WOENSDAG 20 DECEMBER 1933.
547
(Tepe.)
Raadhuisbouw.
Advies-Commissie aan het College werd voorgelegd, was
sprekers eerste gedachte, dat de Raadhuis-Advies-Commissie
deze moeilijkheid niet aan het College had moeten voorleggen,
maar zonder meer had moeten weigeren het plan-Blaauw te
beoordeelen, zeer zeker nadat de Raadhuis-Advies-Commissie
aan den heer Kropholler had medegedeeld, dat diens plan
niet voor beoordeeling in aanmerking zou komen, wanneer
hij in veel geringere mate zou afwijken van het programma
van eischen.
Toen de Raadhuis-Advies-Commissie echter tegelijkertijd
aan Burgemeester en Wethouders mededeelde, dat het plan,
hetwelk zoo sterk tegen het programma van eischen ge
zondigd had, zulke voortreffelijke eigenschappen bezat, dat
het eigenlijk onverantwoord zou zijn, het buiten beschouwing-
te laten, heeft spreker niet voor zich de verantwoording
durven dragen een zoo voortreffelijk geacht plan zonder
meer in den doofpot te stoppen, althans er aan mede te
werken, dat het daarin werd gestopt.
Spreker heeft toen overwogen, dat indien waar was, wat
hij op dat moment niet kon beoordeelen, dat het plan zulke
voortreffelijke eigenschappen had, misschien wel het eenige
was, dat voor uitvoering in aanmerking zou komen, hij,
door het medewerken aan een verbod tot beoordeeling van
het plan, ook zou medewerken aan het onmogelijk maken
van de oplossing van het Stadhuisvraagstuk in Leiden.
Daarom heeft spreker aan dat verbod niet medegewerkt.
Het is nog de vraag of, ook al had spreker er wel aan mede
gewerkt, er door de meerderheid van het College zoo over
gedacht zou zijn, maar die vraag laat spreker in het midden.
Het gevolg is geweest, dat het plan-Blaauw beoordeeld is
geworden. Spreker is wel geneigd zich bij die beoordeeling
verder neer te leggen, maar hij is niet geneigd zich er zonder
meer bij neer te leggen, dat dit het eenige plan is, dat nader
door den Raad bezien zal moeten worden, nadat het behoorlijk
is uitgewerkt. Het plan-Blaauw ontleent voor een groot deel
zijn voordeelen aan het feit, dat de panden Visclimarkt 7
en 8 er bij getrokken zijndit wordt erkend door de Raadhuis-
Advies-Commissie; deze erkent ook, dat wat vormgeving
betreft het plan-Kropholler inderdaad ook voor beoordeeling
in aanmerking komt. Voor spreker staat vast dat een zuiver
oordeel over de vraag, welk plan in zijn geheel het meeste
voldoen zal, onder de gegeven omstandigheden alleen dan
te verkrijgen is, wanneer ook Kropholler alsnog een plan
kan maken, waarin beide panden betrokken zijn. Wat vorm
geving betreft, is men van oordeel, dat Kropholler in aan
merking komttegen de indeeling worden bezwaren gemaakt,
maar die kunnen worden opgeheven, ook volgens het oordeel
van de Raadhuis-Advies-Commissie; de indeeling kan worden
verbeterd door bijtrekking van beide panden. Waarom is
het spreker nu te doen en moet het ook de Raadhuis-Advies-
Commissie te doen zijn? Per slot van rekening om een keuze
te kunnen doen uit volkomen naar objectieve principes
te beoordeelen plannen. Daarmede wil spreker volstrekt niet
betoogen, dat ook de andere architecten nog gelegenheid
zullen moeten hebben hun plannen daarbij te betrekken;
die zijn immers buiten de beoordeeling gevallen juist op
grond van de vormgeving; daaraan valt niets te veranderen,
ook niet door de bijtrekking van de 2 panden. Kropholler
is evenwel door de Raadhuis-Advies-Commissie uitgesloten
op grond van de indeeling; die is wel te verbeteren door
bijtrekking van de 2 panden. Er zijn dus 2 plannen over
gebleven na de selectie, waaruit, als ze op denzelfden grond
slag, nl. op hetzelfde terrein hadden kunnen worden uit
gevoerd, een keuze zou moeten worden gedaan. Nu kan niet
alleen aan den Raad in zijn geheel, maar ook aan de geheele
Leidsche burgerij en aan geheel Nederland alleen dan be
vrediging geschonken worden, wanneer de zekerheid ver
kregen wordt, dat men ook werkelijk straks een keuze zal
doen en kan doen uit in casu 2 ontwerpen, die op hetzelfde
terrein betrekking hebben en daardoor beide kunnen laten
zien, welk van beide in zijn geheel genomen, dus zoowel
wat bouwvorm als wat indeeling betreft, de meeste aan
beveling verdient. Gaat men op deze gedachte niet in, dan
zal den Raad telkens en voortdurend het verwijt blijven
treffen, dat men niet voldoende serieus onderzocht heeft
welke mogelijkheden er nog zaten in het plan-Kropholler,
wanneer dat hervormd zou zijn en zou zijn ingediend op het
zelfde bouwterrein als de heer Blaauw tot zijn beschikking had.
Om die reden dient spreker een daartoe strekkend amende
ment op het voorstel van het College in.
Spreker zou het in hooge mate betreuren, waimeer hier
een besluit genomen zou worden, door den Raad, dat een
zeer groot deel van den Raad geen bevrediging geeft.
Spreker is er van overtuigd, dat zelfs wanneer dit amende
ment wordt aangenomen, de kansen van architect Kropholler
daardoor niet zeef veel zullen stijgen, niet omdat spreker
(Tepe e.a.)
Raadhuisbouw.
er niet van overtuigd zou zijn, dat architect Kropholler een
meer dan gelijkwaardig plan zou ontwerpen, maar wel omdat
men zich reeds zoozeer heeft vastgekoppeld aan het plan-
Blaauw, dat het misschien voor de meerderheid van den Raad
heel moeilijk zal zijn, straks tot een andere overtuiging
gebracht te worden.
Men zal dat moeten afwachten.
Spreker heeft het gevoel, dat de Raad niet gedaan heeft,
wat de Raad doen kan, wanneer niet aan architect Kropholler
de opdracht wordt gegeven, op hetzelfde terrein, dat architect
Blaauw tot zijn beschikking heeft gehad, een plan te
ontwerpen.
De X oorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement
van den heer Tepe luidende:
Ondergeteekende stelt voor, in de voorstellen van B. e.i W.
de volgende wijzigingen aan te brengen:
a. ongewijzigd;
b. ons college te machtigen, het plan van den architect
C. J. Blaauw nader door dezen te doen uitwerken en den
architect Kropholler te verzoeken, een uitgewerkt plan op
het met de panden Vischmarkt 7 en 8 uitgebreide, voor den
stadhuisbouw aangewezen terrein in te dienen een en
ander in overleg met ons college en de Raadhuis-Advies
Commissie waarbij rekening zal worden gehouden met
de wijzigingen, welke door ons college noodig zullen worden
geoordeeld
c. te besluiten, dat uit de uitgewerkte plannen door uwe
vergadering een keuze zal worden gedaan;
d. ongewijzigd."
Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilbrink gevoelt behoefte, nog een enkel woord
te zeggen, omdat de heer Beekenkamp het tamelijk erg te
verduren heeft gehad en spreker zich er een beetje ver
antwoordelijk voor gevoelt, aangezien hij met den heer
Beekenkamp het voorstel onderteekend heeft.
Spreker ziet niet in, waarom de heer Beekenkamp eerder
met zijn voorstel had moeten komen, omdat hij lid van de
Commissie van Fabricage is. Ieder Raadslid doet precies
als het College, dat ook weieens gedachten tot uitvoering-
wil brengen, maar, als er bezwaren zijn, met het indienen
van een voorstel wacht tot het tijdstip, waarop het meent,
dat dit voorstel een gunstig onthaal zal vinden.
Men tracht weieens Raadsleden te polsen en een goede
stemming voor een voorstel in den Raad te kweeken.
De heer Beekenkamp heeft ook gewacht tot het oogenblik,
waarop naar zijn meening eenige kans bestond, dat zijn
voorstel een gunstig onthaal zou vinden. Hij heeft het ge
poogd in de Commissie van Fabricage, maar vond daar het
veld niet bereid. Hij heeft verder afgewacht en ook dezen
en genen gepolst, tot hij meende, dat het gunstige oogenblik
er was, in alle geval dat de laatste kans er was om datgene
te doen, wat hij meende te moeten doen om Leiden het
beste stadhuis te geven.
De heer Bosman heeft hedenmiddag- gezegd, dat hij niet
zoo vlug enthousiast was, niet hield van menschen, die zoo
vlug opvliegen en het gelukkig vond, dat er ook menschen
zijn, die de zaak wat kalm bekijken.
Die kalme menschen kunnen echter ook, zonder zich
enthousiast te uiten, hunne volle instemming- betuigen en
dat heeft de heer Bosman niet gedaan. Hij heeft het plan-
Blaauw aanvaard met de woorden: zooals het nu is, acht
ik dit het beste, dat er is. Hij heeft echter niet gezegd, dat
het zijn instemming had.
Toen de zaak zoo stond, was het niet alleen het volste
recht, maar ook de dure plicht van de Raadsleden, die
meenden, dat een andere en betere oplossing mogelijk was.
aan het laatste mede te werken.
Want al geeft spreker toe hij heeft er in eerste instantie
op gewezen dat de verdediging, die het College van het
plan-Blaauw in het prae-advies heeft gegeven, eigenlijk niets
was, hij erkent gaarne dat de Wethouder een zeer knappe
rede heeft gehouden ter verdediging van het voorstel, zoodat
het wel lijkt, alsof hij zijn kruit heeft bewaard voor de open
bare behandeling in den Raadmen kan het echter ook zoo
zien, dat actie wekt actie: al is men dan niet zoo enthousiast
voor een plan, zooals bleek uit het Ingekomen Stuk, het is
begrijpelijk dat als op dit voorstel een stevige actie is ont
wikkeld men toch weer in een bepaalde spanning komt,
als men eenmaal gekozen heeft voor een bepaalde oplossing,
en dat men alles er op zet om zijn oorspronkelijk denkbeeld
te handhaven. Het is evenwel toch ook niet zoo verwonderlijk
dat men niet zoo enthousiast was voor het voorstel van het