.heeft
recht op een stukje van den goudvoorraad van de Nederland
sche Bank; men kan toch niet met een zak vol rijksdaalders
loopen; daarvoor heeft men bankpapier; dat goud staat niet
ter beschikking; dat moet de heer van Eek als gestudeerd
man toch weten. Men kan zeggen: wij breken de Bank open
en halen het wel, maar dat gaat ook niet zoo gemakkelijk;
er is toch politie in Amsterdam; dat mag niet. Dit is geen
werkelijkheidszin van den heer van Eek; spreker zou zoo
gaarne willen dat hij, als hij het goed meent met de werk
loozen en daaraan twijfelt spreker niet krachtig mede
werkt aan het sluitend budget, dat volgens de financieele
specialiteit van zijn fractie, den heer Yerweij, nu meer dan
ooit in normalen tijd een gebiedende eisch is voor de gemeente.
Dit is in de eerste plaats en vooral een belang voor de arbei
ders het zou spreker niet moeilijk vallen tal van onomwonden
uitspraken in dien geest van vooraanstaande sociaal-demo
craten b.v. den heer Drees, aan te halen. Met wat schelden op
de Regeering en met wat Marxistische phraseologie is de zaak
niet te redden; men onderschat daarmede de schier boven-
menschelijke taak van de Regeering en men overschat de
waarde van het Marxisme voor dezen tijd, die vrijwel nihil
gebleken is. De heer Knuttel sprak hier eens over de Duitsche
sociaal-democratische partij, de 8.P.D., de Sterbende Partei
Deutschlands. De heer Knuttel leek wel een profeet, want
die S.P.D. is futloos en roemloos ineengezakt, niet eens met
donderend geweld, maar als een afgeleefde, oude juffrouw
heeft zij den geest gegeven. De heer van Eek zegt nu: de
burgerlijke partijen ook, maar spreker heeft het niet tegen
de burgerlijke partijen, maar tegen den heer van Eek, die
het socialisme aanprees als het middel om de menschheid te
redden, maar dat is een stroohalm; daaraan heeft men niets.
Nergens verwacht men daarvan heil, ook in Nederland niet
meer; daar is rood ook niet meer troef; ook daar is het op
zijn retour; het verdedigt zich nog hardnekkig in allerlei
achterhoede-gevechten, maar wezenlijk heil verwacht men
nergens meer van het socialisme. Er is een andere vijand op
gekomen dan het socialisme, dat een wegtrekkend leger is;
n.l. het fascisme. Bij de volgende verkiezingen zal de strijd
tegen dat nieuwe leger gaanalles wat het socialisme dan kan
doen, is tenslotte niet anders dan de burgerlijke partijen