502 MAANDAG 18 DECEMBER 1933. Raadhuisbouw. (Bosman.) niet geheel thuis isspreker begrijpt er ook het nut niet van, want hij kan zich toch niet voorstellen, dat de heer Manders zou verwachten dat hij daarmede de meening van de raadsleden zou veranderen. Men heeft toch tijd genoeg gehad om die plannen zelf te bezien en zoo noodig anderen, meer deskun digen te raadplegen, zoodat spreker zich niet kan voorstellen dat hier iemand uitsluitend op gezag van den heer Manders tot een andere meening zou komen. Daarom onthoudt spreker zich hier liever van elke technische beschouwing; de Raad is z.i. allerminst het College om die te kunnen appre- cieeren. Met geen der ingezonden plannen dweept spreker; spreker ziet bij alle als fout, dat de Raad den ontwerper heeft gebonden aan den ouden gevel alsmede aan de plaats. Spreker heeft herhaaldelijk betoogd, dat hij de plaats niet geschikt vond voor een nieuw stadhuis en dat men, als men werkelijk oor spronkelijk werk wilde hebben, waarin men het talent van den architect, den ontwerper van een mooi bouwwerk zou willen terugvinden, dat men hem dan niet moest binden aan den ouden gevel, die natuurlijk altijd een integreerend deel ook van het nieuwe stadhuis zou blijven; men kan niet vol staan met den ouden gevel er enkel tegen aan te zettendie gevel geeft ook ingangen. Duidelijk is voorgeschreven door het College, dat de hoofdtrap de groote ingang moest blijven; wanneer men zulke dingen voorschrijft, moet het geheel iets gekunstelds krijgen. De bouwmeester is niet meer vrij in het ontwerpen van wat hij zich voorstelt, hij moet zich geheel aanpassen aan het bestaande en dat stempel vindt spreker drukken op al de plannen,op het een in meerdere, op het ander in mindere mate. Zijns inziens is de heer Blaauw er het best in geslaagd den ouden gevel het meest tot zijn recht te doen komen. Dit wil niet zeggen, dat spreker het zulk een buiten gewoon bouwwerk vindt, maar men moet een keuze tusschen enkele plannen doen en dan staat het plan-Blaauw spreker het beste aan. Het plan-Kropholler vindt hij, al heeft hij veel respect voor Kropholler als bouwmeester, niet erg geslaagd. Men kan nog zoo groote vereering hebben voor hetgeen Krop holler elders heeft gemaakt, hier gaat het alleen om het plan, dat hij den Raad thans heeft voorgelegd, en dat plan vindt spreker geen gelukkig plan. In deze discussie heeft het spreker onaangenaam getroffen, dat verschillende sprekers de onpartijdigheid van de Raad huis-Advies-Commissie in twijfel hebben getrokken. Hetzelfde is ook in verschillende schrifturen gebeurd; de heer Polak heeft het op de meest onbeschaamde wijze gedaan in een ingezonden stuk, waarin bijvoorbeeld de uitdrukking voor komt „als wij maar eens een onpartijdige Commissie hadden Spreker vindt het schandelijk. De heeren Beekenkamp, Manders en Coster hebben zich er ook niet van kunnen ont houden om die onpartijdigheid in twijfel te trekken. Spreker vindt het niet alleen onjuist, maar ook een teeken van zwakte als men op dien twijfel zijn betoog grondvest. De heer Tepe heeft het plan-Kropholler ook krachtig naar- voren gebracht en het plan-Blaauw fel bestreden, maar hij heeft dat op keurige wijze gedaan, daarbij angstvallig ver mijdende iets onaangenaams aan het adres van de Raadhuis- Advies-Commissie te zeggen. Een dergelijk betoog maakt meer indruk. Er is hier veel critiek geoefend op het plan-Blaauw en ook op de uitspraak van de Raadhuis-Advies-Commissie, waarbij allerlei uitspraken van deskundigen zijn voorgelezen. Het kan soms toch wel vreemd loopen, de Raad benoemde een Com missie van deskundigen, zonder dat er één stem is opgegaan, die meende, dat men anderen moest hebben. Algemeen werden deze de meest tot oordeelen bevoegden geacht en niemand heeft twijfel geopperd aan de onpartijdigheid van hun oordeel. Maar nu die Commissie een oordeel heeft uitgesproken, nu komt men op eens met andere deskundigen, die het blijkbaar beter weten. De bekende stuurlieden, die aan den wal staan. Tot nu onbekende sterren worden naarvoren geschoven als zijnde de mensehen, die veel beter een oordeel kunnen vellen dan zij, die door den Raad met algemeene stemmen werden gekozen. Met zulk een gedragslijn kan spreker zich niet ver eenigen. Bij het doen van een keuze tusschen de plannen weegt voor spreker heel zwaar het oordeel van de Raadhuis- Advies-Commissie, een Commissie door den Raad met zijn instemming en medewerking benoemd en, volgens spreker, bestaande uit zeer kundige en deskundige menschen, wier onpartijdigheid bij hem boven eiken twijfel verheven is. Spreker dweept, om redenen hier voor genoemd, ook niet met het plan-Blaauw, maar hij vindt het toch van de inge diende plannen ook het beste. Dit maakt de keuze voor hem thans gemakkelijk, maar had hij getwijfeld, dan zou het feit, dat de Raad met zijn medewerking een Commissie benoemde, bestaande uit. menschen, op wier oordeel hij hoogen prijs stelt, voor hem een reden geweest zijn, hun advies te volgen, Raadhuisbouw. (Bosman e.a.) misschien zelfs zijn oordeel achter te stellen bij dat van een dergelijke Commissie. Spreker kan zich dus vereenigen met het voorstel van het College. Het voorstel-Beekenkamp acht spreker een won derlijk voorstel; hij zou zich kunnen voorstellen, dat de aan hangers van het plan-Kropholler hadden voorgesteld om beide projecten, dat van Blaauw en dat van Kropholler, te doen uitwerken; daarin ziet spreker tenminste eenigen zin. Ook had hij kunnen begrijpen, waar velen in den Raad blijkbaar gevoelen voor het plan van Gebr. van Nieukerken, dat van die zijde een poging gedaan werd om ook het plan-van Nieu- kerken te laten keuren door de Commissie; dan had men ook over dat plan een beoordeeling door deskundigen. Nu kop pelt men hier 3 dingen aan elkaar, die niet bij elkaar passen, want van het plan-van Nieukerken is nog in het geheel geen critiek van deskundigen geleverd, en toch komt men al met een voorstel om het te laten uitwerken. Dat acht spreker iets zeer wonderlijks. Spreker kan in het voorstel niets anders zien dan dat de voorstanders van het plan-Kropholler op die manier villen trachten de aanhangers van het plan-van Nieukerken achter zich te krijgen om zoodoende het plan- Kropholler er door te halen. Dat noemt spreker niet zooals enkelen hem toeroepen politiek, maar toch een kansbereke ning, waarin hij wel iets verkeerds ziet. Dat men een poging wage, als men weet dat er meerderen in den Raad vóór zijn om een ander plan ook nog onderzocht te krijgen, dat is tenminste een standpuntmaar om die 3 plannen aan elkaar te koppelen, terwijl men over het eene plan nog geen deskun dig oordeel heeft, vindt spreker een dwaas denkbeeld. Wan neer de Raad het voorstel-Beekenkamp zou aannemen, zou hij zich naar sprekers meening ontzettend belachelijk maken. Spreker zal natuurlijk tegen het voorstel-Beekenkamp stemmen. De heer de Reede kan, hoewel gaarne erkennende, dat de herbouw van Leiden's aloude Raadhuis niet alleen is een Leidsch belang en zeer wel begrijpende, dat velen, wien deze zaak ter harte gaat, zich willen uitspreken, toch niet nalaten zijn teleurstelling uit te spreken over den berg van ingezonden stukken, artikelen en geschriften, welker lezing wel veel tijd eischt, maar weinig vrucht afwerpt voor een raadslid, dat zich mede verantwoordelijk weet voor de thans te nemen beslissing en objectief wil luisteren naar den goeden raad, die hem van vele, aesthetisch of technisch georiënteerde zijden wordt voorgehouden. Het is niet opmerkelijk, dat het rapport van de Raadhuis- Advies-Commissie veel critiek heeft doen opkomen; wie zou anders verwacht hebben. Wel heeft spreker verbaasd gestaan, dat die critiek in dezelfde fouten verviel, die de Raadhuis- Advies-Commissie zoo ijverig in de schoenen werden ge schoven, maar die haar geheel vreemd zijn. De doorzichtige propaganda voor een bepaalden architect, wiens zeer ver dienstelijk werk toch vele tekortkomingen heeft, de gevoels argumenten, die geen ruimte lieten voor een streng zakelijk onderzoek naar de practische bruikbaarheid van het gebouw, de animositeit tusschen uiteenloopende richtingen in de bouw kunst zijn slechte wegwijzers voor hem, die het goede voor zijn stad zoekt en daarbij niet uit anderer inzicht, maar uit eigen overtuiging zijn oordeel wil vormen. Hem blijft slechts over te trachten door een persoonlijk onderzoek aan de hand der officieele stukken zich een oordeel te vormen. Ook voor den leek op bouwkundig gebied zijn er genoeg vragen te stellen en opmerkingen te maken vooral op prac tised, maar toch ook op aesthetisch gebied, welker beant woording eenigszins den weg wijst in dit zoo moeilijke pro bleem. Het oude Raadhuis met zijn beroemden voorgevel en toren en fraaie voorbeelden van oude interieurkunst heeft nog andere herinneringen achtergelaten dan alleen goede. Toen het nog mogelijk was om de restauratieplannen voor te be reiden, die tijdens den brand in uitvoering waren, en de Raad onder deskundige leiding het geheele gebouw heeft bezich tigd, is de onbruikbaarheid van een belangrijk deel ervan door hokkerigheid en slechte verlichting zeer overtuigend bewezen. Niet beter stond het met de huisvesting der secretarie- afdeelingen, die voorzoover in vroegere woningen geplaatst, slechts bij hooge uitzondering over een aan bescheiden eisclien voldoend werklokaal konden beschikken. Het is noodig deze feiten in de herinnering terug te roepen om duidelijk de eischen voor oogen te hebben, die aan een stadhuis, zooals hier gebouwd zal worden, moeten gesteld worden. Tweeërlei taak heeft het stadsbestuur, vooreerst een regeerende, in de tweede plaats een administreerende. Beide zijn van groot belang en hare behoeften verdienen gelijke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 26