66 DONDERDAG 25 JANUARI 1934. Gemeentebegrooting Algemecne beschouwingen. (Goslinga e.a.) ƒ328.000.of ƒ32.000.— minder, en op hoofdstuk III is in 1931 uitgegeven 677.000.terwijl de raming voor 1934 bedraagt ƒ653.000.of ƒ22.000.minder. Dat waren klin kende voorbeelden geweest. Maar bovendien heeft de heer de Reede twee hoofdstukken uitgezocht, welke het minst voor bezuiniging in aanmerking komen, omdat zij bijna alle maal personeelsuitgaven bevatten. Ook op de personeels uitgaven is bezuinigd, er is korting toegepast en meer pen- sioenverhaal, terwijl onlangs is besloten voor de ongehuwden den aftrek van de eerste 700.van het loon te laten ver vallen. Maar bij het pensioenverhaal zijn eenige verbeteringen aangebracht in de kindertoeslagen. Dat geldt de gehuwden en in die uitgaven zit een voortdurend accres; die menschen worden ouder en krijgen periodieke verhoogingen, terwijl zij voor hun kinderen kindertoeslag ontvangen. Er zit vooral in de uitgaven van de hoofdstukken II en III een natuurlijk accres en als het nu gelukt is sedert 1931 de uitgaven voor die hoofdstukken terug te brengen, respectievelijk van 360.000.— tot 328.000.en van 677.000.— tot 653.000, dan beteekent dit, dat niet alleen op die hoofdstukken is be zuinigd, maar ook het natuurlijk accres is opgevangen. De heer de Reede zal wel uit de redevoeringen van zijn partij genoot oud-Minister de Geer weten, welke beteekenis deze hecht aan het opvangen van het accres. Bovendien, indien de heer de Reede had gekeken naar hoofdstuk VI Openbare Werken, dan had hij gezien, dat de uitgaven van dat hoofdstuk sedert 1930 gezakt zijn van 947.000.— tot 809.000.— in 1934. Verder wijst spreker er op, dat de uitgaven voor het open baar gewoon lager onderwijs in 1930 hebben bedragen 610.000.terwijl zij voor 1934 worden geraamd op 479.000.—. Er is wel bezuinigd en spreker wil den heer de Reede ver wijzen naar de globale cijfers, door Burgemeester enWethouders gegeven op bladzijde 21 van de Memorie van Antwoord. De heer Manders voegt spreker toe, dat dat accres der personeelsuitgaven toch niet kan blijven voortgaan. Spreker antwoordt, dat dit wel degelijk het geval is. Bij de politie is een groot verloop. De pensioenen der gepeiisioiineerde agenten komen toch op de begrooting en de jongen agenten krijgen steeds meer salaris. Vooral bij een snel wisselend personeel heeft men een accres van uitgaven. De heer Manders voegt spreker toe, dat het eenmaal tot stilstaan komt, maar spreker ontkent dat, omdat men altijd de komende en gaande man heeft, al geeft hij toe, dat er een zekere verzadigingstoestand komt. Deze begrooting is niet te geflatteerd en er is voor werk» loozenzorg weer een halve ton meer uitgetrokken. Van 1931 tot 1934 zijn de uitgaven met een ton of zeven gestegen, maar die vermeerdering is opgevangen, wel door enkele extra middelen zooals belastingverhooging, maar ook door bezui niging en versobering. Spreker hoopt daarmede voort te gaan en daarbij dan den verderen steun en de waardeering van de heeren de Reede en Bosman te mogen krijgen. Hoe moeilijk het is te bezuinigen, moet de heer Bosman toch wel deze week gemerkt hebben; zelfs de zachtste vorm van bezuiniging, de allervriendelijkste, n.l. het niet vervullen van een vacature, zooals van de vacature-dr. Muijzert, stuitte direct op tegenstand bij den heer Kooistra. Kan het nu zachtzinniger dan dat men een vacature niet vervult, en dan nog bij wijze van proeft De heer Bosman zegt, dat men met een krachtige hand te werk moet gaan en niet al te zachtzinnig moet zijn. De heer Goslinga, zegt dat een Wethouder geen Minister is en maar een zeer beperkten invloed heeft. De Minister kan zeggen: ik doe dat niet, maar in den Raad ligt een mooi betoog van den Wethouder soms met een meerderheid van één stem tegen de vlakte. Volgens den heer Kuipers is van de hooge ambtenaren wel te halen. Spreker heeft het eens laten uitrekenen: wanneer men dien heeren geen cent meer geeft, zoodat zij voor niets moeten werken dat zou zeer naar den zin van den heer Kuipers zijn dan is dat 5 op het geheele salarisbedrag. Spreker heeft echter toch hersens en ook ambtenaren met hersens noodig om de gemeente te besturen; gaf men hen geen salaris, dan zouden zij weggaan. De sociaal-democraten verzetten zich tegen elke bezuini ging. Onlangs was hier aan de orde een voorstel van Gede puteerde Staten om 5 te korten op de salarissen van den Burgemeester, den Secretaris en de Wethouders, maar on middellijk verklaarde de heer Vallentgoed, dat de sociaal-de mocraten er tegen waren. De heer Vallentgoed: Uit principe! Gemeentebegrooting Algemecne beschouwingen. (Goslinga e.a.) De lieer Goslinga zegt, dat de leeraren van het gymnasium worden gekort, omdat de Rijksregeling gevolgd moet worden en dan. verklaart weer een ander lid zich tegen. Men moet beseffen, dat men in een crisistijd leeft en dat men onmogelijk kan blijven staan op het standpunt van N.V.V. en S.D.A.P., dat er geen crisis is, zooals de heer Vliegen zeide op het Rotterdamsche Congres van 1931; daarmede heeft de S.D.A.P. haar greep op de groote massa verloren; deze ziet wel, dat er crisis is, men gevoelt het aan den lijve. En dan zegt de heer Jansonius, zoo eenigszins de Eriesche van Eek, een ervaren, in den dienst vergrijsd partijgenoot van den heer van Eek, dat harde maatregelen noodig zijn. Spreker erkent, dat de heer van Eek dat niet zegtde heer van Eek heeft wel een heel goede rede gehouden, maar zijn partijgenooten links en rechts hebben hem eigenlijk allen weersproken door allen met bezwaren te komen, wanneer men zich zelfs verzet tegen een korting op de hoogste sala rissen. Het verwijt van mevrouw Braggaar, dat de korting op het subsidie voor de schoolkindervoeding wreed en gevoelloos is, maakt niet den minsten indruk op spreker, wanneer men anderzijds niet wil medewerken de zaak sluitende te houden en het geld te vinden waar het is. Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat dit niet voor den Wethouder pleit, wanneer dit geen indruk op hem maakt. De heer Goslinga zegt, dat de burgerij dat maar moet uit maken. Als de sociaal-democraten weigeren aan eiken vorm van bezuiniging, ook den zachtsten vorm, mede te werken, dan verbeuren zij het recht om te zeggen, dat spreker wreed en gevoelloos is. Een dergelijke uitlating van mevrouw Brag gaar maakt op spreker niet den allergeringsten indruk meer de heer Schüller vraagtook uit principesprekers principe is om den boel voor elkaar te houden; hij wil het leven be schermen. De heer van Eek zegt, dat de Wethouder zich dan tot het Rijk moet wenden. De heer Goslinga vraagt wat dat toch geeft. Het is zoo uitermate moeilijk te bezuinigen. De sociaal democraten zijn overal tegen; dit legt een bijzondere verant woordelijkheid ook op de partijen, die gewoon zijn het College te steunen; die verantwoordelijkheid wordt verscherpt door de houding der sociaal-democraten, en van hen, die de S.D.A.P. steunen. Bezwaren van de rechterzijde tegen een onderdeel van het bezuinigingsplan kunnen dus gemakkelijker verdragen worden. Spreker begrijpt levendig dat tegen het dekkingsplan van het College bezwaren zijn gerezen. Een der voorstellen is al prijsgegeven, n.l. de vermindering van het schoenengeld bij de politie. De verlaging van de salarissen der vakonderwijzers, van de loonen der Suppoosten en der werksters, dit zijn harde maatregelen, zooals de heer Janso nius ze noemt, maar ze zijn noodig om een sluitende begrooting te krijgen, wat volgens den heer Verweij in dezen tijd toch meer dan in normalen tijd eisch is. Wanneer de S.D.A.P. niet wil medewerken en zelfs tegen den allerzachtsten vorm van bezuiniging stemt, dan legt dat op de regeeringspartijen een dubbele mate van verantwoordelijkheid om hun stem te geven aan dingen, die hun niet sympathiek zijn, maar wat zij moeten doen om de zaak voor elkaar te houden. Het gaat hier tenslotte om het algemeen belangde kunst van regeeren is niet anders dan het afwegen van de verschillende belangen tegen elkaar. Het uurloon van de werksters is in het algemeen 0.40, voor de bewaarscholen 0.35. De regeling is van het College en dateert van 1 Januari 1921. Bij de Politie verdienen de werksters 0.33 per uur, bij de Lichtfabrieken 0.37 J. Daarvoor is dus in het algemeen geen vaste regel. Bij par ticulieren is het loon ƒ0.30 zonder en ƒ0.25 met den kost vol gens de Arbeidsbeurs. Bij de rijksgebouwen is het uurloon met ingang van 1 Januari 1933 reeds gebracht op 0.30. Het is geen wonder, dat het College ook op dit punt met bezuinigingsvoorstellen komt, want het schoonhouden van scholen en gebouwen kost de gemeente per jaar 35.000. dat is dus niet een post, dien men buiten beschouwing kan laten. Nu zijn er verschillende manieren om dien te verlagen, maar het College kiest hier ook weer de zachtste en voor de menseben minst aanstootelijke. Er is nog een andere manier; die is onder het vroegere College in Amsterdam, toen de sociaal-democraten nog aan het roer waren, toegepast; dat heeft de heer Beekenkamp onwederlegbaar aangetoondmen behield de nominale loonen, maar verkortte de uren zoodanig, dat zij met 20 tot 25 minder loon naar huis gingen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 4