WOENSDAG 20 DECEMBER 1933.
533
(Splinter e.a.)
Raadhuisbouvv.
gehad het vroeger te doen. Spreker moet pertinent verklaren,
dat de heer Beekenkamp niet kan ontkennen heel goed
geweten te hebben, wat de gebroeders van Nieukerken in
hun schild voerden.
Waarom stelt de heer Beekenkamp ook niet voor, de
architecten van der Laan, Buurman en Mertens uit te
noodigen? Laat hij ook dezen heeren een kans geven, dan
krijgt men een nieuwe meervoudige opdracht, want daarop
komt het neer. Het stadhuisvraagstuk is dan weer voor een
jaar van de baan en dan staat men voor dezelfde debatten,
die thans gevoerd worden. Men komt dan nooit tot een einde.
Dan zegt de heer Beekenkamp: dat plan is prachtig,
maar de gebrs. van Nieukerken hebben de plattegronden van
het plan-Dudok overgenomen, voorzoover het in hun kraam
te pas kwam. Dat zegt niet alleen spreker, maar dat zeggen
zij ook zelf in de memorie van toelichting tot hun plannen:
„Wat de benoodigde ruimten betreft ontleenden wij de
gegevens aan de gepubliceerde plannen Du dok."
De heer Manders Dat zegt niets.
De heer Splinter weet nu eenmaal, dat hij het op bouw
kundig gebied niet altijd met den heer Manders eens kan
zijn, maar mag zijn meening hier even goed mededeelen als
de heer Manders.
De heer Manders zegt, dat de heer Splinter dit goed moet
lezen.
De heer Splinter kan dus nog niet eens goed lezen ook.
Wat ontbreekt er verder aan het plan der gebroeders
van Nieukerken? Dezen hebben er, evenals de beer Blaauw,
bijgetrokken de perceelen Vischmarkt 7 en 8 en Breestraat 92,
maar daarbij blijft het niet. Bleef dat plan dan maar binnen
de rooilijn, maar gebrs. van Nieukerken gaan aan de Visch-
markt maar even gemiddeld 6 M. door de rooilijn, aan den
hoek van de Kapelstraat, en aan de Koornbrugsteeg ge
middeld 2£ M., zoodat die niet 13 M. wordt, maar KL] M.
Dit is het plan-van Nieukerken en een dergelijk plan moet
men nu laten beoordeelen! Er is gezegd, dat gebrs. van
Nieukerken niet op de hoogte waren met het program van
eischen, maar zij zeggen zelf in hun memorie van toelichting
„Het thans geldend programma van eischen bestudeerende,
is ons gebleken, dat dit inderdaad is gebaseerd op een Raad
huis, begrensd door Breestraat, Yischmarkt en verbreede
Koornbrugsteeg.
Verdere bestudeering van het thans geldend programma
heeft onze overtuiging ten aanzien van het fundamenteel
beginsel van de oplossing van het Raadhuis vraagstuk, nl.
de lioofdgroepeering der af deelingen binnen het gebouw,
belichaamd in ons aanvankelijk plan, niet kunnen ver
anderen."
Spreker kan daaruit niet anders lezen dan dat zij het
programma van eischen hadden. Zij hebben het plan-Dudok
overgenomen en er inwendig aan geschaafd en geploegd
om het pasklaar te maken aan het programma van eischen.
Gebrs. van Nieukerken gaan nog veel verder en dempen de
Vischmarkt 2 M., juist ook een van de punten, waarover
het plan-Dudok gestruikeld is, maar zij maken het nog erger
dan de heer Dudok, want deze liet het nog glooiïend bij-
loopen tot aan de Koornbrugsteeg, maar zij nemen 2| M.
evenwijdig uit den grachtwand en dan krijgt men de aan
sluiting aan de Korenbeurs. Verder nemen zij de fontein en
zetten die midden in de Yischmarkt; daarvoor nemen zij
geen 2 M„ maar 4 M. in.
Zoo is het plan-van Nieukerken, dat de Raad zoo graag
wil zien. Neen, men wil het wel laten beoordeelen, maar
men wil het niet hebben; men wil echter toch laten zien,
dat het van dien aard is, dat het moet beoordeeld worden.
Dan de kosten. Er wordt nooit over gesproken, wat het
kosten mag. Het mag kosten lj millioen; gebrs. van Nieu
kerken beginnen met 1 !2 millioen. Zij nemen een inhoud
van 71.000 M3. a 22.per M3., waarvan ongeveer
1,2 millioen (of 16,80 per M3.) eigenlijke bouwkosten.
Architect Blaauw stelt den prijs per M3. op 20.Indien
de prijs van 16.80 (gebrs. van Nieukerken) te laag zou
zijn, dan zou uitvoering naar het plan-van Nieukerken nog
veel meer kosten; zou men den prijs per M3. van Kropholler
aanhouden 25.dan zou men zelfs op twee millioen
komen. Daarmede moet men ten slotte rekening houden.
Wat denkt men nu te bereiken met het plan-van Nieu
kerken? In liet voorstel staat, dat het principe niet losgelaten
mag worden. Aan het plan kan dus niets essentieels veranderd
worden, want het principe ligt vast.
Men kan er niets anders mede bereiken dan uitstel van
executie. Opnieuw zullen dan deze onaangename discussies
(Splinter e.a
Raadhuisbomv.
in den Raad gevoerd moeten worden. Het is voor den zesden
keer, dat spreker het stadhuisvraagstuk in den Raad be
spreekt, en hij hoopt van harte, dat er een tijd zal komen,
waarin hij dit gewichtige vraagstuk niet meer zal hebben
te behandelen.
Als de Raad er van overtuigd is, dat het plan-Kropholler
zooveel uitsteekt boven het plan-Blaauw, laat de Raad dan
het plan-Krophol]er kiezen. Dat is het eenige, wat de Raad
vandaag zou kunnen doen, indien hij niet met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders wil medegaan. Spreker
zal zich dit persoonlijk niet aantrekken.
Het voorstel van de heeren Beekenkamp, van Es en Wil
brink, heeft spreker met verbazing gelezen. Zij vragen den
Raad het College te machtigen aan de architecten Blaauw,
Kropholler en van Nieukerken te verzoeken, of zij de door
hen ingediende plannen nader willen bezien, eventueel her
zien, waarbij rekening mag worden gehouden met de tegen
die plannen ingediende bezwaren, doch de oorspronkelijke
opzet moet behouden blijven en de grenzen van het op
11 Juli 1932 door den Raad aangegeven bouwterrein mogen
niet overschreden worden.
Indien de Raad dit voorstel aanneemt, is architect Blaauw
uitgeschakeld, zijn plan is onthoofd, want hij moet blijven
binnen de terreingrenzen van het Raadsbesluit en hij mag
geen nieuwen opzet maken. Men kan even goed zeggen:
stem het plan-Blaauw onmiddellijk af!
Men zegt in het voorstel, dat „rekening mag worden
gehouden met de tegen die plannen ingediende bezwaren".
Moeten Burgemeester en Wethouders die bezwaren uit
werken? Op welke wijze moeten zij ter kennis van de archi
tecten gebracht worden? Liet eenige zal zijn, dat men hun
alle raadsverslagen geeft.
Indien hij in dit stadium het voorstel-Beekenkamp zou
durven aannemen, zou de gemeenteraad van Leiden een
zeer belachelijk figuur maken. Het gevolg van de aanneming
zou aldus zijn: Blaauw is weg, want voor het plan-
Blaauw bestaat dan geen kans meer, de gebr. van Nieukerken
gaan ook weg en dus leve Kropholler, waartegen spreker
persoonlijk geen bezwaar zou hebben, indien de Raad meent,
dat het in het waarachtig belang van de gemeente is dat
plan aan te nemen. De Raad is verantwoordelijk voor de
consequenties, 'spreker kan slechts als lid van het dagelijksch
bestuur aangeven, wat de meening van de meerderheid van
het College van Burgemeester en Wethouders is. Is de Raad
het daarmede niet eens, laat hij dan geen ander voorstel
aannemen, maar terstond het plan-Kropholler aanvaarden,
dan is men er af en is de knoop doorgehakt.
Intusschen gelooft spreker, dat men er nog niet is. Hoewel
hij er nog niets van gezien heeft, vermoedt hij, dat op de
een of andere wijze wel weer een ander voorstel zal worden
gedaan. Spreker heeft, toen hij om 2 uur ter vergadering
kwam, gehoord, dat er weer iets hangende zou zijn. Het is
er ten slotte den tegenstanders alleen om te doen één zieltje
te winnen. Laat men dit liever royaal en ruiterlijk erkennen,
zoodat Burgemeester en Wethouders weten, waaraan zij
zich te houden hebben.
Gekomen aan het einde van zijn betoog, zegt spreker
nogmaals: wij moeten voor Leiden krijgen het beste stadhuis.
Dat de Raad moge toonen dit te beseffen door, overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, het
plan-Blaauw te aanvaarden.
De Voorzitter heeft het voornemen gehad enkele woorden
aan deze zaak te wijden, in aansluiting aan datgene, wat de
heer Splinter namens de meerderheid van het College in
het midden zou brengen. Hij zou echter daardoor slechts
afbreuk kunnen doen aan het betoog van den heer Splinter,
gezien de voortreffelijke wijze, waarop deze zich gekweten
heeft van de bijzonder moeilijke en zware taak dit vraag
stuk te behandelen, waaraan zeer veel moeilijke kanten
zitten voor ieder, die zich er mede bezig houdt. Voorloopig
zal spreker dan ook niets over het voorstel zeggen. Wellicht
zal hij het zijne er van zeggen, wanneer blijkt, dat de Raad
op sommige punten nog niet door het betoog van den heer
Splinter overtuigd is, waarbij spreker dan tevens iets zal
kunnen zeggen over den aard van het voorstel van de hee
ren Beekenkamp, van Es en Wilbrink.
De heer Goslinga heeft het woord gevraagd tot het maken
van enkele opmerkingen, niet omdat hij het niet in elk opzicht
met den Voorzitter eens is, dat zijn collega van Fabricage
het voorstel van Burgemeester en Wethouders voortreffelijk
heeft verdedigd, maar omdat spreker iets op het hart ligt,
dat er af moet.
Spreker wordt er in de eerste plaats toe genoopt door de
opmerking van den heer Beekenkamp aan zijn adres. De