WOENSDAG 20 DECEMBER 1933. 545
Raadhuisbouw.
(Schüller e.a.)
op die en die gronden weiger ik mede te werken aan de
beoordeeling van het plan-Blaauw. De heeren Tepe, Bergers
en hun heele fractie hebben dus over het feit, dat het plan-
Blaauw beoordeeld is, op het oogenblik niets te zeggen.
De heer Tepe als Wethouder en de heer Manders als
lid van de Commissie van Fabricage, zijn er in de vergadering
van Burgemeester en Wethouders en in de Commissie van
Fabricage vóór geweest, dat het plan van den heer Blaauw
door de Raadhuis-Advies-Commissie beoordeeld en bij den
Raad ingediend zou worden.
De heer Tepe heeft er ook geen woord over gezegd.
De heer Scliiiller zegt, dat de heeren het plan-Blaauw, het
prae-advies van Burgemeester en Wethouders en het advies
van de minderheid van het College niet verdedigd hebben,
maar hun verdediging geconcentreerd hebben op het plan-
Kropholler, terwijl zij het plan-Blaauw op de felste wijze
hebben bestreden.
Spreker geeft volmondig toe, dat de heer Tepe een knap
betoog heeft gehouden, al is spreker het met den inhoud van
dat betoog niet eens.
Spreker is sedert 1925 lid van den Raad en hij wil eerlijk
zeggen, dat het naar zijn oordeel de eerste keer is geweest,
dat de heer Tepe een behoorlijk betoog heeft gehouden,
waarbij men nu nog rekening moet houden met de omstandig
heid, dat het een materie geldt, waarin de heer Tepe evenmin
thuis is als elk ander Raadslid.
De r.k. fractie acht het plan-Blaauw uit principieele
overwegingen onaanvaardbaar, d. w. z. dat de heer Tepe het
advies, dat hij aan den Raad heeft gegeven, zelf heeft be
streden. De R.K. fractie zal zich dus onmogelijk kunnen
vereenigen met een voorstel om de architecten Blaauw en
Kropholler de teekeningen opnieuw te laten maken. Zij zal
zich, gezien haar bestrijding van het prae-advies van Burge
meester en Wethouders, ook niet kunnen vereenigen met het
voorstel van den heer Beekenkamp om den heeren Blaauw,
Kropholler en van Nieukerken te verzoeken, hun plannen
nader uit te werken. Volgens haar bestrijding van het prae-
advies van Burgemeester en Wethouders is er slechts één
plan, dat èn wat de indeeling èn wat de architectuur betreft,
goed is n.l. het plan-Kropholler. Als zij zou stemmen voor
het voorstel-Beekenkamp en voor een eventueel nog in te
dienen voorstel, om alleen de plannen-Blaauw en Kropholler
te laten uitwerken, dan doet men dit dit hebben spreker,
en de heeren Splinter en Goslinga zeer juist aangevoeld
om bijkomstige redenen en uit, er is gezegd tactische, maar
spreker zegt, politieke overwegingen.
De heer de Reede heeft met groote belangstelling het
betoog van den heer Splinter gehoord; daardoor is er voor
spreker wel iets veranderd; z. i. is de Wethouder geslaagd aan
te toonen de superioriteit van het plan-Blaauw boven de
andere plannen en aannemelijk te maken bovendien, dat het
plan-Blaauw in zijn voornaamste tegenwoordige vormen zoo
kan worden gewijzigd, dat het zal voldoen aan de te stellen
eischen. Echter zijn voor spreker toch nog wel eenige vragen
open gebleven en is voor hem door die mededeelingen van
den Wethouder nog niet absoluut komen vast te staan, dat
in alle opzichten aan de bezwaren zal worden tegemoet
gekomen. Terecht zeide de heer Bosman echter, dat bij
dergelijke plannen altijd wel bezwaren overblijven en dat
die plannen in den regel zoodanig worden gewijzigd, dat
die bezwaren wel worden ondervangen. Het wordt hier
tenslotte een quaestie van vertrouwen in het beleid van het
College bij het overleg met den architect en spreker wil dat
vertrouwen aan het College niet ontzeggen, maar rekent er
dan zeer sterk op, dat het College alle bezwaren, in den Raad
geuit, en ook speciaal de verdiepinghoogte zeer ernstig onder
het oog zal zien en naar vermogen zal zorgen dat het gebouw
zal worden goed verlicht en behoorlijk ruim. Nu de zaak voor
spreker zoo staat, durft hij zijn bezwaren niet te handhaven
die zijn, in hoofdzaak, door den Wethouder weerlegd; deze
heeft althans aannemelijk gemaakt, dat ze ondervangen
kunnen worden en nu mag van spreker ook verwacht worden,
dat hij het vertrouwen zal geven, dat het College totnutoe
verdiende; hij laat in deze zaak de leiding over aan het
College. Spreker behoudt zich dan tenslotte het recht voor
om straks, wanneer de uitgewerkte plannen opnieuw in
bespreking komen, hierop nog terug te komen en te oordeelen,
of aan die bezwaren voldoende is tegemoetgekomen. Het
doet spreker genoegen dit standpunt te kunnen innemen;
hij zal vóór het voorstel van het College stemmen.
De heer Tepe is erkentelijk voor de waardeering, die van
verschillende zijden (zooeven nog door den heer Schüller,
Raadhuisbouw.
(Tepe.)
zij het dan ook in een vorm, die meer gelijkt op een hatelijk
heid dan op een compliment) voor zijn rede in eersten termijn
is uitgesproken, maar zou het meer op prijs hebben gesteld,
indien zijn rede minder gewaardeerd en beter begrepen was.
Nog meer zou hij het op prijs hebben gesteld, indien zijn
rede anderen had overtuigd.
Het verbaast spreker niet, dat zijn rede door verschillende
Raadsleden zeer verkeerd begrepen is. Het behoeft niemand
te verwonderen, dat men elkaar bij de! bespreking vaD derge
lijke onderwerpen gemakkelijk kan misverstaan, maar er
bestaan nu toch enkele misverstanden, die niet hadden
behooren voor te komen.
In de eerste plaats heeft de heer Schüller spreker van
alles in den mond gelegd, waarvan deze hoegenaamd niets
heeft gezegd.
De heer Schüller heeft o.a. willen betoogen, dat sprekers
bewering ,,Ik ben niet een voorstander van het plan-Krop
holler, omdat Kropholler katholiek is", wordt gelogenstraft
door sprekers eigen opmerking, dat de bouwtrant van Krop
holler overeenstemt met de katholieke opvattingen. Had
spreker de laatste opmerking inderdaad gemaakt, dan nog
zou het argument buitengemeen zwak zijn, maar spreker
heeft daarvan in zijn rede geen woord gezegd.
In de tweede plaats heeft de heer Schüller spreker er van
beticht, dat deze de S.D.A.P. heeft verweten, dat zij in dezen
een politiek spel speelt. De vrijheid voor het uitspreken van
deze bewering ontleent de heer Schüller aan het feit, dat
spreker den arclütect Jan Jans heeft geciteerd, die volgens
sprekers vaste overtuiging sociaal-democraat was, toen
spreker zijn rede op schrift stelde.
Uit deze bewering blijkt, dat de heer Schüller van de
geheele portée van sprekers rede absoluut niets begrepen heeft.
Spreker heeft architect Jans geciteerd om te doen uit
komen, dat niet alleen katholieken, maar ook anders
denkenden waardeering mogen hebben, inderdaad hebben
en ook hebben uitgesproken voor het plan-Kropholler.
Heeft spreker daarmede een beschuldiging gelanceerd aan
het adres van de S.D.A.P., dat zij politiek bedrijft?
Spreker begrijpt er niets van!
Spreker kan gerust van deze zaken afstappenbij de
zakelijke debatten zijn zij ten slotte niet meer van veel
beteekenis.
Er zijn ook zakelijke misverstanden ontstaan naar aan
leiding van sprekers rede.
Zoo heeft de heer Groeneveld spreker niet begrepen, toen
hij Kropholler hulde bracht voor het feit, dat hij den ouden
toren op de oude plaats wenschte te bouwen, hetgeen volgens
den heer Groeneveld een klein kunstje zou zijn. dat iedereen
kan. Spreker heeft Kropholler die hulde ook niet gebracht,
omdat hij hem technisch daartoe in staat achtte, maar wel,
omdat hij in zijn kunstenaarsconceptie begrepen had, dat
de toren behoorde te worden teruggebracht op de oude plaats.
Vervolgens hebben eenige heeren, onder wie de heeren
Wilbrink en Splinter, gemeend uit sprekers rede te moeten
distilleeren, dat spreker te weinig oog had voor de praktijk
van het leven, omdat hij geen of te weinig waarde hechtte
aan de indeeling van het gebouw en zij hebben hem verweten,
dat hij zich zoii blind staren op het aesthetische effect en
de practische bruikbaarheid van het gebouw zou negeeren,
maar niets is minder waar dan dat. Spreker heeft uitsluitend
betoogd, dat beide factoren in aanmerking moeten worden
genomen, maar dat het niet aangaat om de practische bruik
baarheid te doen overwegen boven de aesthetische waarde
van het gebouw. Spreker heeft gezegd: over de inrichting
van een gebouw kan gesproken worden met den architect;
wat aan de inrichting hapert, is te herstellen en te wijzigen
door overleg met den architect. Sprekers grondgedachte
daarbij is altijd geweest deze, dat de 5 uitgenoodigde archi
tecten alle 5 in staat zijn en bekwaam genoeg om een goeden
plattegrond te leveren, zij het na gepleegd overleg met het
Collegespreker heeft verder gezegd omtrent den aesthetischen
kant, omtrent de kunstenaarsopvatting, die moet belichaamd
zijn in een stadhuis, dat daarover niet te transigeeren of te
redeneeren valt: hij heeft het of hij heeft het niet; men kan
iemand niet tot kunstenaar redeneeren; hij is als zoodanig
geboren en als hij het niet is, wordt hij het nooit, niet door
redeneeren en niet door transigeeren.Spreker heeft daarmede
echter Arol strekt niet de waarde van de inrichting willen
kleineeren; wel heeft hij gezegd, dat dikwijls architectonisch
slechte bouwwerken zijn uitgevoerd, omdat men te veel
Avaarde hechtte aan de practische inrichting.
Dan is nog een opmerking gemaakt door den heer Goslinga,
die deze zeer zeker niet gemaakt zou hebben als hij van het
eerste deel van sprekers rede anders had kennis genomen
dan alleen uit een courantenverslag, als hij persoonlijk
sprekers betoog had gehoord; dan zou hij waarschijnlijk een