171
N°. 246. Leiden, 24 November 1933.
In den brief ten geleide van de ontwerp-begrooting voor
den dienst 1934, deelden wij mede, dat ons College bij bet
Georganiseerd Overleg aanbangig bad gemaakt een wijziging
van de tijdelijke korting op de wedden en loonen van bet
gemeente-personeel in dien zin, dat de aftrek van 700.
voor de berekening van de korting vervalt ten aanzien van
de ongehuwden.
Blijkens het in de Leeskamer ter visie liggende, inmiddels
ontvangen, rapport van de Algemeene Ambtenaren- en
Werklieden-Commissie, beeft bet overleg bet volgende resul
taat opgeleverd: Yan de vertegenwoordigers van het ge
meentebestuur verklaarden zich 3 leden voor en 1 lid tegen
het voorstel, terwijl 2 leden afwezig waren; van de organisa
ties van ambtenaren en werklieden stemden er 5 voor en
5 tegen. Yan de organisaties van het pohtiepersoneel, welke
mede aan het overleg deelnamen, was 1 organisatie voor en
waren 3 organisaties tegen den maatregel.
De inhoud van bet rapport geeft ons, na betgeen wij in
den geleidebrief ter motiveering van de wijziging aanvoerden,
geen aanleiding tot het maken van verdere opmerkingen.
Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging het
raadsbesluit van 2 Mei/6 Juni 1932 inzake de tijdelijke korting
op de wedden en loonen van het gemeentepersoneel, ingaande
1 Januari 1934 te wijzigen en aan te vullen als volgt, blijvende
dit raadsbesluit overigens onveranderd gelden:
I. op de wedden en loonen van hen, die ongehuwd zijn en
nimmer gehuwd zijn geweest, wordt de korting van 4.4
toegepast over de volle wedde of het volle loon, zoodat voor
hen de aftrek van 700.niet geldt
II. als ongehuwde zal niet worden aangemerkt hij, die
naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders geacht
moet worden in gezinsverband levende, eenige kostwinner
te zijn.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 247. Leiden, 24 November 1933.
Bij ons praeadvies over de voorstellen, ingediend door de
reorganisatie-Commissie Maatschappelijk Hulpbetoon (Ingek.
Stukken No. 152), stelden wij Uwe Vergadering o. m.
voor, ons College op te dragen voorstellen bij Uwe Ver
gadering in te dienen betreffende de formatie en de sala-
rieering bij den Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon
en de bezetting van hoofd van den Dienst. Zonder hoofde
lijke stemming werd dienovereenkomstig door Uwe Ver
gadering besloten (Handelingen 1933 pg. 357).
Intusschen nam Uwe Vergadering met 26 tegen 5 stemmen
aan een voorstel van den Heer Wilbrink luidende„h, een
oproeping te doen voor 'Directeur van Maatschappelijk
Hulpbetoon op een zoodanig tijdstip, dat deze uiterlijk
binnen 6 maanden na aanneming van de reorganisatie
voorstellen in functie kan treden".
Alvorens ons College kan overgaan tot het doen van
zoodanige oproeping, dient Uwe Vergadering dus eerst nog
een beslissing te nemen omtrent het salaris, dat aan deze
functie moet worden verbonden.
Waar de reorganisatie-Commissie eenstemmig in conclusie
VII van haar rapport voorstelde het salaris van Hoofd van
Dienst te bepalen op 4200,tot 5000,en dit naar
de meening van ons College, gelijk ook de Gemeentelijke
Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon destijds advi
seerde op de gronden als in het reorganisatierapport (pg. 20)
aangegeven, kan worden aanvaard, geven wij Uwe Vergade
ring mitsdien in overweging te besluiten met ingang van
een nader vast te stellen datum in te stellen de functie
van Directeur van den Dienst voor Maatschappelijk Hulp
betoon op een salaris van 4200.tot 5000.per
jaar met 4 twee-jaarlijksche verhoogingen van f 200,
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 248. Leiden, 24 November 1933.
Zooals bekend, hebben de Stedelijke Fabrieken van Gas
en Blectriciteit binnen afzienbaren tijd behoefte aan uit
breiding van haar terreinen door bij trekking van dat der
voormalige begraafplaats nabij de Huigstraat (het zgn.
Groote Bolwerk). Deze begraafplaats zou daarvoor moeten
worden afgegraven, welk werk, gezien het groote aantal
steuntrekkende werkloozen, naar onze meening in aanmer
king komt om nog dezen winter bij wijze van werkver
schaffing te worden uitgevoerd. Intusschen doet zich hierbij
een moeilijkheid voor, waaromtrent dient te zijn beslist,
vóórdat de afgraving kan worden ter hand genomen.
Het af te graven terrein toch is op het oogenblik van
de terreinen der Lichtfabrieken gescheiden door de Huig
straat, welke een verbinding vormt tusschen de Langegracht
en den Maresingel. Het bedrijfsbelang dier fabrieken eischt,
zooals op de ter inzage liggende teekening B te zien is, dat
tusschen beide terreinen geen dergelijke scheiding aanwezig
is, welke een onbelemmerde verbinding met het bij te trek
ken gedeelte in den weg zou staan. Deze eisch sluit in zich,
dat de Huigstraat niet als verkeersverbinding kan worden
bestendigd.
Wij hebben ter zake het advies gevraagd aan de Com
missie van Fabricage. Blijkens haar in de Leeskamer neer
gelegd schrijven, zijn de meeningen in deze commissie dien
aangaande echter zoo verdeeld, dat de commissie zelfs geen
meerderheidsadvies heeft kunnen uitbrengen. Ons College
zou, mèt de meerderheid van Commissarissen der Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit, de oplossing in dezen
willen zoeken in het opheffen van de Huigstraat en de
Huigbrug als verbinding van de Langegracht met den
Maresingel en het maken van een nieuwe verbinding langs
de tot den singel door te trekken Susanna Klinkertstraat,
gepaard gaande aan het vervangen van de Huigbrug door
een brug in het verlengde van laatstgenoemde straat. Aldus
zou eenerzijds het belang der Lichtfabrieken, die over een
ongesplitst terrein zouden kunnen beschikken, worden ge
diend, terwijl anderzijds het belang van het verkeer, het
welk voor de verbinding Langegracht-Prins Hendrikplein
slechts een zeer geringen omweg zou behoeven te maken,
alleszins voldoende in het oog zou worden gehouden. Op
de hierbij overgelegde situatieteekening A is deze oplossing
met gele kleur aangegeven.
Alvorens nadere plannen inzake de afgraving van het
bolwerk bij U in te dienen, geven wij Uw Vergadering der
halve, met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer
ter inzage gelegde stukken, in overweging zich in beginsel
uit te spreken voor het opheffen van de bestaande ver
binding tusschen de Langegracht en den Maresingel langs
de Huigstraat en de Huigbrug en het scheppen van een
nieuwe verbinding langs de door te trekken Susanna Klin
kertstraat en een in het verlengde daarvan te maken brug.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 249. Leiden, 24 November 1933.
In verband met de maatregelen der Begeering tot beper
king van den rundveestapel doet de Crisis-Bundveecentrale
thans aan het Openbaar Slachthuis door een tweetal alhier
gevestigde fabrikanten van verduurzaamde levensmiddelen
een groot aantal runderen slachten (300 a 400 per week)
voor bereiding van rundvleesch in blik. Voor deze fabri
kanten bedraagt op grond van het bepaalde in artikel 2
sub lila van de verordening, regelende de heffing van
belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis,
het slacht- en keurloon 3.per rund.
Blijkens haar in de Leeskamer ter visie gelegd schrijven
nu acht de Crisis-Bundveecentrale dit tarief te hoog en
verzoekt zij het tot 1.50 te verlagen, onder mededeeling,
dat bij niet-verlaging daarvan het gevaar bestaat, dat met
het slachten van runderen voor de bereiding van rundvleesch
in blik binnen onze gemeente niet zal kunnen worden
doorgegaan.
Hoewel het tarief hier in het algemeen niet hooger is dan
dat aan andere openbare slachthuizen, waar eveneens ten
behoeve van de Crisis-Bundveecentrale wordt geslacht, en
de Centrale blijkbaar over het hoofd ziet, dat onder het
keurloon ook het slachtloon begrepen is, bestaat er niette
min naar onze meening zoowel met het oog op de belangen
der gemeente als gelet op die van de hier gevestigde
vleeschwarenfabrieken wel aanleiding aan bovenbedoeld
verzoek zooveel mogelijk tegemoet te komen; de aanzien
lijke toeneming van het aantal slachtingen beteekent toch
voor de gemeente, ook na eenige verlaging van het tarief,
een niet onbelangrijke verhooging van inkomsten en voor
de bovengenoemde fabrieken een zeer welkome vermeer
dering van hare bedrijvigheid, die op haar beurt weder tot
werkverruiming hier ter stede leidt.
Met het oog op een en ander ware het bovenbedoelde
slacht- en keurloon in dien zin te herzien, dat het wordt
verminderd tot 2.voor elk rund, dat per week boven
de 200 stuks wordt geslacht, terwijl de inwerkingtreding