WOENSDAG 24 JANUARI 1934.
41
Voortzetting van cle geschorste openbare vergadering van
22 Januari 1934 op Woensdag 24 Januari 1934, des
namiddags te 2 uur.
Voorzitter:
de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
Afwezig zijn thans de heeren van Es, Simonis en van
Weizen.
De Voorzitter brengt in herinnering, dat ingediend zijn de
volgende motie en voorstellen, waarvan hij zegt aan te
nemen, dat zij voldoende worden ondersteund, zoodat zij
een onderwerp van beraadslaging kunnen uitmaken:
1°. Motie van den heer Wilbrink, in zake een regeling,
als bedoeld in artikel 212 der gemeentewet, met betrekking-
tot grondverkoopen (No. 33).
2°. Voorstel van den heer Schüller, in zake het inwinnen
van advies bij de Commissie voor het Georganiseerd Overleg
over de interpretatie van artikel 9 der salarisregeling (No. 34).
3°. Voorstel van den heer Schüller, in zake het inwinnen
van advies van de Commissie voor het Georganiseerd Overleg
met betrekking tot de indeeling en salarieering van het
personeel, werkzaam bij het Gemeentelijk Radio-Distributie-
Bedrijf (No. 35).
4°. Voorstel van den heer Schüller, in zake het beschikbaar
stellen van 3000.boven het aangevraagde bedrag voor
onderhoud van straten en wegen (No. 36).
5°. Voorstel van den heer Kuipers, in zake de loonen van
vier der suppoosten aan het Stedelijk Museum ,,de Laken
hal" (No. 37).
Zullen worden behandeld bij de algemeene beschouwingen.
Voortgezet worden de algemeene beschouwingen over de
begrooting van inkomsten en uitgaven der gemeente voor
den dienst 1934.
De heer Kuipers zet zijn rede voort en zegt, dat zijn fractie
niet accoord gaat met het laten vervallen van gratificaties
bij de diensten en bedrijven en dezen post op ƒ300.ge
handhaafd wenscht te zien. Zij wenscht, alvorens een voorstel
te doen, de meening van Burgemeester en Wethouders te
vernemen.
Inzake het reglement van orde voor de vergaderingen der
ambtenaren- en werkliedencommissies, wijst spreker er op,
dat artikel 12 van de verordening van 17 Maart 1924 voor
schrijft, dat Burgemeester en Wethouders zulk een reglement
van orde vaststellen, de commissies gehoord, terwijl de slot
bepaling luidt, dat deze verordening wordt geacht in werking-
te zijn getreden op 1 Januari 1924. Burgemeester en Wet
houders verwijzen nu inzake het reglement van orde naar
de verordening van 18 Augustus 1919, doch deze is vervallen
door de verordening van 17 Maart 1924. In de ambtenaren
en werkliedencommissies is daarop meermalen gewezen, maar
Burgemeester en Wethouders zijn totdusverre nalatig ge
bleven de verordening van 17 Maart 1924 uit te voeren.
Spreker vraagt de aandacht van Burgemeester en Wet
houders voor deze aangelegenheid en hoopt, dat het feit,
dat 4 Raadsleden daarover algemeene beschouwingen hebben
gehouden, eenigen indruk op het College zal maken.
Is het nu zoo'n heksenwerk om opnieuw, gehoord de com
missies, een Reglement van Orde te ontwerpen"?
Het antwoord op de vraag, waarom de Directeur van
Gemeentewerken weigert een vergadering van die dienst
commissie bijeen te roepen, heeft spreker niet bevredigd.
Deze dienstcommissie kan op verzoek van 2 leden worden
bijeengeroepen en bovendien, wanneer de Directeur als Voor
zitter punten ter behandeling in de commissie heeft. De
Directeur heeft echter geweigerd deze dienstcommissie bijeen
te roepen, juist toen dit gevraagd isop een daartoe strekkend
verzoek is zelfs geen antwoord gegeven en dat is toch wel
aanvechtbaar. Door spreker zijn hierover tenminste 2 maal
in den Raad vragen aan den Wethouder gesteld; het ant
woord was niet in overeenstemming met het gevraagde. De
laatste dienstcommissie-vergadering had plaats, op verzoek
van den Voorzitter, op 12 en 18 Juli 1932.
Op 18 Augustus 1919 heeft de Raad een Reglement van
Orde vastgesteld "voor de Commissie van Overleg, waarvan
art. 1 als volgt luidt:
,,De vergaderingen van de Commissie worden in den regel
éénmaal per twee maanden ten Raadhuize gehouden op een
door den Voorzitter te bepalen dag en uur."
Dit Raadsbesluit heeft de Directeur van Gemeentewerken
niet uitgevoerdgedurende meer dan een jaar is geen dienst
commissie-vergadering gehouden. Dit is het College niet on
bekend, want in het onderhoud van de heeren Blom, van
der Hoeven en Schüller met den heer Tepe namens het
College hierover, heeft de heer Schüller den heer Tepe op
Gemeenlcbcgrooting Algemeene beschouwingen
(Kuipers.)
dit artikel gewezen en op de verplichting van den Directeur
om dit Raadsbesluit na te leven.
In zijn schrijven van 21 Juli 1933 erkent de Directeur
ook, dat hij zich aan dat artikel dient te houdenhij geeft
daarvoor echter geen verklaring. Dit is een zeer zwak punt
voor den Wethouder; hij had den Directeur kunnen ver
plichten een vergadering uit te schrijven.
Het College acht het niet op den weg der gemeente te
liggen bij uitbesteding van straatwerk de arbeidsvoorwaarden
door het College te doen vaststellenvolgens spreker ligt dit
juist op den weg der gemeente, omdat er in Leiden voor
beelden zijn van het af jakkersysteem en van slechte af
levering door dezen aannemer van straatwerk; het is voor
gekomen, dat na inspectie door de opzichters dergelijk werk
moest worden overgestraat door de gemeentelijke straat
makers, wat tijd en geld kostte.
Als het uitbestede straatwerk werd uitgevoerd onder de
tarieven of het grondloon, door den Raad vastgesteld, zou
dit voor de arbeiders en voor de gemeente voordeeliger zijn
en zou het straatwerk beter worden afgeleverd. Spreker
hoopt, dat in het vervolg het College bij openbare aanbe
steding van straatwerk b.v. de arbeidsvoorwaarden van het
Gemeente-personeel verplicht zullen stellen, of in de be
stekken zullen doen opnemen.
De opgave van het aantal personen in lossen-pensioen-
gerechtigden- en in tijdelijken dienst en op arbeidsovereen
komst is in de Leeskamer ter visie gelegd. Waarom is deze
opgave niet verstrekt aan alle Raadsleden"? Nu moet men
weer een wandeling daarvoor maken naar het Gemeentehuis
bovendien worden nu de andere Raadsleden niet ingelicht.
Was hier iets te verbergen"? Dit aantal is zeer toegenomen
en is nu 420, volgens dezen staat. Bovendien zijn hierin
niet opgenomen de werksters en schoonmaaksters, zij die
een nevenbetrekking hebben, de daglooners en zij die geen
volledige dagtaak hebben. Dus geheel volledig is dit
staatje niet.
Burgemeester en Wethouders verwijzen in zake het voor
stel van den heer Schüller en van spreker betreffende deze
tijdelijke loonen naar een uit te brengen praeadvies, dat
behandeld zal worden na de vaststelling in den Raad van het
ambtenaren- en werkliedenreglement. Dit uitstel kan sprekers
fractie niet bevredigen, want men traineert steeds de be
handeling van deze voorstellen en intusschen worden op
willekeurige wijze lage loonen aan deze menschen uitgekeerd.
Al drie jaren lang wacht men op de behandeling van het
ambtenaren- en werkliedenreglement in den Raad, maar zijn
er voorstellen tot loonsverlaging aan de orde, dan is men
er buitengewoon vlug bij die in het Georganiseerd Overleg
te brengen.
Het feit, dat er 175 amendementen op het ontwerp-ambte-
naren- en werkliedenreglement zijn ingediend, bewijst, dat
er aan dat ontwerp heel wat fouten kleven. Spreker hoopt,
dat althans dit jaar, en zooals is beloofd na de behandeling
van de begrooting, deze voorstellen, waarvan de afdoening
zeer urgent is, in den Raad zullen worden gebracht.
Bovendien is, zegt het College, de behandeling van een
reglement op den rechtstoestand van het politiepersoneel te
verwachten, zoodra het ambtenaren- en werkliedenreglement
door den Raad zal zijn vastgesteld. Ook dit antwoord van
Burgemeester en Wethouders is zeer rekbaar. De politie, die
altijd klaar staat den Leidschen inwoners recht te doen weder
varen, heeft zelve geen rechtspositie. Dit moest niet voor
komen. Meermalen heeft spreker gevraagd, wanneer dat
reglement in het Georganiseerd Overleg kwam, en dan was
het antwoord: zoo spoedig mogelijk, er wordt aan gewerkt,
enz. Op die manier verliest het College zijn vertrouwen bij
den Raad, want het wordt een nalatigheid, welke sprekers
fractie zeer afkeurt.
Inzake sprekers motie betreffende de regeling van het
verkeer op het kruispunt KorevaarstraatHoogewoerd
Breestraat (No. 25) zeggen Burgemeester en Wethouders,
dat, indien de regelen van het verkeer in acht worden ge
nomen, dit punt niet als gevaarlijk behoeft te worden be
schouwd, dat slechts op enkele oogenblikken van den dag,
bij het uitgaan van scholen, kantoren en fabrieken, van
buitengewone drukte sprake is en dat er op andere uren een
normale verkeersdrukte heerscht, welke zich behoorlijk
regelt. Als men zich daar eens een uurtje posteert, b.v. van
1 tot 2 uur 's middags, zooals spreker heeft gedaan, dan
ziet men, dat het op dit kruispunt, vooral in den zomer,
levensgevaarlijk is. Normale verkeersdrukte is er 's morgens
vóór 10 uur en 's avonds na 6 uur, doch op den dag en ge
durende de spitsuren is het verkeer er geweldig en gevaarlijk.
Spreker vraagt, of Burgemeester en Wethouders er weieens
aan hebben gedacht, dat er in Leiden ook nog voetgangers
zijn, die nota bene met zorg dit kruispunt moeten passeeren.