474
MAANDAG 4 DECEMBER 1933.
Verbinding tussclicn Langcgracht en Maresingel.
(Goslinga e.a.)
het geen goed principe is, maar het is toch zeker een goed
principe, op de principes van de tegenpartij te bouwen.
De oplossingen, door de heeren Manders en Schüller voor
gesteld, zijn onaannemelijk uit het oogpunt van fabrieks-
belang. Het gaat in deze speciaal om de Gasfabriek, waar
50.000 ton kolen per jaar worden aangevoerd. Wanneer bij
het verplaatsen van de kolen niet de grootste zuinigheid
wordt betracht, kost het doorloopend veel geld. De denk
beelden, die hier zijn geopperd, zijn ook door den Directeur
van de fabriek overwogen. Bij de uitvoering daarvan zouden
de extra kosten voor het vervoer der kolen meer dan 0,10
per ton bedragen. De uitvoering van het denkbeeld van den
heer Schüller, om de kolen op te slaan achter de schutting
aan de Langegracht, zou onbetaalbaar zijn. Men heeft
verschillende soorten kolen en die, welke nu daar liggen,
zijn voor een ander doel bestemd, dan de kolen, die direct
uit de schepen op het terrein worden gelost en later naar de
stokerij worden vervoerd.
De voorgestelde wijziging zal den fabrieken inderdaad iets
kosten, maar zij, die met het doen en laten van de fabrieken
op de hoogte zijn, zullen weten, dat zij nooit zooveel bezwaar
hebben tegen het voteeren van een bedrag in eens, dat uit
de reserve, het vernieuwingsfonds of andere daarvoor be
schikbare posten kan worden geput, maar terecht zeer
groote bezwaren hebben tegen de doorloopende verhooging
der exploitatiekosten.
Het streven is er op gericht, de exploitatiekosten laag te
houden, hetgeen een groot gemeentebelang is.
Het komt er dus op neer, dat de weg slechts een 40 meter
in oostelijke richting wordt verplaatst, waardoor de bewoners
in de buurt van den Maresingel een klein eindje moeten om-
loopen, terwijl de weg voor anderen iets korter zal zijn.
Spreker is het met den heer Simonis eens, dat het wel van
belang is, dat de weg er blijft: de weg naar de binnenstad
wordt er door bekort en ook voor degenen, die werkzaam
zijn op de fabrieken en in de buurt daarvan wonen, beteekent
het een aanzienlijke bekorting van den weg naar en van de
fabrieken. Spreker ontkent ten stelligste dat die verbinding
op het oogenblik zoo prachtig is, zooals de heer Bergers
heeft gezegd; spreker vindt het een allerslechtsten weg;
hij is met hoeken en men moet drie bochten om.
De heer Bergers heeft gezegd, dat het een drukke weg is.
De heer Goslinga heeft letterlijk opgeschreven: het was
een prachtige verbindingsweg met den singel. De verkeers-
specialiteit in den Raad, de heer Groeneveld, zal moeten
toegeven, dat de weg op zichzelf slecht is; men moet tweemaal
oppassen niet ondersteboven gereden te worden. Dan moet
men eens zien welk een prachtigen weg spreker voorstelt,
kaarsrecht en breeder; de bestaande weg is vol met hoeken
en gaten; de nieuwe weg is zoo mooi als maar kan. Spreker
verbaast zich, dat de heer Groeneveld hem niet om den hals
valt en zegt: dat is nu eens een verbetering. Het is een klein
eindje om, maar dat wordt ruimschoots vergoed door den
breederen en meer rechten weg, dien men krijgt. Aldus krijgt
men hier een natuurlijke scheiding tusschen de terreinen
van lichtfabrieken en Reiniging, wat ook wat waard is.
Toegegeven, dat dit voorstel uit een oogpunt van afstand
voor de bewoners van Koningstraat een kleine verslechting
beteekent en anderzijds weer een verbetering, daartegen wegen
ruimschoots op de volgende voordeelen. Men krijgt werk
voor 50 werkloozen voor 6 maanden of voor 100 werkloozen
voor 3 maanden; dat is toch ook van beteekenis. Het is toch
al zoo moeilijk werkobjecten te vinden en dit is een zeer goed
object. De mensehen loopen bij den heer Wijkmans de deur
plat, of er niets is en nu zou men dit vanavond weer afwijzen!
Verder krijgt men dan een goede scheiding tusschen beide
terreinen; men kan ook dat haventje voor de Reiniging
graven, waaraan zoo'n behoefte is; tenslotte wordt de weg
zooveel beter. Drie aanzienlijke voordeelen dus, waartegen
over maar zeer geringe nadeelen staan. Bovendien, wanneer
men nog eens begint aan den verbindingsweg Noord-Zuid,
dan is het de vraag of het dan al niet zoover is, dat men de
gasfabriek verplaatsen moet. De centrale is feitelijk niet meer
te verplaatsen; daarin zitten zulke enorme kapitalen. Met de
gasfabriek staat het anders; de stokerij is 10 jaar oud; ze
kan misschien nog 10 jaar mee, maar dan moet overwogen
om die geheel te vernieuwen of om de gasfabriek te verplaat
sen Dit komt binnen afzienbaren tijd zeker aan de orde. De
Electrische Centrale kan daar blijven, maar of de gasfabriek
daar kan blijven, moet onder oogen gezien worden; als men
tot verplaatsing besluit, vooral met het oog op den kolen-
aanvoer, moet ze in oostelijke richting; dan kan men die
verbinding Noord-Zuid daar maken zoo recht als het maar
eenigszins kan.
Verbinding tusschen Langegracht cn Maresingel.
(Goslinga e.a.)
Dit is niet een vogel in de lucht, zooals de heer Manders
zegt, maar de zaken bezien zooals ze zijn en niet het opofferen
van het heden aan een verre, onbekende toekomst. Spreker
hoopt, dat de Raad dit voorstel unaniem zal aannemen.
De heer Groeneveld heeft geen reden om te dezer zake
ijdel te zijn, want de Wethouder heeft het niet goed gezegd.
Inderdaad heeft spreker indertijd voorgesteld, dezen ver
bindingsweg tot stand te brengen, maar de Raad heeft toen
zijn voorstel met een groote meerderheid van stemmen ver
worpen. Eenigen tijd later kwamen Burgemeester en Wet
houders met precies hetzelfde voorstel, dat toen door den
Raad met een groote meerderheid van stemmen is aange
nomen. Spreker staat er dus buiten. Niettemin is het een
zeer belangrijke verbetering geworden.
De Wethouder zegt wel: dan moet men maar een klein
eindje omrijden, maar er zijn ook nog voetgangers. De om
legging van den weg beteekent voor de voetgangers een ver
grooting van den afstand met ongeveer 100 meter en dat is
voor hen altijd zeer belangrijk.
Natuurlijk acht spreker het een gemeenschapsbelang, dat
de Lichtfabrieken goed f unctionneeren, maar spreker ziet hier
geen onoverkomelijke bezwaren, al erkent hij, dat er wel be
zwaren zijn. Het is zeer goed mogelijk, een verbinding tusschen
de terreinen tot stand te brengen op de wijze als dat is ge
schied bij de firma Tieleman en Dros, die een luchtbrug
heeft gemaakt over de Middelstegracht, bij de N.V. Textiel
fabrieken voorli. Gebr. van Wijk Co. en de N.V. Kon.
Ned. Fabr. van wollen dekens, voorh. J. C. Zaalberg Zn,
beide aan de Vestestraat, en bij de vele fabrieken van de
fa. Leembrugge. De directies zouden ook graag den openbaren
weg bij haar fabrieksterreinen hebben getrokken, maar de
gemeente gaat op dat denkbeeld niet in. De heer Goslinga
zegt nu, dat de gemeente het ook niet kan, maar de fabrieken
staan er jaren en redden zich.
Ook de Lichtfabrieken zullen zich kunnen redden.
De Wethouder heeft zooeven het citaat, dat spreker uit
de Handelingen aanhaalde, ter inzage gevraagd, maar is
op dit deel van sprekers betoog met geen woord ingegaan.
De Wethouder heeft jaren geleden een verbetering toegezegd
en zegt nu, dat het deze verbetering is, maar dat is niet juist,
want dit is een verslechting. Door de verschuiving in ooste
lijke richting komt de weg verder van de Koningstraat af te
liggen.
De Wethouder interrumpeert nu, dat de nieuwe weg rechter
is, maar dat heeft er niets mede te maken. Het is alleen de
vraag, of de afstand korter is. Niemand vraagt, wat de
rechte weg is, maar iedereen vraagt, wat de kortste afstand is.
De Wethouder heeft daarover wijselijk maar gezwegen. Wel
staat vast, dat hij zijn belofte, een verbetering te zullen aan
brengen, als dat kerkhof in gemeentelijk bezit kwam, niet
nakomt; hij stelt integendeel een verslechting voor. Nu zegt
de Wethouder: die groote verkeersweg is verre toekomst
muziek; dat zal wel voor het nageslacht zijn. Wie kan dat
nu voorspellen? De gemeente-financiën, ook die van Leiden,
zijn wel van dien aard op het oogenblik, dat men zich dergelijke
kostbare zaken nu niet kan veroorloven, maar of die toestand
kort of lang zal duren, of die altijd zoo zal blijven of niet, is
niet te voorspellen. Andere gemeenten hebben dergelijke
doorbraken kort geleden, toen hun financieele toestand beter
was, wel tot stand gebracht; misschien zal de financieele
toestand van Leiden binnen eenige jaren zoo worden, dat
zij zich ook iets dergelijks kan veroorloven. Spreker blijft
er bij dat met aanneming van dit voorstel de mogelijkheid
wordt afgesneden om ooit dien verkeersweg, die dringend
noodig is, aan te leggen. De Wethouder zegt wel: daar wordt
geen kostbaar gebouw gezet, maar wat de Lichtfabrieken
eenmaal in hun vingers hebben, krijgt men er niet meer uit
dat is de realiteit. De Wethouder heeft spreker niet overtuigd,
hoezeer spreker ook de belangen van de Lichtfabrieken in
ziet en die ook wel wil helpen, maar spreker ziet hier geen
onoverkomelijke bezwaren om een andere oplossing te vinden
die heeft natuurlijk bezwaren, maar daaraan kan toch wel
iets worden gedaan. Spreker kan zich met deze belangrijke
verslechting niet vereenigen.
De heer Schüller zegt, dat volgens den Wethouder het door
spreker bedoelde terrein ongeschikt is, maar dat ligt toch
veel dichter bij de stokerij dan het bolwerk. Dan zegt de Wet
houder: de nu bestaande weg is bochtig, maar wanneer men
rechts de rooilijn van de Huigstraat neemt, en men graaft
het bolwerk af, dan krijgt men een verbinding in één rechte
lijn vanaf Langegracht tot aan de brug. Deze weg wordt
dus nog beduidend verkort door de afgraving van het bol
werk.
De Wethouder zegt ook, dat de mogelijkheid bestaat, dat