544 WOENSDAG 20 DECEMBER 1933. Raadhuisbouw. (Schiiller e.a.) plan-Dudok zijn afgegaan en men beweert, dat deze archi tecten geen andere maten en gegevens hebben gehad, is het onjuist, want zij hadden deze uit de Handelingen van 2 December 1929 kunnen halen. Het plan-van Nieukerken heeft ook een plein, evenals het plan-Blaauwde heer Beeken kamp is tegen het plein van Blaauw, maar hij is er niet tegen, dat het plan-van Nieukerken beoordeeld wordt, waarin ook een plein, al is het dan niet zoo groot, voorkomt. Speciaal de heer Tepe maakt er bezwaar tegen, dat in het plan-Blaauw de toren niet op zijn oude plaats komt; hij vindt dit juist het mooie in het plan-Kropholler. Maar als de katholieken meegaan met het denkbeeld om het plan-van Nieukerken te laten beoordeelen, dan nemen zij er tevens genoegen mee, dat de toren niet op de oude plaats komt, want in het plan-van Nieukerken staat de toren ongeveer op dezelfde plaats als in het plan-Blaauw, alleen iets naar voren, omdat het plan-van Nieukerken kleiner is. Met de binnenplaats van het Koninklijk Paleis te Amsterdam blijkt de heer Beekenkamp slecht op de hoogte te zijn; het verwondert spreker zeer bij iemand, die Oranje gezind is. dat hij niet eens weet hoe het Paleis van H.M. de Koningin en van Zijn Koninklijke Hoogheid er uit ziet. Spreker heeft gezegd, dat de twee kleine binnenplaatsen geen afbreuk doen aan de monumentaliteit van het gebouw, terwijl de heer Beekenkamp als grondslag zou hebben ge nomen, alsof spreker had gezegd, dat die kleine binnenplaatsen wat de lichtvalhng betreft, geen bezwaar opleveren, of vol doende waren. Het licht is echter overal zeer slecht in het Paleis tengevolge van de dikke muren; in het woonvertrek van den opzichter gelegen tegenover het postkantoor moet overdag licht worden gebruikt. Hiermede is het geheele betoog van den heer Beekenkamp in elkaar gezakt; hij weet blijkbaar niet hoe de verhouding in het Paleis te Amsterdam is. De heer Beekenkamp zegt, dat de heer Schiiller dus erkent, dat het daar donker is. Daarom ging het! De heer Schiiller zegt, dat de heer Beekenkamp het wil laten voorkomen alsof het daar alleen donker was, omdat er twee kleine binnenplaatsjes waren en dat is niet juist; de heer Beekenkamp moet het stellen zooals het is en goed citeeren. Zoo is het ook met het citaat van den heer Beekenkamp uit de „Vooruit" betreffende het kantoor van den Fabrieks- arbeidersbond. Uit de woorden in de „Vooruit", dat architect Versteeg er een verdieping op heeft gezet zonder de architec tuur van het geheel te schaden, leidt de heer Beekenkamp af, dat men voor die architectuur van de gebrs. van Nieu kerken zooveel bewondering had. Dit blijkt echter uit niets; integendeel, uit het feit, dat men de verbouwing aan een anderen architect heeft gegeven dan aan gebr. van Nieu kerken, die het huis hebben gebouwd, blijkt van bewondering al heel weinig. Van een tegenspraak met de afkammerij van de gebr. van Nieukerken is geen sprakeze bestaat alleen in de verbeelding van den heer Beekenkamp. De heer Beekenkamp en de roomsch-katholieke fractie hebben de sociaal-democratische fractie verweten, dat zij uit politieke overwegingen voor het prae-advies van Burge meester en Wethouders zal stemmen en daarbij citaten uit een brochure van den heer Feitkamp tegen haar uitgespeeld. Ook de heer Tepe heeft uit die brochure geciteerd en architect Jans tegen de sociaal-democratische fractie uitgespeeld. De heer Tepe: Er is niets van aan! Tegen u „uitgespeeld"? Hoe komt u er bij? De heer Sehüller vraagt, of men nu werkelijk denkt, dat indien zijn fractie of hij uit politieke overwegingen tegen het plan-Kropholler was, hij in de Commissie van Fabricage de aandacht zou gevestigd hebben op de heeren Blaauw, Mertens, Kropholler, Slothouwer en Stuivinga? Hij zou dan toch wel uit de 20 architecten, van wie de Commissie van Fabricage plannen heeft gezien, andere hebben kunnen kiezen en met hart en ziel hebben gestemd tegen de uitnoodiging van den heer Kropholler. Het tegendeel is waar. De heer Manders heeft zich echter met hart en ziel verzet tegen de plaatsing van den heer Blaauw op de voordracht. Deze voordracht heeft spreker in de Commissie van Fabricage verdedigd na rijp beraad en na voorlichting te hebben ontvangen van den deskundigen adviseur van zijn fractie. Spreker heeft dit in nauw contact met zijn fractie gedaan. Zijn fractie is dus ten volle verantwoordelijk voor deze voor dracht. Er is geen sprake van, dat sprekers fractie uit politieke overwegingen den heer Kropholler na de indiening van zijn Raadhuisbouw. (Schiiller e.a.) plan wil wippen. Indien dat waar was, zou zij er zeker niet toe hebben medegewerkt, dat de heer Kropholler werd voorgedragen. Men richt dit verwijt tot sprekers fractie, omdat zij en bloc zal stemmen voor het prae-advies van Burgemeester en Wethouders. Maar heeft de roomsch-katholieke fractie dan uit politieke overwegingen en bloc gestemd tegen de enkel voudige opdracht? Neen, zeggen de heeren nu, maar waarom verwijten zij dan de sociaal democratische fractie, dat deze en bloc stemt voor het prae-advies van Burgemeester en Wethouders? De heer Wilmer vraagt, wie het de sociaal-democratische fractie verwijt. Er is geen woord van gezegd. De heer Schiiller fantaseert. De heer Schiiller merkt op, dat de roomsch-katholieke fractie en bloc gestemd heeft tegen het plan-Dudok. De heer Donders: En de heer Groeneveld zegt, dat er nooit over gestemd is! De heer Sehüller bedoelt daarmede niet: over het plan als zoodanig, maar over de meervoudige opdracht, waardoor het plan-Dudok vermoord is. De roomsch-katholieke raads fractie is op het oogenblik en bloc tegen het plan-Blaauw en voor het plan-Kropholler. En als de sociaal-democraten en bloc voor het plan-Blaauw zijn, dan wordt hun verweten dat zij dat uit politieke overwegingen doen. Er is een algemeene Hetze opgezet, dat de heer Blaauw niet in aanmerking komt, omdat hij van het programma van eischen zou zijn afgeweken, maar spreker heeft toch een oogenblik versteld gestaan van de mededeeling van den Wethouder Splinter, dat de heer Kropholler bij hem geweest was met het verzoek, van de rooilijn te mogen afwijken, maar met de vraag, of de heer Splinter daarover niet met de andere architecten wilde spreken. Dat wil toch wel wat zeggen en hier verwijt de roomsch-katholieke raadsfractie den heer Blaauw, dat hij buiten de rooilijn is gegaan, terwijl hun favoriet dat ook wilde, maar aanvankelijk weigerde zijn mededingers daarvan in kennis te stellen en daarvoor een privé-bezoek aflegde bij den Wethouder. Dat spreekt toch zeker boekdeelen! Noch de heer Tepe, noch de heer Manders heeft zijn advies aan Burgemeester en Wethouders hier verdedigd; de heeren Tepe, Donders, Coster en Bergers hebben allen het plan- Blaauw verworpen en zich daartegen uitgesproken. De heer Donders ontkent ditwelnu spreker heeft hier het katholieke blad de Leidsche Courant, waarvan de heer Wilmer, leider van de katholieke Raadsfractie tevens hoofdredacteur is; daarin leest hij „Op juridische gronden is mededinging van architect Blaauw onverdedigbaar." Dit sloeg op de rede van den heer Donders. De heer Manders zeide volgens dat verslag: „Reden waarom spreker meent, dat zijn plan niet voor uitvoering in aanmerking mag komen." De heer Coster zeide: „Z. i. maakt de afwijking van de opdracht aanvaarding van diens plan onmogelijk." De heer Bergers heeft gezegd: „De heer Bergers zegt, dat het een algemeene wet in het zakenleven is, dat uitvoering gegeven moet worden aan hetgeen opgedragen wordt. Architect Blaauw heeft niet voldaan aan de opdracht; derhalve kan spreker niet met zijn plan mee gaan om principieele redenen." De heer Tepe zeide: „Om al deze bezwaren oordeelt spreker het plan-Blaauw onaannemelij k De heer Donders heeft gezegd, dat het gevolg er van had moeten zijn, dat het plan-Blaauw gedisqualificeerd werd. Durft de heer Donders nu nog te blijven ontkennen, dat alle door spreker genoemde katholieke Raadsleden zich hebben uitgesproken dat het plan-Blaauw dient verworpen te worden? Zijn eigen fractieleider heeft sprekers verklaring in zijn lijfblad bevestigd. De heer Bergers: Precies, zoo hoort het! De heer Sehüller zegt, dat de heer Bergers met deze inter ruptie een verwijt richt, niet alleen tot de r.k. fractie en de meerderheid van het College, maar ook tot den heer Tepe, die goedgekeurd heeft, dat aan de Raadhuis-Advies-Commissie een brief zou worden verzonden, waarin stond, dat het plan- Blaauw beoordeeld moest worden. De heer Tepe heeft in het College van Burgemeester en Wethouders niet gezegd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 18