WOENSDAG 20 DECEMBER 1933.
543
Raadliuisbouw.
(Scliüller.)
van en voorlichting door en overleg met hun deskundige,
met wien zij zeer serieus op een specialen middag in de
Lakenhal alle plannen behoorlijk hebben bezien en besproken
daarna zijn in eenige fractievergaderingen, ook in overleg
met dezen deskundige van sprekers fractie, deze plannen be
handeld als de sociaal-democraten dan varen op het kompas
van de Raadhuis-Advies-Commissie, een Commissie van
deskundigen, hier in den Raad met algemeene stemmen
gekozen, na het advies van de Raadhuis-Advies-Commissie
te hebben gelezen en getoetst met medewerking van hun
deskundige, kan men hun dan verwijten, dat zij niet een
behoorlijk oordeel hebben kunnen vellen? Kan men hun dan
verwijten een partijdig oordeel?
De heer Beekenkamp verweet spreker, dat spreker een
droevig figuur zou hebben geslagen en getracht had zich
er uit te redden. Als iemand bij het Stadhuisvraagstuk een
droevig figuur heeft geslagen, is het toch wel de heer
Beekenkamp.
De minderheid van de Commissie van Fabricage heeft in
haar nota het College in overweging gegeven, de architecten
Kropholler en Blaauw hun plannen te laten uitwerken. De
minderheid van het College heeft dit denkbeeld overgenomen.
Noch Wethouder Tepe, die deze minderheid vormt, noch de
heeren Manders en Beekenkamp hebben hun eigen advies
verdedigd. De heer Beekenkamp heeft direct een geheel
ander voorstel gedaan. Waarom hij dit deed, heeft spreker
Maandag reeds gezegd, maar blijkbaar heeft de heer Beeken
kamp toen niet naar spreker geluisterd, die hem daarom
straks Van voorlichting zal dienen.
Spreker zou volgens den heer Beekenkamp het praeadvies
van Burgemeester en Wethouders niet behoorlijk verdedigd
hebben. De stukken hebben echter alle ter inzage gelegen,
zoodat de Raadsleden precies kunnen weten, wat de Raadhuis-
Advies-Commissie heeft gezegd, maar men weet blijkbaar
niet, wat de Raadhuis-Ad vies-Commissie op 11 October j.l.
in de vergadering van de Commissie van Fabricage heeft
gezegd.
De Wethouder heeft voldoende medegedeeld, hoe de
Raadhuis-Advies-Commissie tot haar rapport is gekomen,
zoodat spreker zich van den plicht, dit te doen, ontslagen
kan achten. Was dat niet het geval, dan zou spreker de
notulen van de Commissie van Fabricage voorlezen.
De heer Manders heeft herhaaldelijk getracht, aanmerkingen
op deze notulen te maken. De Raadhuis-Advies-Commissie
zou het volgens hem niet zoo gezegd hebben, als men het in
de notulen vermeld vindt. De Commissie heeft den heer
Manders volkomen in de gelegenheid gesteld, zijn gedachten
daarover te uiten en is zoo royaal geweest de notulen van
het gedeelte der vergadering, dat door de Raadhuis-Advies-
Commissie was bijgewoond, ter beoordeeling aan de Raadhuis-
Advies-Commissie toe te zenden, met het verzoek, tevens
haar meening te zeggen over hetgeen de heer Manders tegen
de notulen in het midden had gebracht.
Het is daarbij onomstootelijk komen vaststaan, dat de
oorspronkelijke notulen van den secretaris volkomen objectief
waren en precies weergaven, wat de leden van de Raadhuis-
Advies-Commissie hadden gezegd.
De discussies in de vergaderingen der Commissie van
Fabricage waren zeer moeilijk en uitvoerig. Met het maken
der notulen heeft de secretaris een prachtig stuk werk ge
leverd, waarvoor spreker hem gaarne alle hulde brengt.
De heer Beekenkamp heeft in de Commissie van Fabricage
weieens enkele losse opmerkingen over het plan-van Nieu-
kerken gemaakt en het daarbij gelaten. Spreker heeft in
eerste instantie een scherp verwijt gericht tot den heer
Beekenkamp, omdat deze eerst nu het voorstel heeft gedaan,
den architecten van Nieukerken een kans te geven.
De heer Beekenkamp, evenals de andere leden en
Wethouder Tepe heeft van het begin af aan het plan-van
Nieukerken gekend. Gebr. van Nieukerken zijn, vóórdat
zij bij de Raadsleden waren, herhaaldelijk bij de Commissie van
Fabricage op bezoek geweestspreker heeft ook beide heeren
op bezoek gehad. De heer Beekenkamp was vanaf half Mei
van A tot Z op de hoogte van de plannen-van Nieukerken.
De heer Beekenkamp is nalatig gebleven deze plannen in
de Commissie aan de orde te stellen. Het was voor de heeren
Beekenkamp en Manders ook nog de tijd geweest om het
plan-van Nieukerken in bespreking te doen brengen, toen
het advies van de Raadhuis-Advies-Commissie in de Commissie
van Fabricage werd behandelddaarin is de heer Beekenkamp
nalatig gebleven. Het rapport van de Commissie van Fabri
cage is 11 October 1933 vastgesteld; op 16 November is
het voorstel van het College bekend geworden en vanmiddag
heeft men van den heer Eikerbout gehoord, dat op 7 November
het stadhuisvraagstuk in de anti-revolutionnaire raadsfractie
is behandeld.
Raadliuisbouw.
(Goslinga e.a.)
De heer Goslinga: 7 October.
De heer Schüller: Goed, dan 7 October. Ook toen hebben
de heeren het blijkbaar xdet besproken; anders hadden
zij als raadslid gelegenheid gehad een voorstel bij den Raad
in te dienen na de indiening van het voorstel van het College
Pas op 18 December, toen de zaak in den Raad aan de orde
kwam, komt de heer Beekenkamp met zijn voorstel. Als er
van een droevige figuur sprake is, dan is het toch zeker
wel de heer Beekenkamp, de deskundige uit de Commissie
van Fabricage, de verantwoordelijke man van de anti-
revolutionnaire raadsfractie in de Commissie van Fabricage,
die daar zijn taak op schromelijke wijze heeft verwaarloosd.
Wanneer men van oordeel is, dat het plan-van Nieukerken
zulke groote voordeelen heeft, dat het in het belang van de
gemeente is dat alsnog te doen uitwerken, als men als des
kundige uit de fractie bekend is met dat plan, dan moet men
daarmede niet wachten tot de behandeling in den Raad,
zoodat de Raadsleden het niet eens des Zaterdags krijgen.
Yan een droevig figuur gesproken!
De heer Tepe is ook in gebreke gebleven zijn advies aan
den Raad nader te verdedigen. Zijn geheele betoog was
gebaseerd op de verdediging van het plan-Kropholler en de
bestrijding van het plan-Blaauw.
En niet om de heeren Blaauw en Kropholler hun plan
nader uit te laten werken, zooals zijn advies als minderheid
van Burgemeester en Wethouders aan den Raad was.
Hij heeft zijn advies aan den Raad met geen enkel woord
verdedigd.
Bij de behandeling van een zaak als het voorstel van den
heer Beekenkamp houdt spreker er altijd rekening mede,
dat men later tot hem zegt: dat hebt ge niet zoo of in het
geheel niet gezegd, vandaar dat hij zijn rede meestal van
te voren op schrift stelt. Spreker weet niet, of de heer Beeken
kamp heeft zitten slapen, toen spreker diens voorstel bestreed.
Spreker heeft gezegd:
,,Bij het voorstel van den heer Beekenkamp zit het gif
niet in den staart, maar in den kop. Het is zoo vernuftig
geredigeerd, dat bij aanneming ervan het plan-Blaauw auto
matisch zal worden uitgeschakeld. De heer Beekenkamp wil,
dat drie architecten, van wie één geen opdracht heeft ont
vangen, hun plannen nader bezien, eventueel herzien, doch
daarbij moeten eenige voorwaarden worden vervuld. In de
eerste plaats moeten de ontwerpers rekening houden met de
tegen hun plannen ingediende bezwaren. Met welke bezwaren
door de heeren van Nieukerken, over wier plan niet een
beoordeeling is gegeven, zooals dat over de andere plannen
is geschied, rekening zal moeten worden gehouden, blijft in
het duister gehuld.
In de tweede plaats moet de oorspronkelijke opzet be
houden blijven. Dit beteekent dus zoowel voor het plan-
Blaauw als voor het plan-Kropholler het eerste project, niet
de varianten; daaruit volgt, dat het plan-Blaauw alles waar
door het zich van andere onderscheidt, moet behouden, maar
dan volgt als derde voorwaarde, dat de grenzen van het op
11 Juli 1933 door den Raad aangegeven bouwterrein niet
overschreden zullen mogen worden. Een uiterst geraffineerde
toeleg! Blaauw moet zijn oorspronkelijken opzet handhaven
en toch tegelijkertijd zich aan het oorspronkelijke bouw
terrein houden. Dit beteekent practisch uitschakeling van
den heer Blaauw, wat overigens ook de bedoeling was.
Spreker wil zijn bewondering niet verbergen voor de ver
nuftige wijze, waarop de bedoeling verborgen is."
De heer Beekenkamp heeft alleen het laatste gedeelte
hiervan geciteerd en houdt nu vol, dat spreker zijn voorstel
niet bestreden heeft.
De heer Beekenkamp betwist het, dat de architecten van
Nieukerken het plan-Dudok gevolgd hebben en betoogt, dat
zij absoluut niets wisten van een bepaald program van
eisclien.
Spreker wil aannemen, dat zij het officieele werkprogramma
niet gekend hebben. Op 5 Juni 1929 is echter het rapport
van de Rijkscommissie voor Monumentenzorg verschenen
en daarin deelt deze Commissie op blz. 6 mede, wat volgens
haar oordeel voor een stadhuis noodig is.
De gebr. van Nieukerken hebben tot spreker gezegd, dat
zij van dit rapport geen kennis hebben genomen en van die
maten geen gebruik hebben kunnen maken. Zij hebben dus
niet gelogen, maar de heeren hebben in ieder geval niet aan
spreker medegedeeld, of zij het moedwillig nagelaten
hebben, laat spreker in het midden dat dezelfde opgave
in de Raadsvergadering van 2 December 1929 door den heer
Huurman is voorgelezen en daaruit althans een grond
gedachte voor een architect kan worden samengesteld. Indien
men dus betwist, dat zooals ook Wethouder Splinter
heeft gezegd de gebr. van Nieukerken geheel op het