52 WOENSDAG 24 JANUARI 1934. Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen. (Voorzitter.) te zijn, dan vervalt de noodzakelijkheid van een vaste stand plaats. Met den heer Kuipers is spreker het niet eens, dat er bij de politie te veel hooger personeel is. Wat betreft het inhalen van overuren bij wijze van be zuiniging, wijst spreker er op, dat het maken van overuren bij bijzondere gelegenheden, b.v. op 3 October, plaats heeft en aanleiding geeft tot een uitgave, welke misschien bespaard kan worden. Wordt er een enkel overuur gemaakt, dan wordt dit ingehaald, maar spreker zal met den Commissaris van politie overwegen, of dat systeem niet ten aanzien van alle overuren kan worden toegepast. Nu de schoeisel-toelage bij de politie. Het verwondert spreker allerminst, dat de verlaging daarvan van alle zijden is aangevallen; hij is er zelf geen voorstander van, maar wanneer men de instructie van den Wethouder van Financiën krijgt: ,,kijk alles wat onder Uw beheer staat na of er niet wat te vinden is", dan zoekt men ernstig. Bij de politie is werkelijk niet veel te vinden, waarop bezuinigd kan worden men zon eenige uitgaven, gratificaties en toelagen voor diploma's, kunnen noemen, maar het College heeft besloten die niet voor verlaging in aanmerking te brengen, omdat dit behoort bij de salarissen en toen viel sprekers aandacht op het schoeisel. Er vóór pleit dat, in verband met den finan- cieelen nood van de gemeente men moet zoeken, waar men wat bezuinigen kan en dat de agenten vroeger ook geen tegemoetkoming voor hun schoeisel en beenkappen kregen, maar die kosten betaalden uit hun kleedingtoelage, die tamelijke overschotten liet, die de laatste jaren berekend werden op 42.49.75.en 79.Die overschotten kan men echter niet anders beschouwen dan als het resultaat van door de agenten ten aanzien van hun kleeding toegepaste bezuinigingen en het zelf verrichten van reparaties. Die zuinigheid is te waardeerendie bespaart de gemeente inder daad geld. Een argument tegen deze verlaging is, dat bij besprekingen in de Commissie ad hoc voor de salarisherziening dikwijls gezegd is, dat de agenten geen aanspraak hadden op verhooging van htm salaris, omdat zij al in het genot waren van zekere emolumenten. Dus is bij de agenten de meening ontstaan, dat zij inderdaad in die overschotten een soort salaris moesten zien. Bovendien is in 1904, toen de mogelijkheid van die overschotten in het leven geroepen is, door verschillende raadsleden uitgesproken, dat die moesten worden beschouwd als zeer kleine salarisverhoogingen, die aan het personeel graag gegund werden. Ook is juist, dat spreker den eisch heeft gesteld, dat beenkappen gedragen worden. Uit dit alles komt spreker tot de conclusie dat het beter is deze verlaging niet toe te passen en hij trekt dus namens het College het voorstel, om de toelage voor schoeisel en beenkappen voor 1934 nader te bepalen op ƒ10.in en handhaaft mitsdien het oorspronkelijk voorstel van 20. per jaar. Spreker is het niet eens met den heer Kuipers, dat het kruispunt Hoogewoerd-Korevaarstraat-Breestraat gevaarlijk is en dat het verkeer zich daar zelf niet regelt. Spreker acht het niet noodig daarin verandering te brengen door een vasten verkeerspost; de kosten daarvan zijn bovendien zeer hoog. Wat betreft de quaestie van de optochten, laat de Zondags wet aan het plaatselijk bestuur vrij des avonds, na afloop van de godsdienstoefeningen, optochten toe te staan. Het plaatselijk bestuur d. w. z. Burgemeester en Wethouders moet dit zelfstandig heoordeelende Raad mag zich daarmede niet bemoeien. De Raad kan moties aannemen terzake, doch spreker acht dat hoogst ongewenscht. Wanneer de wet bedoeld heeft die zaak aan het College te geven te zijner competentie, dan moeten anderen zich daarin niet mengen; men moet het College in zijn beslissingen op een dergelijk punt niet afhankelijk stellen van de wisselende inzichten in den Raad. Die punten moet het College onafhankelijk, niet als loo- pende aan den leiband van politieke partijen, kunnen be slissen. Daarin moeten zij den weg zoeken, die den minst mogelijken hinder en de minst mogelijke grieven, schade of nadeel geeft. Het is veel beter, dat de Raad zich van het uitspreken van een wenschelijkheid op dit punt onthoudt. Burgemeester en Wethouders kunnen ook in deze niet altijd precies dezelfde lijn volgenzij zullen bij het bepalen van hun standpunt ook weieens rekening moeten houden met den tijd, waarin zij leven. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, waarin zij zich kunnen veroorloven om, zooals de linkerzijde wenscht, een ruimer standpunt in te nemen, maar het kan ook voor komen, dat naar hun meening de tijdsomstandigheden ge bieden een minder ruim standpunt te huldigen. De Raad moet zich daarin niet mengen. De heer Beekenkamp verkeerde in een dwaling, toen hij zeide, dat eigenlijk door het College de optochten moesten Gemeentebegrooting Algemeene beschouwingen (Voorzitter.) worden toegestaan, tot het houden waarvan krachtens de Zondagswet toestemming wordt verleend. Die optochten worden door het College toegestaandit is het bevoegde orgaan. Een andere bepaling voorkomend in de verordening, op de Straatpolitie laat het aan den Burgemeester over. Andere ge meenten, b.v. Utrecht, hebben daarbij Burgemeester en Wethouders ingeschakeld, maar dat is uit een wettelijk oog punt onjuist. Practisch is het ook veel beter den Burgemeester de macht te geven. Men heeft hier te maken met twee mach ten, welke competent zijn en moeten concurreeren. Burge meester en Wethouders kunnen het houden van de bedoelde op tochten verhinderen en de Burgemeester kan het verhinderen. Het komt spreker gewenscht voor, de zaak onveranderd te laten en hij zou het betreuren, indien de heer Wilbrink een motie indiende om het houden van optochten gedurende den geheelen Zondag te verbieden. Zooals de zaak thans is geregeld, is zij voor Leiden op de beste wijze geregeld, in aanmerking genomen, dat bijzondere omstandigheden het College er toe zouden kunnen brengen te dezen een andere houding aan te nemen. Spreker ontraadt de aanneming van de motie van den heer van Eek. Wat. de loonen van de suppoosten van de Lakenhal betreft, was de heer Kuipers onjuist, toen hij zeide, dat Burgemeester en Wethouders die loonen wilden terugbrengen tot het vorige peil, d. i. 16.per week. De heer Verweij heeft indertijd een voorstel ingediend; toen heeft de Commissie voor de Lakenhal voorgesteld het loon te bepalen op 18.per week; de heer Bergers stelde voor ze op 20.te bepalen. Na raadpleging van de Commissie heeft het College van Bur gemeester en Wethouders gemeend het loon te moeten bren gen op het oorspronkelijk door de Commissie voorgestelde bedrag van 18.per week. Het is voor de betrokkenen wel een achteruitgang, doch een gerechtvaardigde, omdat de Commissie altijd het standpunt heeft ingenomen, dat voor dat werk een loon van 18.voldoende was. Het is geen inspannend werk en de arbeidstijd bedraagt gemiddeld slechts 37 j uur per week. Op de vraag van den heer Kuipers, waarom dit voorstel van Burgemeester en Wethouders niet in het Georganiseerd Overleg is gebracht, antwoordt spreker, dat daarvoor aller minst aanleiding' was, omdat die suppoosten niet in gemeente dienst zijn. Zij zijn arbeidscontractanten en vallen niet onder de betrokken verordening. Verder is er aangedrongen op bezuiniging' op de telefoon aansluitingen van gemeente-ambtenaren. Spreker vindt het, evenals de heer de Reede, zeer plezierig des avonds niet gestoord te worden, maar toch zou het niet goed zijn, indien sprekers telefoon werd weggenomen, en ook die van tal van hoofdambtenaren. De Secretaris en spreker kunnen die telefoon niet missen; zij kunnen zich niet ver oorloven des avonds niet aan de gemeentezaken te werken; herhaaldelijk moeten zij direct contact met de gemeente ambtenaren hebben. Bezuiniging in dit opzicht zou spreker niet gerechtvaardigd achten. Het gerucht, door den heer van Rosmalen gehoord, dat eenige bewakers van de Lakenhal vervangen zullen worden door meisjes, is juist; aan twee bewakers is ontslag aangezegd tegen 1 April a.s.; het is de bedoeling daarvoor meisjes in de plaats aan te stellen. Dit is een quaestie van bezuiniging en van verbetering in de bewaking: beter werk voor minder geld. Het betreft hier eigenaardig werk; sommigen kan men daarvoor eigenlijk niet gebruiken, zooals flinke jonge arbeids krachten; het is een zeer geestdoodend werk; voor jeugdige arbeidskrachten is het psychisch en moreel niet goed. Daarom is ook altijd gezocht naar oudere, gepensionneerde menschen. De ervaring met hen is evenwel ook niet altijd even gunstig gebleken is, dat men dingen uit de Lakenhal kan wegnemen zonder dat het gemerkt werd. De bewaking laat dus op het oogenblik nogal wat te wenschen over. In verschillende musea heeft men daarvoor jonge meisjes genomen en die bleken daarvoor zeer geschikt te zijn. Blijkbaar heeft op haar dit werk een geheel ander effect. Daarom heeft de Com missie voor de Lakenhal, die daartoe gerechtigd is, besloten deze bewakers, die overigens toch ontslagen zouden moeten worden, te vervangen door meisjesindien deze proef slaagt, blijft men daarbij. Slaagt de proef niet, dan zal men weer zijn toevlucht moeten nemen tot mannen, die voor het geringe daarvoor ter beschikking staande loon het werk zullen kunnen doen. In elk geval is dit aan het beleid van de Commissie overgelaten. Nu de quaestie van het uitbreidingsplan. Spreker heeft zelden duidelijker geïllustreerd gezien de wijze, waarop de heer Groeneveld meent het College te moeten helpen de gemeente te besturen. Als er één redevoering gehouden is, die grievend was voor ieder, die zijn best doet hier in het gemeentebelang' werkzaam te zijn, dan was het ongetwijfeld

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1934 | | pagina 12