MAANDAG 18 DECEMBER 1933.
491
Raadhuisbouw.
(Manders e.a.)
eischen, waar meer toegangen erop aanwezig zijn, waar
grooter drukte van publiek of anderszins kan verwacht
worden. Ze voorkomen een „circuleerend verkeer", waarvan
Blaauw veel houdt, dat in een raadhuis slechts onrustig
werken kan. In de representatieve ruimten, bij ontvangzaal
en trouwzaal, bij de raadzaal en bij de af deelingen Bevolking
en Burgerlijke Stand zijn ze tot breede hallen uitgewerkt.
Ofschoon bij nadere bespreking en uitwerking zeer zeker
nog met de bijzondere inzichten van Burgemeester en Wet
houders en zeer zeker van Secretaris en andere hoofden van
Dienst rekening gehouden zal moeten worden, kan toch reeds
getuigd, dat de verschillende dienstruimten naar goed in
zicht in goede verhouding zijn ondergebracht, terwijl de
diensten oordeelkundig, in goed ten opzichte van elkaar
gelegen vertrekken zijn gegroepeerd.
De lichtverdeeling is voor de meeste vertrekken zeer
gunstig. In het bureau van den Burgerlijken Stand met
zijn bovenlicht is daarbij met de modernste eischen voor
kantoorruimten rekening gehouden. In het op even lager
niveau dan de Yischmarkt gelegen kantoor van den Ont
vanger is volgens sprekers berekening 14 M2. lichtoppervlak
tegen 140 M2. oppervlakte der werkruimte, terwijl in de
wachtruimte voor het pubhek zeker met minder overvloedig
licht kan worden volstaan. Bovendien is vergrooting van de
lichtoppervlakte daar zeer goed mogelijk.
De ontwerper heeft nog mogelijkheid gezien om meerdere
reserveruimten te scheppen, wat een zeer groot voordeel
genoemd mag worden, waardoor het in het advies der Raad-
liuis-Advies-Commissie naar voren gebrachte bezwaar van
de ligging der typistenkamer bij de Secretarie-afdeeling al
terstond is te ondervangen door ze naar de reserveruimte
op den variant in de nabijheid van het bureau van den
Secretaris en den Commies-Redacteur over te brengen.
Spreker is derhalve voorstander van het plan-Kropholler
en beveelt het in alle opzichten aan.
Spreker besluit met een woord van Vincent:
„Bijna niemand weet, dat het geheim van mooi werk
voor een groot deel goede trouw en oprecht gevoel is."
Wanneer spreker aan de andere plannen slechts een zeer
kort woord heeft gewijd, is dat niet, omdat spreker voor die
plannen minder of weinig waardeering zou hebben, maar
meer omdat z. i. deze plannen hier in dezen Raad toch niet
voor uitvoering in aanmerking zullen komen.
De heer Coster spreekt hier een woord van protest uit
tegen architect Blaauw en de Raadhuis-Advies-Commissie.
Tegen architect Blaauw omdat hij eigenmachtig het program
te buiten is gegaan door er 2 huizen aan de Vischmarkt bij
te trekken. Hij had er zoodoende wel de geheele Maarsman-
steeg bij kunnen trekken; dan had hij nog veel betere teeke-
ningen kunnen indienen. Tegen de Raadhuis-Advies-Com
missie omdat zij die ernstige fout gesanctionneerd heeft;
dat noemt spreker het saboteeren van een Raadsbesluit;
spreker noemt het een ernstige fout omdat die Commissie
aan de architecten, die gevraagd hebben het aangewezen
terrein te mogen overschrijden, dit pertinent geweigerd heeft
en hetgeen de heer Blaauw gedaan heeft, goedgepraat wordt.
Een, deskundige heeft spreker verklaard, dat juist de archi
tecten, die die 2 perceelen er niet bij mochten trekken, het
het moeilijkst gehad hebben, om van hun teekening een goed
geheel te maken. Juist degene, die buiten het program is
gegaan, had direct door de Commissie uitgeschakeld moeten
worden.
Wat betreft het inwendige van het gebouw wordt bij archi
tect Blaauw alles verkleind en goedgepraat, terwijl daar
tegenover bij architect Kropholler tot de kleinste piet
luttigheden toe breed worden uitgemeten, spreker zou bijna
zeggen, volgens het advies van de Raadhuis-Advies-Com-
missie niet verbeterd kunnen worden. Datgene, wat bij het
ontwerp van architect Dudok niet eens besproken wordt,
wordt nu bij architect Kropholler een groote fout genoemd.
De Voorzitter merkt op, dat de heer Coster zegt: bij het
plan-Dudok is dat niet besproken. Wanneer is dat plan-
Dudok besproken?
De heer Coster bedoelt: waarop bij architect Dudok geen
aanmerking gemaakt is.
De Voorzitter zegt, dat daarover niet eens gesproken is.
De heer Coster zegt, dat dat toch hier in den Raad be
sproken is.
De Voorzitter: Wanneer?
Raadhuisbouw.
(Coster e.a.)
De heer Coster: Een poosje geleden.
De vooropgezette bedoeling was, dat de heer Blaauw de
architect van het nieuwe Stadhuis zou worden. Men staarde
zich zoo blauw, dat een studentenblad, dat wandelingen
door Leiden beschreef, geschreven heeft dat als een architect
zooals de heer Blaauw het Heilige Geesthofje in zoo'n stijl
kan bouwen, hij ook in staat is tot den bouw van een nieuw
Stadhuis. De mooiste grap is, dat de heer Blaauw niet eens
de architect van dat hofje is geweest.
Spreker heeft zich ook laten voorlichten, dat de heer
Kropholler de eenige architect is, die niet alleen den toren
in den ouden stijl heeft geteekend, doch hem ook de plaats
heeft gegeven, waar hij behoort, nl. achter den hoofdingang.
Spreker "wijst op de Raadzaal, waarvoor een rustige sfeer is
gewenscht. De Raadzaal volgens het plan-Blaauw is gelegen
aan den buitenkant, waardoor men dus last zal ondervinden
van al het lawaai van verkeer en jeugd; want dit plein zal
dikwijls Avorden speelplaats voor de jeugd. De Raadzaal
volgens het plan-Kropholler is ingebouwd en kan zeker niet
door een andere verbeterd Avorden; daarvoor kan ook geen
rustiger plaats gevonden worden en zoo zou hij; door kunnen
gaan, doch aangezien er nog veel meer over gesproken zal
worden, wil hij het hierbij laten.
De heer Bergers is in het zakenleven gewend, dat iemand,
die een opdracht krijgt, deze uitAroert zooals zij hem Avordt
'voorgelegd. Nu is in dit geval aan de architecten, die zijn
uitgenoodigd, een bepaalde ruimte aangewezen, welke moest
worden bebouwd, maar de heer Blaauw is op zijn eigen
houtje daarvan afgeweken en Burgemeester en Wethouders
hebben dat gesanctionneerd. Spreker heeft er principieel
bezwaar tegen om aan iets dergelijks mede te werken. De
heer Blaauw heeft er een paar huizen bij getrokken. Spreker
is overtuigd, dat, wanneer de andere architecten diezelfde
vrijheid hadden gehad en gedaan hadden weten te krijgen,
dat de termijn van inlevering niet zoo kort werd gesteld, er
andere plannen zouden zijn ingediend.
Spreker zal niet treden in een beoordeeling van de plannen
omdat hij daarvan geen verstand heeft, maar zijn billijkheids
gevoel verbiedt hem zijn goedkeuring aan de uitvoering van
het plan Blaauw te geven, omdat deze architect zich niet
aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden. Hetgeen ge
beurd is noemt spreker niet eerlijk.
De heer Tepe had niet verwacht reeds hedenmiddag aan
het woord te komen. Hij had zich er min of meer op ge
prepareerd, dat het Woensdagmiddag of Woensdagavond
zou worden. Hij zal misschien meer tijd van den Raad in
beslag moeten nemen dan zijn gewoonte is, maar onder
de gegeven omstandigheden acht hij zich verplicht dat
te doen.
De verwijten, tot het College gericht, dat in het prae-
advies niet voldoende of in het geheel niet de kwaliteiten
van het door het College aanbevolen plan naarvoren zijn
gebracht, behoeft spreker zich niet aan te trekken, omdat
hij niet behoort tot de meerderheid van het College, Avelke
het voorstel doet, maar een eigen standpunt heeft ingenomen.
Doch anderzijds acht hij zich te meer verplicht zijn eigen
standpunt in deze nader te motiveeren.
Men zal moeten erkennen, dat dit College in het algemeen
in belangrijke zaken een opmerkelijke homogeniteit aan den
dag heeft gelegd. Dit is stellig hieraan toe te schrijven dat
alle leden van dit College er van doordrongen zijn dat homo
geniteit de bestuurskracht van een College slechts ten goede
kan komen. Niet dan na nauwgezette overweging en rijp
beraad heeft spreker dan ook besloten nopens het voor
Leiden zoo uiterst gewichtige Stadhuisvraagstuk een stand
punt in te nemen, dat afwijkt van dat van de overige leden
van het Dagelijksch Bestuur. Slechts één motief heeft spreker
genoopt om, met prijsgeving van de ook door spreker naar
waarde geschatte homogeniteit een eigen standpunt te kiezen,
nl. de oprechte overtuiging dat aanneming van het meerder-
heidsvoorstel van het College niet de oplossing van het
Stadhuisvraagstuk brengen zal, die voor Leiden de meest
gewenschte is.
Spreker treedt bij zijn uiteenzetting van de gronden daar
voor niet in beschouwingen over den modus procedendi,
door het College en den Raad in deze tot heden gevolgd,
doch beperkt zich uitsluitend tot een toelichting en uiteen
zetting van de motieven, die hem in het thans bereikte
stadium de overtuiging schonken, dat een andere dan door
de meerderheid van het College voorgestelde oplossing de
juiste is.
De architect Jan Jans schrijft in zijn artikel „Bij de plannen
van het nieuAve Leidsche Stadhuis" het volgende: