468 MAANDAG 4 DECEMBER 1933. Directeur Dienst Maatsch. Hulpbetoon. (Rornijn.) lag niet aan spreker, dat Maatschappelijk Hulpbetoon was zooals liet was, maar er zijn al vele Wethouders vóór spreker voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon geweest. De Raad zelf bestaat al veel langer dan die geheele inrichting van Maatschappelijk Hulpbetoon; hij was op de hoogte hoe het daar ging en wat daar was; men kan dus spreker niet verwijten, dat Maatschappelijk Hulpbetoon aldus georgani seerd was en aldus werkte. In dat jaar, dat spreker zich inge werkt had, heeft hij ook zelf ervaren, dat de fouten, die vóór dien niet zoo waren gevoeld, omdat een betrekkelijk klein aantal menschen door Maatschappelijk Hulpbetoon werden geholpen, een onrustbarend slechte uitwerking deden ge voelen toen door de crisis-omstandigheden een hoeveelheid menschen door Maatschappelijk Hulpbetoon moesten worden geholpen, waarop de technische dienst, de inrichting, de werk wijze van Maatschappelijk Hulpbetoon niet waren berekend. Spreker heeft, zich realiseerende, dat men van verschillende personen, onder wie Commissieleden, werk vroeg, dat men hun niet mocht vragen, er toe medegewerkt, dat de reorga nisatie zoo gauw mogelijk tot stand zou komen. Het standpunt van de geheele Reorganisatie-commissie het is in de Commissie met zooveel woorden gezegd en staat ook met zooveel woorden in haar rapport is geweest: eerst den dienst reorganiseeren en daarna het hoofd van den dienst benoemen. Uit den aard der zaak had spreker zich ingeleefd in den gedachtengang, dat het aldus zou gebeuren. Bij de behandeling van het reorganisatierapport in den Raad bleek, dat de Raad het wenschelijk achtte, eerst de interne reorganisatie van Maatschappelijk Hulpbetoon, dus wat betreft de armlastigen en de valide werkloozen, ter hand te nemen en de reorganisatie van het overige deel van Maat schappelijk Hulpbetoon op te schorten tot de benoeming van den nieuwen directeur zou hebben plaats gehad. Spreker heeft den strijd op dit punt in den Raad verloren, maar des ondanks gepoogd, het besluit uit te voeren, dus alleen in het eerste halfjaar de interne zaken van Maatschappelijk Hulpbetoon te reorganiseeren en daarna aan te vangen met de verdere reorganisatie, zooals in het rapport stond vermeld. Het is spreker echter aan alle kanten tegengeloopen. Zoo was aan Maatschappelijk Hulpbetoon voorgesteld, de regeling voor de valide werkloozen 1 October te doen ingaan. Men kan er pas op 1 Januari a.s. mee beginnen en dan krijgt spreker dus de moeilijkheden te verwerken, die daarvan het gevolg zullen zijn. Dien tegenslag heeft spreker natuurlijk in de maand Juli niet kunnen voorzien. Bij Maatschappelijk Hulpbetoon had men zich voorgesteld, de regeling voor de armlastigen te doen ingaan op 1 November. Op dien datum heeft spreker van den Armenraad de normen ontvangen, waarnaar de armlastigen moeten worden gesteund. De regeling kan nu niet anders dan op 1 Januari 1934 worden uitgevoerd. Spreker is dus bij Maatschappelijk Hulpbetoon eenige maanden achterop geraakt tengevolge van omstandigheden, welke niet aan hem zijn te wijten. Spreker had gedacht op 1 Juli 1934 in overleg met den nieuwen directeur, die dan een half jaar in dienst zou kunnen zijn, de geneeskundige armenverzorging bij Maatschappelijk Hulpbetoon te brengen, maar intusschen hebben de zieken huizen zich op het standpunt geplaatst, dat zij de tegen woordige regeling met de gemeente Leiden onder geen beding kunnen handhaven, waarom zij de gemeente hebben ver zocht, haar eerder ter wille te zijn. Spreker moet er nu op 1 Januari a.s. mee beginnen en daarom zullen vóór dien datum voorstellen daaromtrent door het College worden gedaan. Het is mogelijk, dat sprekers mededeeling te laat is gekomen, maar spreker heeft altijd gehoopt, de zaak tijdig gereed te kunnen krijgen door het uitstellen van verschillende reorgani satiemaatregelen, die genomen moeten worden en door spreker wenschelijk worden geacht, tot hij voor de benoeming van den directeur de handen meer vrij zou krijgen. Het is spreker echter den laatsten tijd gebleken, dat het onmogelijk is en daardoor zag hij nu pas kans, met zijn mededeelingen te komen. Het bezwaar van den heer Wilbrink, dat het voor den directeur een handicap zou zijn, wanneer deze zou komen te staan voor werk, dat onder de persoonlijke leiding van den Wethouder, zijn superieur, is verricht, terwijl hijzelf daaromtrent andere opvattingen heeft dan de Wethouder, acht spreker niet juist, spreker heeft meermalen betoogd, dat de reorganisatie, welke moet plaats vinden, geheel en al vastgelegd is in het reorganisatierapport. Wanneer daar komt een directeur met opvattingen, die ingaan tegen het geen door het reorganisatierapport is aangegeven en door den Raad bekrachtigd is, dan zal ongetwijfeld daartegen door spreker tegenstand worden gevoerd en zal spreker hem voorhouden, dat het reorganisatie-rapport duidelijk om- Directeur Dienst Maatsch. Hulpbetoon. (Romijn c.a.) schreven en omlijnd aangeeft wat moet gebeuren. Naar sprekers vaste overtuiging en inzicht kan, wanneer er een nieuwe directeur komt, hoe en wie dan ook, met welke kennis en ervaring ook, waarvan spreker gaarne aanneemt, dat hij in deze zaken meer thuis is dan spreker, deze niet anders doen dan onderschrijven hetgeen in het reorganisatie-rapport staat en hetgeen tengevolge daarvan behoort te worden uitgevoerd. Nu is uiteraard waar, dat tezamen met de in voering van de maatregelen, in het reorganisatie-rapport ge noemd, de technische inrichting plaats vindt, waarop men critiek kan hebben, maar dan zijn dat ondergeschikte punten, waarmede spreker zich op het oogenblik niet inlaat, tenminste niet noemenswaard. Door bijzondere omstandigheden kan worden gevraagd een bepaald besluit te sanctionneeren, ook ten aanzien van een technische inrichting bij den dienst, maar dat is voor spreker een zeer ondergeschikte aangelegenheid. Wanneer het nieuwe hoofd voorstellen zou doen ten aanzien van de administratieve verwerking van het verschillende materiaal of ten aanzien van andere technische voorzieningen zou doen, is allerminst te verwachten, dat spreker dwars tegen hem ingaat en dit beschouwt als een aantasting van sprekers wijsheid en kennis. Integendeel gevoelt spreker op dit punt zeker niet de meerdere te zullen zijn van den direc teur van Maatschappelijk Hulpbetoon; als iemand met er varing en inzicht op dit terrein blijft hij volmaakt vrij en bevoegd; spreker bemoeit zich alleen met wat door den Raad is aangenomen, welks uitvoering en totstandbrenging hij zich tot een plicht rekent. Het is absoluut niet sprekers bedoeling om van dat raads besluit af te komen, zooals de heer Schiiller zeide. Spreker erkent ten volle het recht van den Raad en zal dat steeds blijven doen, om in deze te beslissen in een zin, die afwijkt van sprekers meening; daarvoor beeft tenslotte de Raad de verantwoordelijkheid te dragenspreker licht den Raad voor wil deze een anderen kant uit, dan heeft spreker dat uit te voeren. Inderdaad moet dus den Raad voorgelegd worden de benoeming van een directeur; spreker stelt zich voor dit te kunnen doen binnen een termijn van ongeveer 6 maanden; hij meent dat hem dat gelukken zal, omdat hij dan de handen meer vrij krijgt; dan kunnen verschillende reorganisatie- maatregelen, die spreker zich nog voor oogen had, in beperkter vorm tot stand gebracht of geheel uitgesteld worden om daardoor gelegenheid te krijgen wanneer een directeur wordt benoemd, dezen gelegenheid te geven zich in te werken en verder daarmee door te gaan. Het is allerminst sprekers bedoeling om zich aldus te ont trekken aan de uitvoering van een raadsbesluit of om den Raad niet in staat te stellen deze benoeming tot stand te brengen; het is uitsluitend die spreker zuiver persoonlijk betreffende aangelegenheid, dat hij geen kans ziet om, met alle bezigheden, die Januari en volgende maanden zullen geven, behoorlijk in dien tijd mede te werken en de noodige voorbereidingen te treffen tot deze benoeming, die inderdaad dat is spreker met den heer Wilbrink eens zeer belang rijk en beteekenisvol zal zijn. Spreker hoopt den Raad de overtuiging te hebben bijge bracht, dat uitsluitend tijdsgebrek hem heeft genoodzaakt tot deze verklaring en dat hij zelf ook dezen gang van zaken betreurt. Spreker is het met den heer Huurman eens, dat er op het oogenblik door de crisisomstandigheden menschen beschik baar zijn, die capaciteiten te over hebben en in alle opzichten bevoegd kunnen worden geacht voor de vervulling van de betrekking, die hier tenslotte vervuld moet worden. Op het oogenblik zal men voor een salaris van 3.800.tot ƒ4.400. krachten kunnen krijgen, waarmede men zichzelf kan geluk - wenschen. Daarop mag men zich niet blind staren. Men zal deze functie moeten vergelijken met de andere functies, die in. de ambtelijke wereld in Leiden bestaan. Men moet daarbij niet uitgaan van de vraag: wat kan ik op het oogen blik op de arbeidsmarkt krijgen voor een bedrag v an ongeveer zooveel1? De heer Huurman heeft het zoo niet gezegd. De heer Romijn zegt, dat het de tendenz van de beschou wing van den heer Huurman was. Men moet zich de vraag stellen: wat is het karakter van de functie, die hier ten slotte geschapen wordt en hoe verhoudt zij zich tegenover de andere diensten. Deze zaak is ampel en breed in de Reorganisatie-commissie besproken. Er bestonden te dien aanzien verschillende mee ningen, maar tenslotte is het advies van deze Commissie eenstemmig geweest. Al is de reorganisatie tot stand gebracht, dan nog zal de directeur verschillende werkzaamheden hebben te verrichten en maatregelen hebben te nemen, waarbij zijn

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 24