WOENSDAG 20 DECEMBER 1933. 535 Raadhuisbouw. (Goslinga c.a.) De innerlijke gedachten, waaruit die kunstgewrochten en redevoeringen waren opgebouwd, harmonieerden met zijn innerlijkste gedachten. Wanneer de katholieke artist Kropholler een bouwwerk schept, waarin zijn katholieke principes zijn verwezenlijkt, is het in het geheel geen laag-bij-den-grondsche politiek, wanneer de heer Tepe, die in hart en vezelen katholiek is, dat mooi vindt. Het is hooge zielkundige noodzakelijkheid. Een katholiek möèt het mooi vinden en daarom vindt spreker het eigenlijk zeer onbegrijpelijk, dat de heer Tepe zich ver ontschuldigt met de mededeeling, dat hij niet voor het plan- Kropholler is, omdat deze architect katholiek is. Het protestantisme staat ten aanzien van het aesthetische, het religieuze en het zielkundige ver af van het Katholicisme. Om die reden kan spreker, die geboren en getogen protestant is en met de moedermelk het protestantisme heeft ingezogen, voor het kunstwerk van katholieken niet de bewondering hebben, die de heer Tepe er voor heeft. Dat spreekt vanzelf. De heer Huurman meent, dat de heer Goslinga dan niet naar Venetië moet gaan. De heer Wilmer Dus u wilt het plan-Kropholler niet, omdat u niet katholiek bent? De heer Goslinga zegt, dat het hem niet te doen is om kleine zieltjes vangerij. Spreker heeft even goed als de heeren Tepe en Wilmer het recht, zijn standpunt in fatsoenlijke be woordingen uiteen te zetten. Waarom moet hem dit worden bemoeilijkt? Het sluit in het geheel niet uit, dat anderen dan katholieken het plan-Kropholler mooi kunnen vinden. Even goed als katholieken hebben genoten van redevoeringen als die van dr. Kuyper en van schilderijen van Rembrandt, zonder protestant te worden, kunnen protestanten hoogelijk waar- deeren en diep respect hebben voor de schitterende uitingen van katholieke kunst, zooals men ze vindt in landen als Italië, zonder katholiek te worden. Calvinistische protestanten hebben het plan-Kropholler in hun adressen bij den Raad aanbevolen. Spreker neemt het dezen menschen niet kwaüjk, maar men moet zich ook kunnen voorstellen, dat een ander het er niet mede eens is, dat het plan-Kropholler als de beste oplossing moet worden be schouwd, en niet dezelfde gevoelens heeft. Spreker zou om een lief ding willen, dat een schitterend project van een calvinistischen kunstenaar ter tafel lag. Spreker is er bijna zeker van, dat hij er voor zou zijn, niet uit partijdigheid, maar wel omdat die kunstenaar in zijn plan had vertolkt de diepste roerselen van sprekers ziel. Spreker schaamt zich dan in het geheel niet voor zijn calvinis tische overtuiging, maar vindt het een eer, daarvoor te vechten. Waarom dan die verontschuldiging van den heer Tepe? De heer Tepe zegt, dat het jammer is, dat de heer Gosünga het eerste gedeelte van sprekers betoog niet in den Raad heeft gehoord, maar daarvan door middel van de verslagen in de pers kennis heeft moeten nemen. Indien de heer Goslinga sprekers betoog wel had gehoord, zou hij deze opmerkingen thans niet gemaakt hebben. De heer Goslinga merkt op, dat de heer Tepe het ook her haaldelijk in het College van Burgemeester en Wethouders heeft gezegd. De heer Tcpc Omdat wij er voortdurend van verdacht werden De heer Goslinga vindt die verdachtmaking ongegrond. De heer Wilmer merkt op, dat die verdachtmaking ook komt van de zijde van den heer Goslinga. De heer Goslinga ontkent dit absoluut. Spreker wil het van een hooger plan bezien en zegtdat een katholiek geniet van katholieke kunstuitingen, is niet meer dan logisch en begrijpelijk. Het spijt spreker, dat de heeren het onaangenaam vinden, maar hij kan het niet anders zien. De heer Manclcrs vindt dit een dwaasheid. De heer Goslinga is geen antipapist en heeft als zoodanig nooit bekend gestaan, maar bij diepgaande vraagstukken van aesthetischen, religieuzen en cultureelen aard kan het niet anders, of het verschil in zienswijze en afkomst komt naar voren. Het is in het geheel niet goed, dit te verdoezelen. Raadhuisbouw. (Goslinga e.a.) Het is ook niet noodig. Het behoeft de samenwerking op ander gebied niet te belemmeren. Het is echter veel eerlijker, er voor uit te komen en te zeggen: zus en zoo staat het. Spreker is daarom blij, dat hij dit even heeft kunnen zeggen. De Voorzitter geeft thans het woord aan den heer Vos. De heer Vos dankt den Voorzitter zeer, dat deze hem met eenigen spoed even gelegenheid geeft om aan den Raad een korte mededeeling te doen buiten de orde van den dag. De Voorzitter zegt, dat de mededeeling van den heer Vos toch betrekking heeft op de in behandeling zijnde zaak. De heer Vos zegt, dat zijn mededeeling betrekking heeft op hetgeen gisteravond is gebeurd. De Voorzitter kan den heer Vos daartoe tot zijn spijt het woord niet verleenen. Spreker dacht dat de heer Vos over het Stadhuisvraagstuk wilde spreken en had verstaan, dat hij zijn stem wilde motiveeren. De heer Vos heeft echter gelegen heid, die mededeeling bij de rondvraag te doen. De lieer van Eeckc zegt, dat de heer Wilmer volkomen gelijk had, toen hij sprak over het weinige enthousiasme, dat o. a. ook spreker in deze zaak toonde. Tegen sprekers zin hij spreekt geheel voor zich zelf is indertijd door de Raadsmeerderheid uitgemaakt, dat het nieuwe Stadhuis zou verrijzen achter de ruïne van Lieven de Key en vervolgens heeft de Raadsmeerderheid, ook tegen sprekers zin, besloten tot meervoudige opdracht aan 5 architecten. Spreker heeft steeds zeer veel gevoeld voor het plan van dr. Knuttel om een nationale prijsvraag uit te schrijven. Wanneer men dat gedaan had, dan zou men naar sprekers persoonlijke meening uit de impasse zijn; dat vermoedt spreker tenminste. Toen spreker die 5 plannen bestudeerde, en hij heeft ze goed be studeerd, vond hij in geen enkel daarvan iets dat hem enthousiast maakte. Spreker zou gaarne het voorbeeld van den heer Tepe gevolgd hebben; naar zijn gevoel en naar zijn smaak vond hij geen enkel van die 5 plannen gaaf. Daarom hebben ze bij spreker ook geen enthousiasme veroorzaakt. Te laat, spreker geeft dat volkomen toe, heeft hij aandacht geschonken aan het plan-van Nieukerken, waarin hij vooral den practischen bouw bewondert. Vele ambtenaren zullen gedurende eeuwen in dat gebouw moeten werken en spreker acht de indeeling geniaal. Spreker weet er niets van, dat zij die indeeling gedeeltelijk gecopieerd hebben, zooals spreker uit de woorden van den Wethouder moet opmaken; spreker heeft den plattegrond van het plan-Dudok nooit vergeleken met dien van het plan-van Nieukerken; hij zegt uitsluitend, dat hij de plattegronden van gebrs. van Nieukerken de beste acht, die er ingeleverd zijn en daarom heeft spreker als eerlijk man gezocht naar een oplossing; hij heeft gesproken met verschillende Raadsleden en hij dacht, dat er misschien een oplossing in een andere richting gevonden zou kunnen worden, maar het is hem gebleken, dat die oplossing illusoir zou zijn, en wel uit de woorden van den Wethouder, die zeide: als men 5 nieuwe plannen zou krijgen, zal zich het zelfde geval voordoen, want geen enkel van die 5 plannen kan een groote meerderheid in den Raad verkrijgen. Over den smaak valt niet te twisten; spreker legt zich daarbij neer en blijft het advies van de Raadhuis-Advies-Commissie volgen; hij betuigt den Wethouder zijn hulde voor diens rede over de nu ingediende plannen en blijft zijn stem be palen op het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer Beekenkamp vraagt allereerst het woord voor een persoonlijk feit. Dit betreft niet, dat spreker zich beleedigd acht door de provocatie van den heer Schüller, die terecht door den Voorzitter tot de orde geroepen is, omdat hij zich niet ontzag sprekers voorstel te beschuldigen van politieke geraffineerdheid en als een politiek schandaal-voorstel te betitelen. Dit betreft evenmin de beschuldiging van den heer Bosman, dat spreker de Raadhuis-Advies-Commissie van partijdigheid zou hebben beschuldigd. Het betreft den Wet houder van Fabricage, die gisteren de Raadsvergadering niet kon bijwonen en daardoor voor een lange pauze heeft gezorgd in de behandeling van het Raadhuisvraagstuk. Spreker hoopt, dat de dag van gisteren, die voor den heer Splinter een blijde dag was, voor hem ophelderend zal zijn geweest en voor sommige Raadsleden een dag van nieuwe gezichtspunten zal zijn geweest en dat hierin een voorteeken zij gelegen voor de toekomst van de Sleutelstad. Spreker complimenteert den heer Splinter nogmaals met zijn ver jaardag en hoopt dat het jaar, dat hij is ingegaan, niet alleen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 9