179
meubeld verhuurde perceelen. Het gevolg van deze gelijk
stelling zou dan o.m. zijn, dat voor deze perceelen of gedeelten
van perceelen de werkelijke huurwaarde slechts, hetzij voor
één derde, hetzij voor twee derde gedeelte, als belastbare
huurwaarde in aanmerking zou komen.
Door gelijkstelling met logementen of winkels zou de
opbrengst van de Personeele belasting voor de gemeente
Leiden in hoofdsom en opcenten verminderen met
16.000.door gelijkstelling met gemeubeld verhuurde
perceelen met 10.500.
Het verzoek om verlaging van de Personeele belasting
wordt door adressanten voornamelijk gemotiveerd met een
beroep op den moeilijken toestand, waarin het café- en restau
rantbedrijf tengevolge van de heerschende crisis verkeert.
De billijkheid van het verzoek in het midden latende, vestigen
wij er Uwe aandacht op, dat de crisis, waaronder het café-
en restaurantbedrijf te lijden heeft, op de gemeente evenzeer
zwaar drukt. De toestand van de gemeentefinanciën is thans
van dien aard, dat een dergelijk belangrijk bedrag onmogelijk
kan worden prijs gegeven; inwilliging van de verzoeken zou
dus noodwendig leiden tot verzwaring van de lasten voor
anderen, hetgeen eveneens ernstig bezwaar ontmoet. Reeds
op grond van deze financieele bezwaren kan aan den wensch
van belanghebbenden geen gevolg worden gegeven.
Wij geven Uwe Vergadering, in overeenstemming met het
advies van de Commissie van Financiën, derhalve in over
weging thans niet op het in de adressen gevraagde in te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
ïf°. 262. Leiden, 8 December 1933.
In verband met de maatregelen van de Regeering ter
beperking van den rundveestapel worden, zooals U bekend
zal zijn, op verschillende veemarkten in ons land, ook op de
markt alhier, de veehouders in de gelegenheid gesteld hun
runderen aan de Crisis-Rundvee-Centrale ter overneming
aan te bieden; die overneming geschiedt op basis van het
levend gewicht. Bij gebreke nu van een weeggelegenheid
voor groot vee op de veemarkt zelve geschiedt de weging
van de bovenbedoelde runderen hier aan het Openbaar
Slachthuis, waartegen echter bij de Centrale bezwaar bestaat,
omdat het haren arbeid bemoeilijkt. Met het oog daarop
achten wij het met de Commissie voor den Markt- en Haven
dienst noodig over te gaan tot aanschaffing van een auto
matische weeggelegenheid voor vee, welke dan kan worden
opgesteld in de op de veemarkt reeds aanwezige weegloods.
Ónder verwijzing voor zooveel noodig naar de in de Lees
kamer ter visie gelegde stukken geven wij Uwe Vergadering
mitsdien in overweging, door vaststelling van den over-
gelegden begrootingsstaat, model T>, dienst 1933, een bedrag-
van 1.223.te onzer beschikking te stellen voor de aan
schaffing, fundeering en opstelling van een bascule met
toebehooren met een capaciteit van 1800 K.G. voor het
wegen van vee in de weegloods op de veemarkt. Op den
post voor „Onvoorziene Uitgaven", waarvan dit bedrag kan
worden afgeschreven, is nog 30.200.68 beschikbaar.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 263. Leiden, 8 December 1933.
Overeenkomstig ons voorstelvervat in Ingekomen Stukken
No. 152 van dit jaar, besloot Uwe Vergadering in hare zitting-
van 25 Juli 1933 o. m. om ons op te dragen voorstellen bij
U in te dienen, strekkende tot verwezenlijking van de con
clusies van het rapport van de Reorganisatiecommissie
Maatschappelijk Hulpbetoon betreffende het weder onder
brengen van de geneeskundige armenverzorging bij de
Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
Het lag niet in ons voornemen om deze voorstellen reeds
zoo spoedig bij Uwe Vergadering aanhangig te maken.
Er doet zich evenwel een omstandigheid voor, welke nood
zaakt om het onderbrengen van een gedeelte van de genees
kundige armenverzorging, n.l. de ziekenhuisverpleging, niet
langer uit te stellen.
De huidige gang van zaken met betrekking tot de op
neming van patiënten in een der in deze gemeente gevestigde
ziekeninrichtingen op verzoek van den Directeur van den
Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheidsdienst toch
geeft reeds sedert geruimen tijd tot- ernstige klachten van
de zijde van de besturen dier inrichtingen aanleiding.
Die gang van zaken is, in het kort weergegeven, als volgt:
Patiënten, wier opneming in een ziekeninrichting noodig
is en die zich daartoe, in verband met de financiëele om
standigheden van hen zelve of van degenen, die voor hun
onderhoud hebben zorg te dragen, tot den Directeur van
genoemden Dienst wenden, worden op verzoek van dien
Directeur ter verpleging in het Academisch Ziekenhuis, of,
zoo daar geen plaats is dan wel de patiënt met bijbetaling
zijnerzijds verpleging in een andere Ziekeninrichting verzoekt,
in een der alhier gevestigde particuliere ziekeninrichtingen
opgenomen.
Daarna doet de Directeur van den Gemeentelijken Genees
kundigen- en Gezondheidsdienst door de Gemeentelijke Com
missie voor Maatschappelijk Hulpbetoon een onderzoek in
stellen naar de draagkracht van den patiënt en/of van
degenen, die voor zijn onderhoud hebben te zorgen.
Blijkt uit dat onderzoek, dat het inkomen van dien aard
is, dat de patiënten niet voor verpleging, hetzij geheel, hetzij
gedeeltelijk ten laste van de gemeente in aanmerking komen,
dan bericht de Directeur van den Gemeentelijken Genees
kundigen- en Gezondheidsdienst dit aan het bestuur van de
betrokken inrichting met de mededeeling, dat de kosten van
verpleging niet of slechts voor een deel voor rekening van
de gemeente worden genomen.
Dit heeft in zulke gevallen praktisch tot gevolg, dat de
ziekenhuisbesturen zich de betaling van de verpleeggelden
zien ontgaan.
Deze inrichtingen beschikken immers niet over de mid
delen om bij onwil tot betaling van het verschuldigde langs
eenvoudigen weg tot gerechtelijk verhaal over te gaan.
In aanmerking nemende, dat het onderzoek naar de
financiëele omstandigheden, vooral als informaties in andere
gemeenten noodig zijn, geruimen tijd vordert, kunnen de uit
dien hoofde door de ziekeninrichtingen te lijden verliezen,
vrij aanzienlijke bedragen beloopen.
De besturen van de ziekeninrichtingen nu zijn van oordeel
en o. i. terecht dat, indien zij op verzoek van den
Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en
Gezondheidsdienst tot opname van patiënten overgaan, de
gemeente tegenover die besturen aansprakelijk behoort te
zijn voor de voldoening van de voor de verpleging van z.g.
stadspatiënten overeengekomen bedragen en dat de gemeente
in de daarvoor in aanmerking komende gevallen zelf moet
trachten op hen, die daartoe aangewezen zijn, de verpleeg
gelden geheel of gedeeltelijk te verhalen.
Zooals gezegd, wij achten de door de besturen der zieken
inrichtingen geopperde bezwaren tegen den bestaanden
toestand alleszins gegrond.
En aangezien de deswege geuite klachten een steeds meer
dringenden vorm aannemen en moeilijkheden met de zieken
huisbesturen niet uitgesloten schijnen, meenen wij dat aan
die bezwaren zoo spoedig mogelijk dient te worden tegemoet
gekomen.
Doch ook de gemeente moet er op bedacht ziju, zich zooveel
mogelijk voor benadeeling, door niet betaling van de ver
schuldigde verpleeggelden of bijdragen daarin, te hoeden,
hetgeen alleen dan mogelijk is als een doeltreffend verhaal
op de(n) nalatige(n) mogelijk is.
Vermits zoodanig doeltreffend verhaal alleen dan mogelijk
is, indien de geneeskundige armenverzorging, overeenkomstig
de te dien aanzien door Uwe Vergadering aanvaarde conclusie
van de Beorganisatiecommissie, aan de Gemeentelijke
Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon wordt opge
dragen, dient dit gedeelte van de reorganisatie o. i. thans
onverwijld ter hand te worden genomen.
Daartoe is het in de eerste plaats noodig, dat de ver
ordening van 2 December 1929 (Gem.blad no. 27), hou
dende Reglement voor de Gemeentelijke Commissie voor
Maatschappelijk Hulpbetoon te Leiden in dien zin wordt
gewijzigd, dat zij de geneeskundige armenverzorging, voor
zooveel ziekenhuisverpleging betreft, mede tot de taak van
die Commissie brengt en verder dient dan de verordening-
van 25 October 1926 (Gem.blad no. 16), regelende het
Tarief van bijdragen, te voldoen wegens Ziekenhuisver
pleging vanwege de Gemeente Leiden, gewijzigd bij veror
dening van 1 October 1928 (Gem.blad no. 25), te worden
ingetrokken.
Het spreekt van zelf, dat ten aanzien van ieder geval het
oordeel over de noodzakelijkheid van ziekenhuisverpleging
op den bestaanden voet aan den Directeur van den Genees
kundigen- en Gezondheidsdienst moet blijven.
De Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulp
betoon zal slechts hebben te onderzoeken of, in verband met
den financiëelen toestand van den patiënt of zijn onderhouds
plichtigen, opname vanwege de Gemeente moet geschieden
en of, en zoo ja, hoeveel en door wien en over welke periode
in de kosten van de verpleging moet worden bijgedragen.
Bij het ontwerp-besluit, hetwelk wij U hieronder ter vast
stelling aanbieden is hiermede rekening gehouden.