MAANDAG 4 DECEMBEB 3933. 405
Publicatie correspondentie Raadluiis-Advies-Commissiee.a.
(Voorzitter e.a.)
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie
van den heer Schiiller, luidende:
„De Eaad spreekt de wenschelijkheid nit, alsnog de ge
voerde briefwisseling tusschen de E.A.C. en de architecten
te publiceeren en verzoekt aan de E.A.C. dienovereenkom
stig daarin te bewilligen."
Deze motie wordt voldoende ondersteund en maakt der
halve een onderwerp van beraadslaging uit.
De Voorzitter neemt namens het College de motie-Schiiller
over; spreker neemt aan dat de Eaad dit wenschelijk acht.
Het College zal bij de Baadhuis-Advies-Commissie bepleiten,
dat zij aan dezen wensch van den Eaad gehoor geeft.
De heer Schiiller wil voorkomen, dat hij den Eaad de in
druk wordt gevestigd, als zon spreker door zijn voorstel er
kennen, dat de stukken niet eigendom van de gemeente
blijven; spreker heeft zijn motie zoodanig gesteld, om zijn
doel te bereiken. Nu zal natuur lijk moeten blijken, welke
houding de Baadhuis-Advies-Commissie aanneemt, want
als zij weigert en enkele raadsleden hebben dan wel de stukken,
zou het mogelijk kunnen zijn, dat het College dan ook niet
kan antwoorden, want dit heeft die correspondentie dan
ook niet.
De motie van den heer Schiiller wordt vervolgens zonder
hoofdelijke stemming aangenomen. Punt 20 is hiermede afge
daan.
(De heeren Kooistra en Huurman waren inmiddels ter
vergadering gekomen.)
XXI. Praeadvies op het adres van de Nederlandsche Unie
van Chauffeurs en overig automobielpersoneel, aangesloten
bij den Centralen Bond van Transport-arbeiders, inzake het
invoeren van een z.g. opschuifsystcem voor de taxi's op liet
Stationsplein.
(Zie Ing. St. No. 228.)
De heer Groeneveld zegt dat aanleiding tot dit praeadvies
is een correspondentie tusschen eenerzijds de Unie van Chauf
feurs en anderzijds het College en de Nederlandsche Spoor
wegen, waaruit de tegenstrijdige brieven zijn voortgekomen.
De Unie van Chauffeurs wenscht, dat op het Stationsplein
een opschuif systeem voor taxi's wordt ingevoerd, zoodat
niet altijd bepaalde taxi's de beste plaatsen hebben. Dit
is eerst gevraagd aan het College, dat verwees naar de
Nederlandsche Spoorwegen.
De Nederlandsche Spoorwegen verwezen weer naar het
College; dat was dus een cirkelgang. Het College doet nu
in zijn praeadvies zijn best om die tegenstrijdigheid te ver
klaren, maar het is spreker nog niet duidelijk geworden.
Spreker leest in het Ingekomen Stuk:
„Zoolang het plein voor een ieder toegankelijk blijft, is
de verordening op de Straatpolitie daarop van toepassing
en kunnen mitsdien ook op dat plein met taxi's en dergelijke
slechts standplaatsen ingenomen worden met vergunning
van ons College.
Het recht van de eigenaresse, om op dat plein het innemen
van standplaatsen al dan niet toe te laten, wordt daardoor
evenwel niet aangetast."
Het is voor spreker nog lang niet helder. Spreker meent,
dat de beide zinsneden met elkaar in strijd zijn en vraagt
daaromtrent een nadere verklaring, waardoor het hem mogelijk
zal zijn, de situatie precies te hegrijpen.
Spreker veronderstelt, dat het College voorstander is van
het opschuifsysteem, zooals trouwens ook uit de stukken
blijkt.
De vraag is: kunnen de Spoorwegen het tegenhouden?
Spreker meent, dat wanneer Burgemeester en Wethouders
willen, er wel maatregelen zijn te nemen, waardoor hun
wensch wordt doorgevoerd. Er is toch een nieuwe bepaling,
volgens welke Burgemeester en Wethouders, indien de be
langen van het verkeer op den openbaren weg (dus ook op
het Stationsplein, al is de grond ook het eigendom van de
Spoorwegen) het noodzakelijk maken, in de wijze van het
stationneeren der taxi's een verandering kunnen brengen.
Misschien moet de Eaad daarin worden gehoord. Ook zal
men daarbij overleg moeten plegen met de Spoorwegen,
maar deze kunnen het niet tegenhouden. Spreker hoopt,
dat Burgemeester en Wethouders in het belang van het ver
keer van hun macht zullen gebruik maken om het opschuif
systeem werkelijk door te voeren.
De heer Wilmer meent, dat de Eaad bij dit agendapunt
Opschuifsysteem voor taxi's Stationsplein; e.a.
(Wilmer e.a.)
niet veel meer kan doen dan er wat over praten en ook, dat
aan de Spoorwegmaatschappijen het recht is, waaraan de
Eaad niet kan tornen. Spreker acht het echter niet misplaatst,
bij deze gelegenheid uiting te geven aan zijn verbazing en
verontwaardiging over het standpunt, dat de spoorweg
maatschappijen innemen. Spreker zou het kunnen begrijpen,
indien de spoorwegmaatschappijen aan een bepaalde onder
neming een zeker voorrecht gaven op grond van verkregen
rechten, maar vindt het onverklaarbaar, dat zij aan een
bepaalde onderneming een recht geven met volkomen uit
sluiting van alle andere ondernemingen te Leiden. Dat be-
teekent voor al die andere ondernemingen een zeer groote
schade. Spreker kan het op het oogenblik niet anders zien
dan als een misbruik maken van het eigendomsrecht, dat
de spoorwegmaatschappijen bezitten.
De Voorzitter zegt, dat het College nu toch zijn uiterste
best heeft gedaan duidelijk te zijn en hij vreest, dat het inder
daad aan den heer Groeneveld zelf ligt, wanneer deze de zaak
niet heeft begrepen.
Het komt herhaaldelijk voor, dat, behalve een publiek
rechtelijke vergunning, een privaatrechtelijke vergunning
noodig is. Men beeft krachtens de politieverordening een
vergunning van Burgemeester en Wethouders noodig, maar
men heeft ook een vergunning noodig van de Spoorwegen,
omdat deze den grond in eigendom hebben. Indien een van
beiden weigert de vergunning te verleenen, kan men het niet
doen. Het is een ongelukkige omstandigheid, waaraan niet
veel te veranderen valt. Burgemeester en Wethouders hebben
dit echter helder en klaar gezegd. Het staat weliswaar voor
het publiek verkeer open, doch slechts met gedoogen van de
eigenaresse; die kan het sluiten wanneer ze wil. Zoolang
het echter open blijft, kan daar door taxi's slechts standplaats
worden genomen met toestemming van het College. Het
recht van de eigenaresse wordt echter daardoor niet aange
tast. Die vergunning van de Nederlandsche Spoorwegen
heeft men daarbij noodig.
De heer Groeneveld wees verder op een bestaande bepaling,
krachtens welke het College dat opschuif systeem toch zou
kunnen doordrijven, mits men maar de Nederlandsche Spoor
wegen hoorde. Spreker weet niet precies op welke bepaling
de heer Groeneveld het oog heeftbedoelt hij misschien
artikel 28 van het Dienstreglement van de Spoorwegen?
Het College wil dit wel eens bezien, want het is inderdaad
niet ongeneigd om te trachten dat opschuifsysteem daar
ingevoerd te krijgen; daarvoor heeft het voortdurend zijn
best gedaanhet ligt niet aan het College, dat dit niet gelukt
is, maar het College stelt nu voor, dit adres in zijn handen te
stellen ter afdoening en bij de afdoening daarvan wil het
College nog wel eens zien of aan de hand van artikel 28 iets
te bereiken valt; mocht iets bereikt kunnen worden, dan zal
het College dat met plezier doen.
De heer Groeneveld zegt, dat het hem wel een beetje duide
lijker geworden is, maar toch niet veel. Wiens eigendom
het ook is, het Stationsplein is openbare weg en de regeling
van het verkeer is opgedragen aan het gemeentebestuur en
niet aan de Spoorwegen. Daaronder valt dus ook het innemen
van standplaatsen; dat is van die regeling van het verkeer
niet los te maken.
Spreker wil daarover echter niet verder twisten en neemt
aan, dat het College wel bereid is dit blijkt ook wel uit het
praeadvies werkzaam te zijn in de richting van invoering
van een opschuifsysteem; wanneer spreker het College daarbij
met zijn bescheiden krachten behulpzaam kan zijn, zal dat
niet aan hem liggen.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
XXII. Voorstel in zake (le instelling van de functie van
Directeur van den Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon
en het bepalen van liet salaris van dien ambtenaar.
(Zie Ing. St. No. 247.)
De Voorzitter geeft allereerst het woord aan den heer
Eomijn.
De heer Komijn gevoelt zich verplicht, vooropstellende
dat de termijn, door het voorstel-Wilbrink voor de oproeping
van dezen functionaris gesteld weliswaar nog zeer kort is,
maar toch nog voldoende ruimte laat om deze benoeming
tijdig te doen plaats vinden, den Eaad in kennis te stellen,
dat zulks toch zeer waarschijnlijk niet zal plaats vinden.
Het is spreker n.l. volslagen onmogelijk om binnen be-