GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 175 rNGGKOHEN 8TVKKEN. N°. 251. Leiden, 22 November 1933. In Uw Vergadering van 28 November 1932 (Zie Ingek. Stukken nos. 159 en 239) werd vastgesteld een verordening op de winkelsluiting. Zooals uit de bierbij overgelegde stukken blijkt, beeft de Minister van Economische Zaken en Arbeid, wien de ver ordening ter goedkeuring door de Kroon is toegezonden, verschillende bezwaren daartegen geuit. In de eerste plaats acht de Minister niet juist de strekking van ons desbetreffend voorstel, om zooveel mogelijk de bepalingen van de vroegere verordening op de winkel sluiting enz. te handhaven, daar z.i. een bestaande toestand op zich zelf nog geen voldoende aanleiding is om van de normen der Winkelsluitingswet af te wijken. Wij mogen er wat dit betreft op wijzen, dat onze bedoeling aldus niet juist wordt weergegeven. Niet het feit, dat een bepaalde regeling op 1 Mei 1932 bestond, was onze beweegreden, doch dat deze regeling, in overeenstemming met de wenschen van de belanghebbenden in het leven geroepen, door ge- ruimen tijd te hebben gegolden, in het stadsleven heeft wortel geschoten en geacht kon worden met de bijzondere behoeften van de bevolking overeen te komen. Intusschen meenen wij, dat het weinig zin zou hebben met den Minister te dezer zake in discussie te treden en dat de gemeente zich bij zijn zienswijze moet neerleggen. In verband daar mede zullen de artt. 1 (geopend zijn van melkwinkels op Zondag enz.), 2 (idem van bier-, limonade- en mineraal waterzaken) en 8 (bezorging van bier, limonade en mineraal water op Zondag enz.) moeten komen te vervallen. Ten aanzien van art. 3 (fixeering van de uren, waarop banketbakkerswinkels e.d. op Zondag geopend mogen zijn) ziet de Minister in het feit, dat er hier ter stede verschillende zaken met filialen zijn, geen bijzondere omstandigheid in den zin der Winkelsluitinswet. In verband hiermede zouden wij, waar bovendien algemeene instemming onder de be trokken winkeliers in dezen blijkbaar niet bestaat, het artikel willen zien geschrapt. Bijzondere omstandigheden acht de Minister voorts niet aanwezig met betrekking tot art. 6 onder b (verkoop op geneeskundig voorschrift) en art. 13 (betreffende opsporing van overtredingen). Waar het hier bepalingen van weinig belang betreft, bestaat er o.i. tegen het doen vervallen daarvan geen bedenking. Art. 4 (geopend zijn van fruitwinkels op Zondag) en art. 9 (venten met bloemen op Zondag) zijn naar 's Ministers opvatting te algemeen, ofschoon een nadere uiteenzetting- van de bezwaren tegen de onzerzijds aangevoerde bijzondere omstandigheden ontbreekt. Echter is Z.E. bereid met een wat beperktere regeling genoegen te nemen, waarbij in het bijzonder verband gelegd wordt met het bezoek aan de ziekenhuizen des Zondags. Wij zijn van oordeel, dat deze beperktere bepalingen moeten worden aanvaard (zie de artt. 1 en 5 der nieuw ontworpen verordening). Aan art. 7 (melkbezorging op Zondag enz.) verklaart de Minister zijn goedkeuring te zullen hechten, indien alsnog nader wordt aangetoond, dat het in overeenstemming is met den wensch der betrokken winkeliers. Wij hebben ons op dit punt in verbinding gesteld met de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rijnland, welke zich bereid heeft verklaard een onderzoek naar de zienswijze der winkeliers in te stellen. Uit dit onderzoek, waarvan het resultaat bij dit voorstel wordt overgelegd, blijkt, dat de groote meerderheid der betrokkenen een verbod van melkbezorging op Zondag, Hemelvaartsdag, 1 Januari en 25 December wenscht. Wij zouden dan ook de onder havige bepaling willen handhaven (zie art. 4 der nieuwe ontwerp-verordening). De bezwaren, welke enkelen te berde brachten, voor het geval, dat de laatstgenoemde twee feest dagen op Zaterdag of Maandag zouden vallen, kunnen onder vangen worden door de bepaling van lid 3, dat Burgemeester en Wethouders ontheffing van het bezorgverbod kunnen verleenen op grond van bijzondere omstandigheden. Overigens is het artikel door een kleine wijziging meer in overeenstemming gebracht met art. 4 lid 1 onder c der wet. Geen bezwaar heeft de Minister voorts tegen de artt. 5 (winkelsluiting op 3 October), 6 onder a (water- en vuur- neringen), 10 (venten op 3 October) en de algemeene be palingen van de artt. 11, 12 en 14. Deze voorschiften zijn derhalve in de nieuwe ontwerp-verordening overgenomen. Ten slotte moge nog de aandacht worden gevestigd op een arrest van den Hoogen Raad van 16 Januari 1933, waarbij aan een bepaling eener winkelsluitingsverordening verbindende kracht is ontzegd, op grond dat noch uit den inhoud van de bepaling, noch elders uit de verordening bleek, welke de omstandigheden waren, die den gemeente raad onder hoogere goedkeuring er toe hadden bewogen de in de bepaling omschreven afwijking van de wet vast te stellen, zoodat niet bleek, dat de gemeenteraad tot het vaststellen van de bepaling ingevolge de wet bevoegd was. Uit dit arrest volgt, dat de Hooge Raad den eisch stelt, dat uit de verordening zelve de aangevoerde bijzondere omstandigheden kunnen worden opgemaakt. Met het oog op dezen eisch doen wij hieronder aan de nieuwe ontwerp verordening een considerans voorafgaan. In verband met het bovenstaande geven wij mitsdien, overigens verwijzende naar de in de leeskamer neergelegde stukken, Uw Vergadering in overweging om met intrekking van de bij Raadsbesluit van 28 November 1932 vastgestelde verordening op de winkelsluiting, overwegende, dat de behoefte aan gelegenheid om des Zondags versch fruit en bloemen te koopen zich in deze gemeente sterk doet gevoelen, in het bijzonder tengevolge van het drukke bezoek op dien dag voor een belangrijk deel ook uit andere plaatsen des lauds aan de talrijke Leidsche ziekeninrichtingen en aan de begraafplaatsen, dat met het oog daarop afwijking van de bepalingen der Winkelsluitingswet, voor zoover betreft het des Zondags geopend zijn van fruitwinkels en het venten met bloemen op straat, gewenscht is (zie de artikelen 1 en 5), dat de jaarlijksche viering van het specifiek Leidsche 3-Octoberfeest het gewenscht doet zijn op den dag van dit feest het vaststellen van een later sluitingsuur dan ingevolge de Winkelsluitingswet geldt mogelijk te maken, terwijl even eens verruiming van de gelegenheid tot het venten op straat op dien dag wenschelijk is te achten (zie de artikelen 2 en 6), dat afwijking van de meergemelde wet wenschelijk is ter voldoening aan de behoefte aan het verstrekken van water en vuur in den vroegen ochtend (zie artikel 3), dat het voorts wenschelijk is af te wijken van de be palingen der Winkelsluitingswet ten behoeve van een regeling- met betrekking tot het bezorgen van melk enz. aan de woningen of inrichtingen der verbruikers, medebrengende het verbod van dit bezorgen des Zondags, op Hemelvaarts dag op 1 Januari en op 25 December (zie artikel 4), dat deze regeling, welke aansluit aan den toestand, die gedurende vele jaren vóór het in werking treden van de genoemde wet in deze gemeente heeft bestaan, overeenkomt met de behoeften van de bevolking in dezen en met de wenschen der belanghebbende winkeliers, op wier verzoek zij destijds in de desbetreffende verordening is opgenomen en die bij een onlangs ingesteld onderzoek in groote meerder heid zich wederom daarvóór hebben verklaard, vast te stellen de volgende VERORDENING op de winkelsluiting. Artikel 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd aan den houder van een fruitwinkel, gelegen in de onmiddellijke nabijheid van een ziekeninrichting, vergunning te verleenen om zijn winkel des Zondags, uitsluitend voor den verkoop van fruit, voor het publiek geopend te hebben van een half uur vóór den aanvang van den bezoektijd van de zieken inrichting tot aan het einde daarvan. Ten aanzien van de winkels, waarvoor een vergunning, als bedoeld in het eerste lid, van kracht is, is het bepaalde in artikel 4 lid 1 onder c in verband met artikel 2 onder a van de Winkelsluitingswet niet van toepassing. Art. 2. Met afwijking van het bepaalde in artikel 2 onder b en in artikel 4 lid 3 en 4 in verband met lid 2 onder a van de Winkelsluitingswet is het geoorloofd een winkel op den door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen dag, waarop het 3-Octoberfeest wordt gevierd, voor het publiek geopend te hebben tot een door genoemd college te bepalen sluitings uur, mits de daarbij door het college gestelde voorwaarden worden in acht genomen. Art. 3. Het bepaalde in artikel 2 onder a en b van de winkel sluitingswet is niet van toepassing ten aanzien van water en vuurneringen van 3 tot 5 uur des voormiddags, doch uitsluitend voorzoover betreft den verkoop en de aflevering- van water en vuur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 2