466 MAANDAG 4 DECEMBER 1933.
Directeur Dienst Maatsch. Hulpbetoon.
(Romijn e.a.)
doelden termijn deze zeer belangrijke benoeming voldoende
voor te bereiden. Niettegenstaande spreker zich uit ver
schillende functies, waaraan hij hechtte, heeft teruggetrokken
en zijn bemoeienis met verschillende diensten reeds meer
dan wellicht verantwoord is, heeft ingekrompen, is hij zoo
overladen met werkzaamheden, dat hij ternauwernood ge
legenheid heeft zijn werkzaamheden als Wethouder naar
behooren af te doen; voor behartiging van particuliere en
huiselijke belangen ontbreekt hem welhaast alle gelegenheid.
Allerlei in het belang der gemeente noodzakelijke of gewenschte
maatregelen moet spreker vertragen of uitstellen omdat hem
de mogelijkheid tot voorbereiding wegens gemis aan tijd ont
breekt. De reeds genomen en zeer binnenkort nog te nemen
reorganisatie-maatregelen bij Maatschappelijk Hulpbetoon
zullen met 1 Januari a.s. worden ingevoerd en de uitvoering
daarvan zal uiteraard ook sprekers aandacht moeten hebben.
Hopelijk zullen deze intusschen wat minder tijd vragen
dan de nu nog noodig zijnde vele vergaderingen, daar spreker
door zeer bijzondere persoonlijke omstandigheden in Januari
a.s. de handen eenige weken aanmerkelijk meer vrij zal
moeten hebben.
Uit dit alles moge den Raad blijken, dat aan spreker de
gelegenheid ontbreekt om, wanneer de Raad vasthoudt aan
den termijn, door de motie-Wilbrink gesteld, tijdig gereed
te zijn. Het onderzoek van de sollicitatie-brieven, waarvan
het aantal uiteraard overstelpend groot zal zijn, de besprekin
gen met de sollicitanten zelf, de informaties, die zullen moeten
worden ingewonnen, de aandacht en de tijd, die allerlei
personen voor juist hun protégé zullen opvorderen, dat alles
zal zooveel tijd en werk eischen, dat spreker niet bij machte
is die te geven.
Waar spreker in deze omstandigheden in de onmogelijk
heid zou verkeeren om aan een duidelijk raadsbesluit uit
voering te geven, en zijn beginselen hem verbieden zoodanig
besluit eenvoudig naast zich neer te leggen, wil spreker den
Raad er niet onkundig van laten, dat hij in deze casus-positie
dan zijn mandaat met 1 Januari a.s. ter beschikking zal
stellen.
De Voorzitter zal gaarne voor de Raadsleden de gelegenheid
openstellen, over de mededeeling van den Wethouder te
spreken. Hij wenscht in het algemeen belang van de zaak
het volgende in het midden te brengen.
Spreker heeft gedurende eenige jaren het werken van den
Wethouder voor Sociale Zaken kunnen gadeslaan en ver
moedt, dat de Raad wel blind moet zijn geweest, wanneer
deze niet heeft gezien, dat op de schouders van dezen Wet
houder een onevenredig zware taak heeft gedrukt. In ieder
geval zijn alle leden van het College zich er van bewust,
dat de Wethouder al zijn krachten en al zijn tijd gegeven
heeft aan de behartiging van de belangen, welke hem zijn
opgedragen.
Nu de Wethouder tot de conclusie is gekomen, dat het
voor hem niet goed mogelijk is, in deze omstandigheden ge
volg te geven aan het besluit van den Raad ten aanzien van
het aanstellen binnen een zekeren termijn van een Directeur
van den Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, moet
men het respecteeren, dat hij deze verklaring heeft afgelegd
en zijn portefeuille ter beschikking van den Raad wil stellen.
Het zou spreker en zijn medeleden in het College ten zeerste
spijten, indien geen uitweg uit deze moeilijkheid gevonden
zou kunnen worden en spreker hoopt van harte, dat men
in den Raad, kennis genomen hebbende van de motieven,
welke de heer Romijn heeft aangevoerd, een uitweg zal wet en
te vinden.
Spreker stelt er prijs op namens het College te verklaren,
dat indien men wenscht, dat door het College een besluit
van den Raad wordt uitgelokt, waarbij zonder terug te
komen op alle bedcelingen, die bij het besluit van den Raad
in de maand Juli hebben voorgezeten een zeker uitstel
van de benoeming van den Directeur van den dienst van
Maatschappelijk Hulpbetoon wordt bereikt, het College ge
heel bereid is, in een volgende vergadering van den Raad
een dergelijk voorstel, dat eigenlijk omvat het terugkomen
op een genomen besluit, zoodat het niet in deze vergadering
aan de orde kan worden gesteld, aan den Raad voor te leggen.
Spreker hoopt uit de opmerkingen van de verschillende
sprekers, die hierover het woord zullen voeren, te kunnen
afleiden, of inderdaad een dergelijk ingrijpen van de zijde van
het College door den Raad zal worden gewaardeerd.
De heer Wilbrink zegt, dat de Raad op het oogenblik voor
een zeer moeilijke beslissing wordt geplaatst. De Raad heeft
indertijd met vrij groote eenstemmigheid een besluit genomen,
welk besluit niet kan worden uitgevoerd, tenzij en dan
wordt het ook niet uitgevoerd, zooals de Raad het gewenscht
Directeur Dienst Maatsch. Hulpbetoon.
(Wilbrink e.a.)
heeft, want dan is de tijd daarvoor reeds lang voorbij de
Raad er een Wethouder aan opoffert. Het is niet alleen een
moeilijke beslissing, omdat het niet zoo'n simpele zaak be
treft, maar ook omdat het hier toch geldt een kwestie van
beleid. Als het ging om de vraag, of een bepaalde dienst
gereorganiseerd zou worden, ja of neen, en of dit een half
jaar eerder of later zou gebeuren, dan was de beslissing niet
zoo moeilijk. Het gaat er echter niet om, of die Directeur
een half jaar eerder of later wordt benoemd, maar het gaat
wel zeker over de algemeene lijn, die na de reorganisatie
gevolgd zal worden.Bij de behandeling van het reorganisatie
rapport is er door spreker en door anderen op gewezen, dat
het in de lijn lag eerst een directeur te benoemen en dan de
reorganisatie uit te werken, terwijl de Wethouder zelf eerst
een deel van de reorganisatie wilde tot stand brengen, zoo
mogelijk geheel, en dan een directeur benoemen. Daartegen
over is opgemerkt, dat als practisch de tegenwoordige func
tionaris, die de Raad toch eventueel als directrice met zou
willen handhaven, de reorganisatie tot stand bracht, het
moeilijk zou zijn haar van die plaats als hoofd van den dienst
te verdringen en een ander aan te stellen. Een ander bezwaar
is, dat als de Wethouder zelf den dienst reorganiseert en geheel
naar zijn inzicht indeelt, de dan te benoemen directeur, die
gezien het daarvoor te bepalen salaris aan hooge eischen
moet voldoen, uiteraard deskundiger zal zijn in het leiding
geven in Maatschappelijk Hulpbetoon en in de organisatie
daarvan en bij het rekening houden met alle mogelijke
regelingen en wetten en zich beter zal inwerken in alle zaken
dan uiteraard voor een Wethouder mogelijk is, die met hoe
goeden wil ook bezield en met hoeveel kracht ook toegerust
en met hoe grooten ijver hij ook zijn taak wil vervullen, toch
altijd maar een deel van zijn arbeidskracht, al is die dan groot,
daaraan kan wijden. De Wethouder heeft gezegd, dat zijn
particuliere belangen al zeer in het gedrang gekomen zijn;
men kan veilig aannemen, dat de heer Romijn heel veel van
zijn tijd, die eigenlijk voor particuliere belangen moest vrij
blijven, omdat het Wethouderschap in Leiden maar een
bijfunctie is, toch heeft moeten benutten voor het dienen der
gemeente. Men kan daarvoor erkentelijk zijn, maar dat
neemt toch niet weg, dat de Raad hiervoor wenscht iemand
van rijpe ervaring in sociaal werk, die door zijn opleiding
en door zijn ervaring op allerlei terrein bijzonder geschikt
is te achten als hoofd van dezen dienst, die denkbeelden zal
hebben, die niet per se behoeven te staan beneden de inzichten
van den Wethouder, maar wiens kennis in dit opzicht nog
wat ruimer is, en ook wijder dan die van den ook toegewijden
Wethouder. Zoo ziet spreker den gang van zaken op het
oogenblik.
Als de Wethouder zelf heeft gereorganiseerd en men krijgt
straks een directeur, die de rechte man op de rechte plaats
is, een werkelijk goede kracht, zooals men ook verlangt voor
het door Burgemeester en Wethouders voorgestelde salaris,
dan zal hij ongetwijfeld zijn eigen meening hebben, maar
het zal buitengewoon moeilijk voor hem zijn, die meening
ingang te doen vinden, omdat hij zal stuiten op het zeer per
soonlijke werk van den Wethouder, hetwelk op zijde gezet
zou moeten worden. Bij de behandeling van het reorganisatie-
rapport heeft spreker daarvoor gewaarschuwd, zij het ook
niet zoo uitvoerig. Zijn motie was er ook een uitvloeisel van.
Nu komt de Raad voor de consequentie te staan van de
houding van den Wethouder, die zegt: eerst de reorganisatie
geheel doorvoeren en dan den directeur benoemen. Hoe moet
de directeur niet alleen zich inwerken, maar ook zijn krachten
ontplooien, als hij daarbij natuurlijk geremd wordt door de
botsing van zijn eigen inzicht met dat van den Wethouder?
Deze is wel voor reden vatbaar, maar is anderzijds slechts
met tamelijk veel moeite van zijn standpunt af te brengen,
indien hij zich een opinie heeft gevormd over een zaak, waar
van hij meent volkomen op de hoogte te zijn. Dit is in den
Raad gebleken en men mag dus verwachten, dat het ook den
directeur buitengewoon moeilijk zal r allen het te doen, want
al is laatstgenoemde een zelfstandige kracht, hij is toch ook
eigenlijk een ondergeschikt ambtenaar.
Spreker zou het sterk betreuren, indien de heer Romijn
als Wethouder aftrad, maar hij betreurt evenzeer den gang-
van zaken, zooals deze is geweest en thans dreigt te worden.
De heer van Eek is in hooge mate teleurgesteld door de
mededeeling, dat de Wethouder niet in staat is, een bepaalde
motie uit te voeren. In de eerste plaats komt de mededeeling
van den Wethouder zeer laat. De Wethouder is hedenmiddag
zoo vriendelijk geweest, zijn besluit aan spreker mede te
deelen. Wanneer de Wethouder echter heeft zien aankomen,
dat hij niet in staat zou zijn, op tijd uitvoering te geven aan
de motie, was het zijn plicht geweest, den Raad eerder te
waarschuwen. In de tweede plaats acht spreker het een zeer