MAANDAG 18 DECEMBER 1933.
497
Raadhuisbouw.
(Wilbrink.)
noodig wordt door Blaauw weggeschonken aan zijn plein.
Nu kan men over de aesthetische waarde discussieeren, maar
waar er hier zoo'n scherpe tegenspraak is tusschen de des
kundigen, mag het practisch oordeel hier beslissen. De heer
Manders heeft betoogd, dat men daar geen behoefte heeft
om zich te wenden en te keeren; hij heeft dit eenigszins
belachelijk voorgesteld, maar dit is in wezen niet belachelijk,
want er is inderdaad ruimte genoeg. De Yischmarkt is een
van de breedste straten van Leiden en de Koornbrugsteeg
wordt aanmerkelijk verbreed. Dat er behoefte zou bestaan
aan een plein wil er bij spreker niet in. Kan men dat pleintje
missen? Neen, dat kan men niet missen, zooals uit de op
gave van de architecten blijkt. Men heeft al meer ruimte
noodig gehad om aan een behoorlijke verdeeling van de
dienstruimte te komen.
Ook de heer Blaauw heeft meer terrein noodig gehad en
daarom heeft hij er 3 perceelen bijgetrokken, welke de ge
meente op een belangrijk bedrag komen te staan. Met de
financieele zijde is derhalve geen rekening gehouden.
Wat betreft het argument van de Raadhuis-Advies-
Commissie, dat het plan Blaauw zoo uitstekend is om zijn
assenstelsel, dat als een bijzondere vondst zou zijn te be
schouwen, spreker kan zich niet begrijpen, dat een des
kundige commissie, waar de meeningen over vorm en smaak
onder de deskundigen zoozeer verschillen, tot een eenstemmig
advies komt over een plan, dat door anderen zoo critisch
wordt beoordeeld, maar bovendien is dat assenstelsel toch
eigenlijk niet een vondst. Dat moet spreker wel aan de
Raadhuis-Advies-Commissie als een zacht verwijt aan
rekenen. Er wordt den Raadsleden gesuggereerd, dat dat
assenstelsel een vondst zou zijn, maar verschillende des
kundigen hebben spreker verzekerd,- dat ieder bekwaam
en voor zijn taak berekend architect zal trachten te beginnen
om vanuit een assenstelsel zijn gebouw te construeeren. Als
dit zoo is, wat spreker moet aannemen, dan is het een on
juiste voorlichting van de Raadhuis-Advies-Commissie, als
zij den Raadsleden wil suggereeren, dat zij het plan-Blaauw
moeten accepteeren, omdat het in verband met dat assen
stelsel zoo juist is. Juist door dat assenstelsel is de heer Blaauw
bij het ontwerpen van zijn plan in het gedrang gekomen,
omdat hij daardoor geen behoorlijke verdeeling meer kon
krijgen, ook van de dienstruimte, en ook geen behoorlijke
oplossing van het vraagstuk.
Nu wordt door Burgemeester en Wethouders wel voor
gesteld om, zij het met wijzigingen, het plan-Blaauw uit te
voeren en nu zegt de Commissie van Fabricage wel, dat die
wijzigingen niet van principieele beteekenis zijn, maar het
lijkt spreker niet goed om aan een dergelijk plan te gaan
schaven als hij dit zegt, heeft hij daarvoor zijn reden,
want hij heeft ook in dit opzicht bij deskundigen geïnformeerd
omdat men dan nooit krijgt hetgeen men moet hebben:
een goede verdeeling en een goed stadhuis.
De heer Tepe wees er op, dat een stadhuis moet spreken
de eeuwen door. Beziet spreker het van zijn standpunt,
dan zegt hijals de indeeling niet in orde is, blijft dat de
eeuwen door een schaduwplek. Men kan spreken van een
monumentaal gebouw door de vormgeving, maar als dit niet
tot uiting komt in zijn indeeling, dan gaat de monumentaliteit
geheel verloren. Bij het binnentreden van een gebouw moet
men niet een ontgoocheling ondergaan. Die ontgoocheling
heeft men, zoowel bij het plan-Blaauw als bij het plan-
Kropholler, als men groote werkvertrekken ziet met een
maximum-hoogte van 3 M. Het groote bezwaar, ook bij het
plan-Kropholler is, dat men ruime dienstvertrekken heeft,
zelfs van 100 tot 160 M2. met een hoogte niet grooter dan die
van een behoorlijke huiskamer, waar dan talrijke ambtenaren
moeten werken. Dat noemt spreker geen goede oplossing
van het stadhuisvraagstuk en spreker heeft, in tegenstelling
met den heer Tepe, volgens wien de Raadhuis-Advies-Com
missie te veel aandacht heeft geschonken aan den plattegrond,
aan de indeeling, sterk den indruk, dat die Commissie alleen
het oog heeft gehad voor de aesthetische vormgeving en niet
behoorlijk aandacht heeft geschonken aan de practische
dienstindeeling. Waar ook het plan-Blaauw deze bezwaren
in hooge mate heeft, kan en mag men niet zonder meer op
het voorstel van het College ingaan. Spreker begrijpt heel
goed, dat het College met dit voorstel komthoe kan het ook
haast anders? De moeilijkheden waren voor het College
buitengewoon groot; het heeft een deskundige commissie,
die adviseert; zelf is het niet deskundig; het moet dus,
zelf niet-deskundig, het advies van die commissie verwerken,
waarin het gesteund werd door de Commissie van
Fabricage, de officieele deskundigen uit den Raad; dus die
deskundigen moet het College volgen. De Raad staat er op
het oogenblik echter anders voor; deze moet nu beslissen,
nadat hem terhandgesteld is het deskundig advies van zijn
Raadhuisbouw.
(Wilbrink e.a.)
commissies, maar daarnaast nog de verschillende adviezen,
ook van deskundigen, die hem van andere zijde hebben
ingelicht en gewezen op de bezwaren, die door de Raadhuis-
Advies-Commissie over het hoofd zijn gezien. Daarom maakt
spreker allerminst het College een verwijt, dat het met
dit praeadvies is gekomen, maar waar het advies der Raad
huis-Advies-Commissie niet voldoende onbevangen is en
deze niet voldoende rekening heeft gehouden met een econo
mische indeeling van het stadhuis, meent spreker dat men
de plannen niet zoo kan aanvaarden.
Nu kan de Raadhuis-Ad vies-Commissie gezegd hebben:
wij moeten maar geven, wat o. i. het beste is, al zijn wij
er ook niet over tevreden en al hadden wij ook meer ver
wacht, maar de Raad staat voor de verantwoordelijkheid
en moet straks het geld voteeren voor een gebouw, dat dan
niet aan de gestelde eischen voldoet. Daarom meent spreker,
dat het voorstel-Beekenkamp door den Raad zal moeten
worden aangenomen. De Voorzitter heeft dit voorstel niet
beschouwd als een amendement, maar als een voorstel van
orde of als een geheel nieuw voorstel; spreker erkent, dat dit
voorstel moeilijkheden geeft, maar men zit toch in de moeilijk
heden. Wie zal nu op het oogenblik zeggen: dat moet het
plan zijn. Gok door het College wordt geen plan aangeboden,
dat zoo aannemelijk is; het wordt zelfs door het College
nog niet zoo aannemelijk geacht.
Waar nu meerdere plannen zijn ingediend, waarvan het
een in dit opzicht en het ander in dat opzicht voldoet, moeten
de beste dier plannen worden beoordeeld. De plattegronds-
indeeling van het plan-vanNieukerken verdient den voor
rang boven die van het plan-Blaauw en van het plan-Krop
holler. Men kan bezwaren aanvoeren tegen de architectuur
van het plan-van Nieukerken, maar die zijn in den tegen-
woordigen tijd tegen elite architectuur aan te voeren, want,
welk plan men ook neemt, er zal een leger van critici klaar
staan om het te beoordeelen en te veroordeelen. De laatste
tien jaren is er geen monumentaal gebouw totstandgekomen,
of er is scherpe critiek op uitgeoefend. Ook op het Stadhuis
te Enschedé, dat hoog werd geroemd, heeft spreker critiek
gelezen; het zou te veel ontleend zijn aan de Zweedsche
bouwkunst en te weinig oorspronkelijk.
Als de naam van Nieukerken wordt genoemd, is dat
niets verwonderlijks, want, waar de heer Tepe spreekt
van den heer Kropholler als van den bouwmeester van dezen
tijd, die een oplossing als deze het best kan geven, wijst
spreker er op, dat de heeren van Nieukerken bekend staan
als de menschen, die van de renaissance de meeste studie
hebben gemaakt. Dit is hun speciaal terrein van studie,
meer dan van eenigen anderen architect in Nederland. Waar
de gebroeders van Nieukerken naar het oordeel van de onder
teekenaren van het voorstel in staat zijn, niet alleen een
stadhuis te leveren, dat aan alle eischen van de practijk
voldoet, maar ook een stadhuis, dat zich aanpast aan liet
stadsbeeld en een aansluiting geeft aan den voorgevel aan
de Breestraat, een zeer goede overgang, meenen zij met
vrij moedigheid hun voorstel te mogen aanbevelen.
Resumeerende kan spreker niet meegaan met het voorstel
van Burgemeester en Wethouders en zou hij ook niet zonder
meer kunnen meegaan met een voorstel om den bouw op
te dragen aan den heer Kropholler, omdat zoowel het plan-
Blaauw als het plan-Kropholler ten aanzien van de practische
eischen, welke aan een stadhuis moeten worden gesteld,
veel te veel tekortkomt. Zijns inziens moeten er eerst andere
plannen ter tafel komen, waarover de Raadsleden kunnen
oordeelen.
Wat het lichthof betreft, kan spreker zich geheel aan
sluiten bij het betoog, dat dit zoozeer tekortschiet, dat er
niet over valt te spreken. Als men in andere plaatsen heeft
gezien hoe over opgaande muren, welke op korten afstand
staan, het licht in de kantoorlokalen wordt ingevoerd, dan
weet men zeker, dat bij uitvoering van het plan-Blaanw in
de onderste verdieping, waar de kantoren van den ontvanger
zijn gevestigd, 9 maanden van het jaar met kunstlicht zal
moeten worden gewerkt. Als men aan de ruimte gebonden
was en het niet anders kon, zou er aanleiding kunnen zijn
over dat bezwaar heen te stappen, maar waar een groot
terrein voor publiek terrein aan de gemeente wordt cadeau
gedaan en het stadhuis als het ware in elkander wordt ge
drongen, hetgeen tengevolge heeft, dat men een deel van
de ambtenaren steeds met kunstlicht moet laten werken,
acht spreker in economischen zin en ook in practischen zin,
wat de werklust der ambtenaren betreft, de bezwaren van
zoo overwegende beteekenis, dat hij het plan-Blaauw niet
kan aanvaarden.
De heer Schiiller zegt, dat dan nu een deel van het aanhangsel
van de Commissie van Fabricage, zooals de heer Wilbrink zegt.