506 MAANDAG 18 DECEMBER 1933.
llaad huishouw.
(Donders e.a.)
niet onder dienzelfden druk en mag het plan-Blaauw, zooals
het hier ligt, in strijd met de opdracht, aan den ont
werper verstrekt, en in strijd met de gebondenheid tusschen
de architecten onderling, niet beoordeelen en niet goedkeuren.
Spreker hoopt, dat de Raad van die bevoegdheid zal gebruik
maken.
De heer van Eeeke zegt dat, zooals velen zijner medeleden
weten, hij een diergenen is, die heel veel gevoelt voor het
plan der Gebroeders van Nieukerken. Hij vindt dat plan
zeer geniaal ten opzichte van de oplossing der plattegronden
zijns inziens wint het 't in dit opzicht van de andere plannen.
Wat het aestlietisch gedeelte betreft, wil spreker zich niet
op glad ijs begeven, want hij acht het onmogelijk, dat een
bouwmeester, die een eigen karakter heeft, in dezen tijd
zich kan en wil aanpassen aan het masker van Lieven de
Keij. Wanneer er een voorstel was geweest spreker had
zoo'n voorstel op papier gezet om het plan der Gebroeders
Van Meukerken aan de Raadhuis-Advies-Oommissie ter be
oordeeling in te sturen, dan zou spreker op grond van over
wegingen van practischen aard daaraan zijn stem hebben
gegeven, maar nu er aan het begin van de zitting een voorstel
van andere strekking is ingediend, acht spreker het 't beste
om het advies van de vertrouwensmannen, die de Raad
heeft gekozen, op te volgen en zal hij zijn stem aan het voor
stel van Burgemeester en Wethouders geven.
De heer Huurman wil, waar verschillende leden hebben
gesproken over partijdigheid van de Raadhuis-Advies-Com
missie, beginnen te verklaren, dat naar zijn oordeel deze
Commissie een onpartijdig advies heeft uitgebracht. De heer
Bosman wees op het bestaan van de Raadhuis-Advies-Com
missie en de heer Vos sprak als zijn meening uit, dat men
het advies van de Commissie moet volgen, maar tot deze
hoogte kan spreker zich niet opwerken. Zijns inziens kunnen
de Raadsleden het advies tot zekere hoogte becritiseerenmen
vraagt in het leven weieens meer advies, maar behoeft dat
toch niet altijd op te volgen. Waar de Raadhuis-Advies-Com
missie zich in bijzondere mate uitlaat over het plan van den
heer Blaauw, zelfs zoo, alsof daaraan geen gebreken zijn en
het ten slotte voor uitvoering aanbeveelt, kan spreker met
de Commissie niet meegaan.
Er is ook gesproken, dat hier politiek in het spel is. Van
sprekers kant is dit niet in het minst het geval. Indien er
één onderwerp is, dat met politiek niets te maken heeft, dan
is het toch wel het bouwen van een stadhuis. Om te beweren
wat in bijzondere mate de heer Schüller gedaan heeft, dat het
hier een politieke quaestie geldt, acht spreker allerbelachelijkst.
Het ontwerp-Blaauw is door vogels van verschillende plui
mage minder geslaagd geacht, deze heeren hebben een ander
plan aanbevolen. Spreker begrijpt niet hoe men dit een poli
tieke manoeuvre kan noemen. Voor het plan-Kropholler
interesseeren zich b.v. de sociaal-democraten Dr. H. Polak
en Prof. Bonger en anderen. Ieder heeft toch zijn eigen mee
ning, wat de een mooi vindt, vindt de ander niet mooi. Spreker
acht het toch heel gewoon, dat ieder zijn meening zegt en ver
keerd, dat dit door sommigen weer wordt aangeduid als een
politieke manoeuvre. Het laat spreker vrij onverschillig of
het stadhuis zal worden gebouwd door een heiden, een joodeen
orthodox-protestant of een roomsch-katholiekvoor spreker
gaat het er alleen maar om, of Leiden een bruikbaar stadhuis
krijgt. En dan heeft spreker tegen het plan-Blaauw enkele
bezwaren, die met het z.g. „schaven" niet kunnen worden
weggenomen. Een onoverkomelijk bezwaar z.i. is, dat het
binnenplein, absoluut veel te klein zal blijkenalleen de boven
ste verdieping zal van het daglicht kunnen profiteeren;
op de eerste en tweede verdieping zal vooral in dezen tijd
van het jaar voor het grootste gedeelte van den dag kunstlicht
moeten branden. Ook is jammer, dat te onzaliger ure is aan
genomen den gevel aan de Breestraat, die eigenlijk niet meer
bestaat en een stuk afbraak is, te restaureeren. Men had een
veel beter gebouw kunnen krijgen, indien de bouwmeesters
zich behoorlijk hadden kunnen uitleven en een gebouw hadden
kunnen ontwerpen, geheel naar hun eigen meening.
Dan acht spreker het verkeerd, dat een plein is ontworpen
daar waar het in het geheel niet noodig is. De Koornbrug-
Steeg zal verbreed worden, een gelukkige gedachte, maar
het is z.i. nutteloos daar nog een plein bij te maken. Waar
voor dit dient, weet spreker niethet zal ook naar zijn meening
slecht passen iu het stadsbeeld. Het wil er bij spreker niet in,
dat een bouwmeester van de hem gegeven oppervlakte een
beduidend stuk niet benut.
Er is vanmiddag op gewezen, dat de laatste jaren de be
moeiingen van het gemeentebestuur aanmerkelijk zijn uit
gebreid en men daarom een gebouw moet hebben, dat be
hoorlijk ruimte biedt. Als dat juist is, dan vindt spreker het
Raadhuisbouw.
(Huurman e.a.)
een fout, dat men een stuk van het aangewezen terrein tot
openbaar terrein gaat maken en niet van die ruimte profiteert
ten behoeve van het gebouw.
Spreker kan zich daarom niet enthousiast vóór het
plan-Blaauw verklaren, hij weet nog niet hoe hij zijn
stem zal uitbrengen. Alvorens de stem, welke hij zal uit
brengen, te kunnen motiveeren, wil hij de meening van
Burgemeester en Wethouders vernemen over hetgeen er is
gezegd. Llij vindt het een dringende noodzakelijkheid te
komen tot den bouw van een behoorlijk stadhuis. Hij heeft
weieens door leden van het gemeentebestuur hooren zeggen:
wij zitten goed, wij hebben niet zoo'n haast, de diensten zijn
onder dak gebracht. Spreker vindt echter de tegenwoordige
wijze van werken zeer oneconomisch en hij zou daarom gaarne
zien, ook met het oog op werkverruiming, dat nu spoedig
met den bouw een aanvang werd gemaakt. Hij gevoelt iets
voor het voorstel van den heer Beekenkamp om te trachten
tot een behoorlijke oplossing van de indeeling te komen.
Zooals hij zooeven zeide, leent het plan-Blaauw zich z.i.
daartoe niet, en hoe lang zal het duren eer er dan een oplos
sing gevonden wordt. Het blijft voor spreker moeilijk te be
palen, hoe hij zijn stem zal uitbrengen. Als hij stemt vóór
het plan-Blaauw zal dat zijn nolens volens, niet met en
thousiasme.
De heer Groeneveld heeft bezwaar tegen de wijze, waarop
Burgemeester en Wethouders deze zaak bij den Raad aan
hangig maken, omdat daarbij is afgeweken van een gewoonte,
welke tot dusverre bij de behandeling van dergelijke belang
rijke vraagstukken bestond. Zoowel bij de behandeling van
de rioolplannen als bij die van het uitbreidingsplan is de
ontwerper in de gesloten zitting van den Raad gekomen
tot het geven van een nadere toelichting. Spreker begrijpt
niet, waarom Burgemeester en Wethouders hier niet dien
zelfden weg hebben gevolgd en niet de Raadhuis-Advies-
Commissie in de gelegenheid hebben gesteld in een besloten
zitting voor de Raadsleden meer uitvoerig haar advies toe
te lichten. De debatten zouden daardoor eenigszins zijn
verkort. De heer Schüller heeft aan Burgemeester en Wet
houders verzocht die in de practijk deugdelijk gebleken
methode toe te passen, maar aan dat verzoek is niet vol
daan, hetgeen spreker betreurt.
Spreker betwist den heer Tepe natuurlijk niet dat, wanneer
hij het plan-Kropholler hier propageert, dit vrij is van
politiek, maar de katholieke fractie heeft in dat opzicht
toch wel den schijn tegen zich, want vanaf het oogenblik,
dat het Stadhuis verbrand is, is door de katholieke fractie
steeds weer de heer Kropholler naar voren geschoven. De
heer Kropholler staat bekend als een bouwer van katholieke
kerken en spreker erkent, dat hij een zeer bekwaam architect
is. De heer Kropholler is o. a. ook aanvankelijk naar voren
geschoven door dr. van Gelder, voorzitter van de Raadhuis-
Advies-Commissie, die in 1931 een adres aan den Raad
heeft onderteekend, volgens hetwelk in de eerste plaats de
heer Kropholler in aanmerking kwam voor het ontwerpen
van een stadhuis.
De heer Tcpc vraagt of dat ook politiek is.
De heer Groeneveld zegt, dat dat geen politiek is, maar
dit bewijst toch wel de volkomen onpartijdigheid van de
Raadhuis-Advies-Commissie, althans van haar voorzitter.
Na de indiening der plannen heeft dr. van Gelder den heer
Kropholler losgelaten, waarschijnlijk omdat hij met erkenning
van de groote bekwaamheden van den heer Kropholler toch
van meening was, dat een ander architect een nog beter
plan had ingediend. Die houding van dr. van Gelder is
alleszins te verdedigen. De heer Tepe heeft een zeer goede
rede gehouden en het pi an-Kropholler zeer warm verdedigd,
maar hier en daar heeft hij het er toch wel eenigszins te dik
opgelegd. Zoo was het mooiste, wat hij ooit in Leiden ge
vonden had, de doorkijk vanuit de Koornbrugsteeg op den
ouden toren. Spreker gaat ook wel eens door de Koornbrug
steeg, maar van de 100 keer is hij er 99 keer doorgegaan
zonder het te zien, en spreker veronderstelt dat het zoo
met duizenden Leidenaren is gegaan. Men ziet daarvan
in de winkels heel mooie plaatjes, die het ook heel goed doen,
maar dat is eenzelfde schoonheid als men wel ziet op schilde
rijen van een bouwvallig huisje, met klimop en een gebarsten
deur. Als men het in de kamer hangt, is het heel mooi, maar
niemand wil in zoo'n krot wonen. Op een plaatje is dat heel
mooi, maar in de practijk was die inkijk in een steegje met
karren en afval van winkels niet zoo heel mooi.
De heer Tepe vindt het vooral zoo mooi, dat de heer
Kropholler den toren wil herbouwen. Misschien is het wel
mogelijk, den toren opnieuw" te bouwen, m. a. w. den toren