WOENSDAG 20 DECEMBER 1933. 541 Raadhuisbouw. (Manders e.a.) van de wenschen afgeweken. Het kantoor van den Ontvanger b.v. wordt ondergebracht in het sousterrain in vertrekken, welke slechts ongeveer 3 M. hoog zijn, de kamer der typisten ligt op een zolderverdieping ver verwijderd van de Secretarie." En verderop: „Enkele voorbeelden zijn: de rijwielbergplaats met haren onduidelijk aangewezen toegang, het kantoor van den Ont vanger in het onvoldoend verlichte en lage sousterrain (±3M. van vloer tot zoldering." Ook het bezwaar van de niveauverschillen wordt herhaald „De niveauverschillen maken het aantal trappen groot." En verderop: „Er is reeds gewezen op de niveauverschillen, die een vrij groot aantal grootere en kleinere trappen noodzakelijk maken." In dit rapport is dus naar sprekers meening zeer zeker met twee maten gemeten, doordat hetgeen reeds als een bezwaar naar voren is gebracht, later nog eens herhaald wordt en eenigszins aangedikt. De heer Bosman zegt, dat de heer Beekenkamp in eenigs zins afkeurenden zin er zijn leedwezen over uitsprak, dat spreker zoo weinig enthousiast was bij de beoordeeling van het plan-Blaauw. Spreker geeft hem dat gaarne toeinder daad is enthousiasme niet een van de dingen, waarmede spreker erg behept is; bij de beoordeeling van belangrijke zaken acht hij dit een voorrecht; hij acht het noodzakelijk voor een zuivere beoordeeling, dat men vooral niet begint voor een plan erg enthousiast te zijn; spreker vreest dat zij, die zoo enthousiast over het plan-Kropholler waren, ver vallen zijn in het kwaad, dat zij juist door hun enthousiasme de verschillende fouten, die natuurlijk dat plan ook aan kleven, over het hoofd hebben gezien. Er is geen enkel plan of het heeft wel fouten, ook het plan-Blaauw. Juist door bij de beoordeeling elk gevoel van enthousiasme op zij te zetten, zal men die fouten niet over het hoofd zien, wat wel gebeurt wanneer men zich eerst over de voortreffelijkheid opwindt. Er ontstaat dan een zeker delirium, dat maakt dat mende verschillende fouten geheel over het hoofd ziet. Dat verwijt van gebrek aan enthousiasme gevoelt spreker dan ook absoluut niet als een fout, maar vindt het integendeel min of meer een compliment; omdat het bewijst, dat hij het plan met de noodige nuchterheid heeft bezien. De heer Beekenkamp heeft verder gezegd, dat hij op ver schillende door hem gestelde vragen geen antwoord van spreker heeft ontvangen. Als men ouder wordt, gevoelt men niet meer zoo'n behoefte om veel te praten. De heer Beeken kamp, die zooveel jonger en strijdlustiger is dan spreker, vindt het noodig zijn ideeën wel te uiten. Spreker vindt dat begrijpelijk, maar eischt voor zich dan ook het recht op te zwijgen indien hij meent, dat liet weinig zin heeft, breedvoerig over de plannen te spreken en het feit, dat de heer Beeken kamp hem uitnoodigde het wel te doen, is voor spreker niet voldoende om af te wijken van zijn voornemen om het niet te doen. Dat is de reden, waarom spreker gezwegen heeft. Spreker blijft van meening, dat al die technische beschouwingen niets hebben uitgericht. Het was aan den Wethouder het plan technisch te verdedigen en gebleken is, dat men dat gerust aan hem kon overlaten. De heer Eikerbout wenscht naar aanleiding van de op merkingen van den heer Goslinga vast te stellen, dat hij er niet van gediend is, wanneer men met een groot gebaar dingen naar voren brengt en daarbij krachttermen gebruikt, terwijl het in het geheel niet noodig is. Spreker had zooeven gegronde redenen om te interrum- peeren, dat de heer Goslinga wel wat laat met zijn mede- deelingen kwam. Spreker heeft altijd van den heer Goslinga gehoord, dat deze alleen en uitsluitend voor de verbreeding van de Koornbrugsteeg was en tot hedenmiddag bestond nog steeds de gedachte, dat de heer Goslinga niets voor de bijtrekking van de perceelen Yischmarkt 7 en 8 gevoelde. In sprekers fractie is daarover natuurlijk wel eerder gesproken, want op 7 November jl. is in een vergadering van sprekers fractie het Stadhuisvraagstuk aan de orde geweest, mede in verband met hetgeen in de Commissie van Fabricage was besproken Toen was er nog niets van bekend, dat de heer Goslinga ook iets gevoelde voor de bijtrekking van de perceelen Yischmarkt 7 en 8, terwijl op 16 November het prae-advies van Burgemeester en Wethouders is verschenen. Natuurlijk heeft men geen 9 dagen noodig gehad om tot een bepaalde overtuiging te komen. Het is best mogelijk, dat sommige leden vanmiddag door het betoog van dezen en genen tot de overtuiging zijn gekomen, dat het plan- Blaauw het beste is. Raadhuisbouw. (Eikerbout e.a.) Het geeft geen pas, dat de heer Goslinga zegt: „U blijft maar in de koffiekamer staan en hoort niet, wat de Wethouder zegt", want als spreker daar staat, luistert hij even goed naar wat in den Raad gezegd wordt. Het eenige moment, waarop de heer Goslinga te recht aanleiding zou kunnen gehad hebben, tot spreker te zeggen, dat deze in de koffiekamer stond te praten, was het oogenblik, waarop spreker en eenige zijner fractiegenooten met den heer Goslinga stonden te spreken en tot hem zeiden, dat zij nooit iets anders hadden gehoord, dan dat de heer Goslinga enkel en alleen voor uitbreiding van het terrein aan den kant van de Koornbrugsteeg was en niet voor bijtrekking van de perceelen Vischmarkt 7 en 8. Spreker meent, dat er voor den heer Goslinga aanleiding- was geweest, voor den heer Splinter het woord te vragen. De heer Goslinga was ook van plan, dat te doen. De heer Eikerbout: Ja, toen Wethouder Splinter gesproken had De heer Goslinga vraagt, hoe de heer Eikerbout dat weet. Hij kan toch niet in sprekers hart lezen! De heer Groeneveld zegt, dat de heer Beekenkamp zijn best gedaan heeft om bij het Stadhuisdebat de sociaal democraten tegen elkaar uit te spelen; of hij daarin volledig slagen zal, weet spreker niet, maar hij acht het toch wel heel vreemd dat, terwijl er juist in de fractie van den heer Beekenkamp zoo'n geweldige ruzie is en die fractie zoo hopeloos uit elkaar ligt en verdeeld is, de heer Beekenkamp de brutaliteit neemt om hier naar voren te brengen, dat er meeningsverschil is onder de sociaal-democraten. De geheele anti-revolutionnaire fractie laat haar Wethouder los en er is in die fractie nog heel wat te herstellen, vóórdat er weer vrede zal zijn. In die omstandigheden is er echter voor den heer Beekenkamp geen aanleiding om er aanmerking op te maken, dat er onder de sociaal-democraten eenige verdeeld heid is inzake het Stadhuisvraagstuk. De heer Beekenkamp zegt nu, dat hij er geen aanmerking op gemaakt heeft, maar hij heeft het gebruikt als argument; de kleinste kleinigheid heeft de heer Beekenkamp gebruikt. De heer Schüller acht herbouw van den toren niet mogelijk; dat heeft spreker onderschreven, maar spreker acht het wel mogelijk den toren na te maken, voorzoo ver dat met de beschikbare teekeningen, die volgens de Monumenten-Commissie niet betrouwbaar zijn, mogelijk is. Spreker acht het nog wel mogelijk dat men met de moderne hulpmiddelen een toren bouwt, die lijkt op den afgebranden toren, die eeuwen geleden gebouwd is. Als de heer Schüller een andere meening daarover heeft, is dat zijn recht en is spreker dat niet met hem eens. Dat is alles wat er aan de hand is, maar dat is toch nog geen ruzie in vergelijking met die in de anti-revolutionnaire fractie. Ook trachtte de heer Beekenkamp Cornelis Veth tegen de sociaal-democraten uit te spelen, vooral omdat deze wel eens artikelen schrijft in de „Socialistische Gids"; spreker acht dit heelemaal niet belangrijk; Cornelis Veth is in het geheel geen lid van de S. D. A. P.wel schrijft hij wel eens artikelen in „De Socialistische Gids", maar daarom kan de heer Beekenkamp hem nog niet tegen de sociaal-democraten uit spelen, vooral wegens het citaat van Cornelis Veth in het boekje van het reclame-bureau Kropholler, de brochure „Het Leidsche Stadhuis", waarin spreker leest: „Immers, ik wil en kan niet gelooven wat mij is mede gedeeld: dat de Raadsfractie der partij, waartoe de architect Jans behoort, „haar houding zou hebben bepaald en wel om politieke redenen." Wanneer ooit een insinuatie geraffineerd is geweest, dan is het wel deze. Op gezag van een ander, waarschijnlijk van den heer Jans, architect te Almelo, tot voor eenigen tijd lid van de S. D. A. P., zegt hij, dat de sociaal-democraten hun houding bepaald hebben om politieke redenen. Maar hij zegt er ook bij, dat hij het niet gelooft. Men kan tegen Cornelis Veth nooit iets beginnen; wanneer men hem over deze insinuatie aanvalt, zegt hijik heb er bij geschreven, dat ik het zelf toch niet geloof. De heer Beekenkamp: Waarom wordt het dan cursief gedrukt? De heer Groeneveld zegt, dat de heer Beekenkamp dit maar aan den drukker moet vragen. De heer Manders: Wist Jans het dan? De heer Groeneveld zegt, dat de heer Beekenkamp, indien

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 15