482 MAANDAG 18 DECEMBER 1933.
Reorganisatie Maatschappelijk Hulpbetoon.
(van Eek e.a.)
worden gevestigd.. Daarvoor heeft men toch zijn menschen!
Het zou onbillijk zijn den heer Romijn voor alles wat ge
beurt aansprakelijk te stellen, maar hij heeft toch gezegd,
dat hij Maatschappelijk Hulpbetoon een allerbelangrijksten
dienst achtte, waaraan hij al zijn krachten wijdde, en verder:
„Wel bemoeit hij zich er mee, dat de beslissingen van de
commissie, waarvan hij voorzitter is, worden genomen in
den geest, die z, i. gewenscht en noodzakelijk is."
Daarop komt het aan. Den geest, waarin die beslissingen
worden genomen en welke meebrengt, dat er onvoldoende
wordt gesteund, acht spreker zoo verkeerd. Als de Wet
houder tenslotte moest zeggen: „Ik moet steunen, maar
ik krijg van den Wethouder van Financiën te weinig geld",
dan zou hij er niets aan kunnen doen, maar als de geest,
door spreker zooeven aangegeven, er door den heer Romijn
ingebracht wordt, dan keuren spreker en de zijnen dat af.
Zij hebben tegen den heer Romijn persoonlijk geen anti
pathie, zij kunnen zijn bekwaamheid volkomen waardeeren,
maar den geest van hardvochtigheid, welken hij er in brengt,
achten zij fataal, zoowel voor de onderlinge verhoudingen
als voor de wijze, waarop de noodlijdenden worden gesteund.
Spreker blijft 4 maanden voldoende achten, wanneer deze
zaak onmiddellijk wordt aangevat, om te onderzoeken wie
voor deze betrekking de geschikte persoon is. Het is voor
spreker een tegemoetkomende houding, dat hij bereid is
dit noodzakelijke uitstel te verleenen, maar het moet niet
langer zijn dan noodzakelijk is. Indien sprekers voorstel
verworpen wordt, zal hij tegen het voorstel van het College
stemmen.
Mevrouw Braggaarde Does acht de houding van den heer
van Weizen in dezen Raad zeer typeerend; de heer van
Weizen, die als communist vooral die arbeiders vertegen
woordigt, die bij werkloosheid, ondergebracht zijn bij Maat
schappelijk Hulpbetoon, heeft hier in alle talen gezwegen,
wanneer dit ook aan de orde kwam. Nu is niets gemakkelijker
dan andere Raadsleden, die er wel over spreken, te be-
critiseerenhet eenige wat hij doet, is de sociaal-democraten
bestrijden, maar in geen geval neemt hij de arbeiders, die
bij Maatschappelijk Hulpbetoon zijn, ook zijn partijgenooten,
in bescherming.
De heer Romijn sprak over het gevalvan Es en zeide,
dat spreekster daarbij ook niet geholpen had. Dit geval is
waarschijnlijk behandeld in een van de kleine vergaderingen,
waar spreekster geen recht van toegang heeft, maar die
na deze reorganisatie gelukkig tot het verleden zullen be
lmoren. Waar nu de Wethouder op bijna alle vergaderingen
aanwezig is, tenzij hij door andere ambtsbezigheden is ver
hinderd, kan hij op al die gevallen de aandacht vestigen,
maar hij kan van spreekster niet verlangen, dat zij al die
gevallen persoonlijk kent. Wanneer dit nu het eenige geval
daar was, wat zeer onvoldoend gesteund werd, zou het een
bijzonderheid zijn, maar het is al te goed bekend, dat dit is
een van vele. Wanneer spreekster daarop in Maatschappelijk
Hulpbetoon aanmerking maakt, is zij steeds in de minderheid
en krijgt zij niet genoeg leden mee om dit besluit te doen
veranderen.
Ook heeft de Wethouder tegengesproken dat in Maat
schappelijk Hulpbetoon een besluit is genomen over de
motie-Wilbrink.
De heer Romijn heeft dat in het geheel niet gezegd.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat öf de Wethouder
den heer van Eek verkeerd heeft verstaan öf de heer van
Eek het verkeerd gezegd heeft.
De heer Romijn heeft alleen maar gehoord hetgeen de
heer van Eek gezegd heeft.
Mevrouw Braggaarde Does wil dit even tot de juiste
proporties terugbrengen. Toen de motie-Wilbrink in Maat
schappelijk Hulpbetoon ter sprake was gebracht, is door de
leden van Maatschappelijk Hulpbetoon aangedrongen om het
College te verzoeken mejuffrouw de Vries als directrice aan
te stellen. Daartegen is door den heer de Roo en spreekster
bezwaar gemaakttoen is door de leden van Maatschappelijk
Hulpbetoon verzocht om bij den Raad aan te dringen om
het mejuffrouw de Vries, door verschillende voorwaarden te
stellen, niet onmogelijk te maken ook te solliciteeren. Daar
tegen hebben de heer de Roo en spreekster ook bezwaar
gemaakt. Toen is, naar aanleiding van de motie-Wilbrink,
gezegd dat zonder eenige toelichting de salarisquaestie en
het benoemen van een directeur, aan den Raad zou worden
overgelaten.
Reorganisatie Maatschappelijk Hulpbetoon,
(van Weizen e.a.)
De heer van Weizen zegt, dat de aanmerkingen van den
heer van Eek volkomen bewijzen de juistheid van sprekers
opmerkingen. Inderdaad is er onder de Leidsche arbeiders
groote ontstemming over het beleid van Maatschappelijk
Hulpbetoon, waarvoor de Wethouder van Sociale Zaken
verantwoordelijk is. In dit geval vertolkt de critiek, die
ook in de sociaal-democratische pers tot uiting is gekomen,
ongetwijfeld hetgeen er onder groote lagen van de arbeiders
klasse leeft. Maar zooveel te meer frappeert het dan ook,
wanneer door den leider van de sociaal-democratie zelf geen
aanleiding gevonden wordt om een Wethouder, die zich
zoozeer den haat van de arbeidersklasse op den hals gehaald
heeft, wanneer hij zijn ontslag indient, tot aftreden te nopen.
In het bijzonder verwijt spreker de sociaal-democratie dat
zij, juist als de sterkste fractie, den vorigen keer deze gelegen
heid niet heeft aangegrepen. Juist omdat deze fractie in het
bijzonder er zich op laat voorstaan de belangen van de
arbeidersklasse te verdedigen, had zij bij deze gelegenheid,
nu ook van andere zijde scherpe critiek is uitgeoefend op
het beleid van den Wethouder van Sociale Zaken, moeten
trachten dezen tot aftreden te nopen, maar zij heeft juist
pogingen in het werk gesteld om hem voor deze functie in
elk geval te behouden.
Volgens mevrouw Braggaar doet spreker niet anders dan
de sociaal-democratie aanvallen. Spreker, als communist,
heeft ongetwijfeld scherpe critiek op de sociaal-democratie
zoowel als op de andere vertegenwoordigers der burgerlijke
partijen, maar dat neemt niet weg, dat hetgeen mevrouw Brag
gaar hier opmerkt absoluut geen steek houdt. Spreker heeft
mevrouw Braggaar ongeveer een half jaar geleden een
pluimpje op haar hoed gestoken voor de toen door haar
uitgeoefende critiek; wanneer hier nu gezegd wordt, dat
spreker alleen critiek uitoefent op de sociaal-democratie dan
is dat van overdrijving zeker niet vrij te pleiten. Wanneer
mevrouw Braggaar critiek uitoefent op Wethouder Romijn,
maar haar fractie spreekt zich in dien zin uit, zooals den
vorigen keer, dat de heer Romijn als Wethouder van Sociale
Zaken behouden moet blijven, dan verliest die critiek alle
waarde. De Leidsche arbeidersklasse heeft in den heer Romijn
als Wethouder van Sociale Zaken niet iemand gevonden,
die inderdaad haar belangen en haar toestand in aanmerke
lijke mate verbetert, maar daarom is het ook des te nood
zakelijker, dat de beweging tegen de wijze, waarop Maat
schappelijk Hulpbetoon hier de zaak behartigt, veel feller
vormen aanneemt. Dit bereikt men niet alleen door critiek
uit te oefenen in den Raad, maar ook door onder de arbeiders
klasse de verontwaardiging daarover te doen stijgen. De
Wethouder zal dan genoopt worden tot aftreden.
De Voorzitter hoopt, dat deze bespreking niet zal uit
groeien tot een debat, zooals bij de behandeling van de
begrooting verwacht wordt.
De heer van Stralen constateert, dat men hedenmiddag
weer heeft bemerkt, dat er een communist in den Raad zit.
Sinds het aftreden van den heer Knuttel is er een aantal
vergaderingen geweest, waarin men van de tegenwoordigheid
van een communist niets heeft bemerkt. Dit was ook het
geval, toen hier is besproken de kwestie van de uitkeerings-
normen van Maatschappelijk Hulpbetoon, waarbij de heer
van Weizen zoo bijzonder nauw betrokken was, omdat hem,
naar hij en anderen althans zeggen, de belangen van de
ongeorganiseerde werkloozen zoozeer ter harte gaan. Het had
op zijn weg gelegen critiek uit te oefenen op Maatschappelijk
Hulpbetoon, op den Wethouder en misschien ook op de
sociaal-democraten, maar hij heeft geen woord over de zaak
gezegd
De Voorzitter doet opmerken, dat men nu bezig is met den
Wethouder, niet met den communist. De heer van Stralen
is dus buiten de orde.
De heer van Stralen wil dit even zeggen, omdat de heer
van Weizen naar aanleiding van het gesprokene door den
heer van Eek zonder eenigen grond een aanval op sprekers
fractie doet. Hetgeen de heer van Eek heeft gezegd, is in
overeenstemming met de feiten en kan niemand aanleiding-
geven daarop critiek uit te oefenen, ook niet aan den heer
van Weizen, die sprekers fractie verwijt, dat zij zich in de
vorige vergadering niet heeft verzet tegen verlenging van den
termijn voor de uitvoering van het Raadsbesluit betreffende
de benoeming van een Directeur van Maatschappelijk Hulp
betoon, terwijl hij zelf over die aangelegenheid geen enkel
woord heeft gezegd. De heer van Weizen achtte het toen
onnoodig critiek te laten hooren en te zeggen, dat het af
treden van den heer Romijn alleszins gemotiveerd was; hij