74 DONDERDAG 25 JANUARI 1934. Gemeentebegrooting Algcmcene beschouwingen. (Splinter.) Bij het grootensdeels in eigen beheer nemen van het ver voer zou met het oog op de topperioden bij het vervoer over een betrekkelijk groot aantal gemeentelijke auto's beschikt moeten worden, doch dan zouden des winters steeds eenige auto's opgeborgen moeten worden, wat behalve rente verlies, ook zou meebrengen moeilijkheden met de gemeente lijke chauffeurs, voor wie in de meeste gevallen wel geen voldoend nuttig emplooi te vinden zou zijn. De heer Schüller wenscht dan de auto's ter beschikking van andere gemeente diensten te stellen. Ongetwijfeld zal men bij de betrokken diensten op ernstige bezwaren daartegen stuiten, al was het alleen maar, omdat die andere diensten nimmer vast op het gebruik van de auto's zouden kunnen rekenen, waar immers Gemeentewerken te allen tijde, ook zoo noodig 's winters, over de auto's moet kunnen beschikken, hetzij voor den gewonen dienst, hetzij voor zandstrooien bij buiten gewone gladheid, die meestal plotseling intreedt. Ingebruik- geving aan andere diensten zou dan ook slechts zeer onregel matig kunnen plaats vinden, zoodat ook dit bezwaar tegen het vervoer in eigen beheer niet opgelost zou kunnen worden door het door den heer Schüller aangegeven middel. Inzake de onvolledigheid van het inschrijvingsbiljet wijst de heer Schüller er op, dat verschillende materialen niet voorkomen op het inschrijvingsbiljet van den aannemer, terwijl deze toch in 1933 die materialen heeft vervoerd, nl. lavakeien 10 X 16 X 18, waalklinkers 20 X 9 X 5| en rijn klinkers 18 X 8 X 3|. lavakeien 10 x 16 x 18 worden weinig meer gebruikt en daarom zijn keien van dat formaat niet in het inschrijvingsbiljet opgenomen. Waalklinkers dik formaat, en rijnklinkers zijn echter wel in het inschrijvings biljet voor 1933 genoemd, zij het zonder aanduiding van precies het juiste formaat, zooals de heer Schüller blijkbaar bedoelt, wat immers te ingewikkeld en practisch niet doenlijk zou zijn; omdat dit legio rubrieken zou opleveren. Spreker heeft zich eens de moeite getroost het betoog van den heer Schüller aan een uitgebreid onderzoek te onder werpen, niet zoozeer om de onhoudbaarheid daarvan aan te toonen, daarvoor zijn zeker zooveel woorden niet noodig maar om eens in het licht te stellen op grond van welk cijfer materiaal de heer. Schüller durft te vragen of de Raad in het vervolg wel kan vertrouwen op de voorlichting van het College. Thans de quaestie van het slechte straatwerk. Spreker begrijpt niet, dat de heer Kuipers nu moet beoordeelen of de straten slecht zijn; hij had dat beter aan een deskundige kunnen toevertrouwen dan dit zelf beoordeelen. In dat ver band vond de heer Kuipers de loonen van de straatmakers te laag, maar spreker moet dat weer afwijzen, gelijk hij ook verleden jaar heeft gedaan. In de bestekken worden minimum- loonen opgenomen aan de hand van het minimum-uurloon, dat straatmakers in gemeentedienst ontvangen, zoodat de straatmakers een behoorlijk weekgeld verdienen. Spreker moet erkeimen de juistheid van de opmerking van den heer Schüller, dat met de uitvoering in eigen beheer van het onderhoudswerk, b.v. van het schilderwerk, nog geen aanvang is gemaakt. Hij heeft geïnformeerd en kreeg ten antwoord, dat men, niet wetende of het aangevraagde bedrag zou worden toegestaan, liever wachtte tot na af handeling' van de begrooting. Aanstaanden Maandag zal er een aanvang mede worden gemaakt. Op de gedachte van den heer Schüller om alle onderhouds werken in eigen beheer te doen uitvoeren, kan spreker niet ingaan, omdat er behalve de werkloozen ook nog andere menschen zijn, die moeten leven. Er zijn vele kleine patroons, die zelf werken en hun vaste menschen hebben, zoodat bij uitvoering van al het werk in eigen beheer de werkloosheid slechts verplaatst zou worden. Spreker dankt de heeren van Eek en van Stralen voor hun waardeerende woorden voor de uitgebreide lijst van openbare werken, welke voor 1934 op het program staan. Er is gevraagd, of het nu positief vaststaat, dat al die werken zullen worden uitgevoerd, terwijl de heer van Stralen er zijn teleurstelling over uitgesproken heeft, dat, waar verleden jaar voor een bedrag van 822.350 aan werken zou worden uitgevoerd, slechts de helft van dat bedrag is verwerkt. De schuld daarvan heeft niet gelegen bij Gemeentewerken, maar aan verschillende omstandigheden, welke oponthoud hebben veroorzaakt. Spre.ker wijst op het recreatie-gebonw van Endegeest, een werk van 83.000.dat niet kon worden uitgevoerd, omdat er een geschil bestond omtrent de rooilijn, en voorts op de verbetering van den Hooge Rijndijk ten oosten de Roomburgerbrug, een werk van 50.000.De heer Eikerbout vroeg, of het gemeentebestuur daarin tegen werkte. Het gemeentebestuur heeft alleen medegewerkt dit werk te bespoedigen, maar het is een aangelegenheid, waarbij verschillende instanties zijn gemoeid. Die zaak ging hoofd- Gemcentcbegrooting Algemeene beschouwingen. (Splinter e.a.) zakelijk den Rijkswaterstaat aan, maar de gemeente heeft haar overgenomen, omdat de weg moest worden verbreed en de sloot aan de noordzijde van den weg moest worden gedempt. De stukken zijn nu naar den Rijkswaterstaat toe en spreker hoopt, dat deze spoedig zijn goedkeuring er aan zal geven; het werk kan dan worden uitgevoerd. Verleden jaar stond ook op het lijstje de doortrekking van de Oegstgeesterlaan, een werk van 90.000.Ook dit werk zit nog vast aan het vraagstuk omtrent de wijze van uit voering, evenals de demping van het Levendaalmisschien kunnen beide zaken tegelijk worden behandeld. Voor de doortrekking van den Wassenaarschen Weg was 94.000.uitgetrokken, maar achteraf bleek, dat het uit breidingsplan van Oegstgeest niet aansloot aan dat van Leiden. Dit werk kan geen voortgang hebben, zoolang geen overeenstemming met Oegstgeest op dit punt is bereikt. De verbetering van den Hoogen Rijndijk tusschen de Wilhelminabrug en de Roomburgerbrug met ingegrip van verbreeding van die brug, een werk van 24.000.welke een moeilijkheid vormde, maar daarvoor is een oplossing- gevonden, vereischte ook onderhandelingen met den Rijks waterstaat, zoodat nu spoedig tot uitvoering zal worden overgegaan. Hetzelfde geldt voor verbetering van Potgieterlaan, waar omtrent met de Nederlandsche Spoorwegen overeenstemming is bereikt. De heer van Stralen vroeg of de werken, die op de door hem gevraagde lijst van werken staan, wel tot uitvoering zullen komen. Spreker zal hiermede den grootsten spoed betrachten; hij vertrouwt dat de op die lijst vermelde werken wel degelijk tot uitvoering zullen komen, omdat het urgente werken betreft. In dit opzicht gelooft spreker den heer van Stralen zeker te kunnen bevredigen. De heer Goslinga zegt, dat de heer van Rosmalen vroeg of afschaffing van de gratificaties nu wel noodig was, waar het maar enkele honderden guldens betreft. Inderdaad zijn het maar enkele honderden guldens, niet zoo'n groot bedrag, maar het psychologisch effect van een dergelijke afschaffing is toch niet gering; het demonstreert nog eens ook tegenover het personeel, dat het bij de gemeente gaat nijpen en dat men ook op de kleintjes moet letten en ook kleine uitgaven moet afschaffen. Het zielkundig effect van een dergelijke afschaffing is niet van belang ontbloot. De Raad moet het echter tenslotte weten; spreker kan zich best voorstellen, dat men tenslotte over een dergelijk onderdeel van het dekkingsplan een andere meening heeft. Spreker zal daarvan geen portefeuillequaestie maken. Als het 3 ton was, dan was de heer Kuipers er ook tegen; laat de heer Kuipers nu niet spreken van de 300.van den heer van Rosmalen, die altijd het College steuntvan zoo'n lid kan spreker iets dergelijks beter hebben en dan zegt spreker: tracht medewerking te krijgen van meer Raadsleden; U zult daarmede het College natuurlijk niet dwars zitten. Het zal den heer Vallentgoed moeilijk vallen uit den laatsten tijd voorbeelden aan te halen van tewerkstelling van ge- pensionneerden door het College; over het algemeen maakt het zich daaraan niet schuldig. Er zijn nog enkele gevallen over uit het verleden, die langzamerhand uitsterven, maar nieuwe gevallen daarvan doen zich niet voor, behalve bij den Markt- en Havendienst. Toen daarbij alle gemeente werklieden afgeschaft zijn, zijn daar als kern van het nieuw te vormen personeel een paar behouden, waarvan er een gepensionneerd was; dat is gedaan om diens bijzondere om standigheden, vooral om zijn bijzondere betrouwbaarheid ten aanzien van de marktpenningen. Dit was in zekeren zin een proef; vroeger werd dat gedaan door het personeel van den plantsoendienst en van den bestratingsdienst. Als proef is dit opgedragen aan werkloozen, maar bij een dergelijke belangrijke taak moest men hebben een kleine kern van menschen, die men kende, wien men de allerbelangrijkste en verantwoordelijke taak moest toevertrouwen. Men weet wat bij de Woningstichting gebeurd is, maar men moet niet denken, dat het College daarvoor aansprakelijk isdat heeft de stichting zelf gedaan. Het is ook niet zoo kwaad; het was geen volledige betrekking; die man was daarvoor zeer geschikt. Gepensionneerden zoeken nu eenmaal nog wel eens eenig emplooi; dat kan men hun toch niet verbieden; de een is Raadslid, anderen maken zich op andere wijze ver dienstelijk voor de gemeenschap, maar er bestaat bij Burge meester en Wethouders geen neiging om menschen, die met pensioen den gemeentedienst hebben verlaten, weder in andere takken van dienst op te nemen. In de toekomst zal dat ook niet gebeuren. Men moet echter wel onderscheiden degenen, die een klein pensioentje hebben en er iets bij willen verdienen, en hen, die volledig gepensionneerd zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 12