418
MAANDAG 6 NOVEMBER 1933.
Extra-subsidie „Stadsverkeer".
(Goslinjja e.a.)
Warmond afgesloten en kunnen de passagiers niet verder
dan de Hogerbeetsstraat komen of zij moeten naar den
Rijnsburgerweg loopen om daar op de tram te stappen,
zoodat er dan sprake is van een groot inconveniënt, waar
door de inkomsten van die lijn zeer veel zullen verminderen.
Wel is het mogelijk, het vervoer van Leidenaren uit de buurt
van de Hogerbeetsstraat naar het Station op te heffen en de
directie van de N.V. Leidsche Auto-Boxen-Garage is bereid,
met de directie van de N.Z.H.T.M. overleg te plegen over
het uitgeven van overstapkaartjes op de tram, die dan te
Oegstgeest worden verstrekt en den houders recht geven
op voortzetting van de reis met de stadslijn. Op dat punt kan
de heer Wilbrink zijn zin krijgen. De griet' van de N.Z.H.T.M.
is niet geheel zonder grond, maar men kan niet op het ver
zoek van die maatschappij ingaan op de wijze, die de directie
voorstelt, want dan zou men eenvoudig aan „Stadsverkeer"
de levenssappen ontnemen.
Spreker dankt de leden van den Raad, die het voorstel
hebben gesteund.
Tenslotte kan spreker den heer Eikerbout mededeelen,
dat voordat „Stadsverkeer" bestond, Burgemeester en Wet
houders met de N.Z.H.T.M. hebben onderhandeld over de
exploitatie van autobussen in de stad. De N.Z.H.T.M. had
zich die gedacht als voedingslijnen voor de stadstram.
Dit was het College niet naar den zin; het wenschte de stads
tram niet uit te breiden, maar eenvoudig te maken voedings-
lijnen voor de stadstram; men zou altijd weer op die stads
tram terechtkomen en daarmede de reis vervolgen.
De heer Eikerbout zegt, dat dit toch niet geeft als men
voor hetzelfde geld overstapt van tram op autobus.
De heer Goslinjja gelooft niet, dat dit zoo erg overeenkomt
met de bestaande verkeersbehoefte van de bevolking, die
van de verschillende punten naar het centrum gebracht moet
worden en vandaar haar reis kan vervolgen. Er zijn andere
behoeften, doch dit wil het College in elk geval niet. Het
heeft toen voorgesteld de helft van het verlies, dat toen
geschat werd op 7.000.door de gemeente te doen be
talen. Later heeft het College gezegd: dat willen wij niet;
wij willen andere lijnen hebben, zoo ongeveer als „Stads
verkeer" exploiteert; daarop is geantwoord, dat de maat
schappij dat alleen wilde indien <ïe gemeente garant Stónd
voor het algeheele verlies, dat de exploitatie opleverde.
De heer Elkcrbout zegt, dat dat al een tijd geleden is.
De lieer Goslinjja: In 1928.
Toen is dat niet gegaan en toen is „Stadsverkeer" op
gekomen.
De lieer Huurman vraagt welk verlies „Stadsverkeer"
oplevert.
De heer Goslinjja zegt, dat dit in elk geval toch te overzien
is. Wanneer men garant is voor het geheele verlies, is dat
dan te overzien?
De heer Huurman zegt, dat dat het laatste woord toch
niet was. Men kon toch onderhandelen
De lieer Goslinjja zegt, dat daarvan niets gekomen is.
„Stadsverkeer" is toen opgekomen en heeft dit opgenomen.
Spreker had ook liever gezien, dat het een krachtig concern
was, dat er eenige tienduizenden in had kunnen verspelen,
zonder dat het hinderde. De gemeente moet echter niet zoo'n
groot woord hebbenzij heeft er ook geen cent in willen steken
en heeft het aan het particulier initiatief overgelaten. Laat
men, zuiver van het standpunt van de gemeentelijke over
heid, blij zijn dat die menschen dat gedaan hebben; daarvan
hebben de inwoners geprofiteerd.
Nu die onderneming in moeilijkheden komt, mag men
niet zeggen: het mes er door; dat is toch te ondankbaar.
Spreker blijft er bijmen krijgt dat zaakje nog wel eens
terug, maar op het oogenblik is het het gemeentebelang om
het voorstel van het College aan te nemen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
aangenomen met 30 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Beekenkamp, Tepe, Splinter,
Goslinga, Romijn, van Es, Yerweij, de Reede, van Weizen,
Donders, van Rosmalen, Groeneveld, Wilmer, van Eek,
Schriller, Coster, Manders, Simonis, Eikerbout, Bergers, van
Tol, Vos, Meijnen, mevrouw de Clerde Bruijn, de heer
Extra-subsidie „Stadsverkeer", e.a.
(Voorzitter e.a.)
van Stralen, mévrouw Braggaarde Does, de heeren Koole,
Kuipers, Kooistra en Vallentgoed.
Tegen stemmen: de heeren van der Reijden, Bosman,
Huurman en Wilbrink.
VI. Voorstel in zake het verleencn van een loelajje uit de
gemeentekas aan de kweekelingen, verbonden aan de o. 1.
scholen te Leiden, die de hoofdakte-cursus aan de Gemeente
lijke Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwijzeressen te
Leiden bezoeken, of die op 1 September 1933 reeds in het
bezit van de hoofdakte waren.
(Zie Ing. St. No. 223.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VII. Voorstel:
a. inzake de vaststelling van het uitbreidingsplan met de
daarbij helxoorende bebouwingsvoorschriften en inzake
de beslissing op de tegen het plan ingekomen bezwaar
schriften
b. inzake de vaststelling van bijzondere voorschriften lei-
bepaling van voorgevelrooilijnen voor woningen en
andere gebouwen met betrekking tot verschillende straten
en inzake de beslissing op de tegen eenige dier voor
schriften ingekomen bezwaarschriften.
(Zie Ing. St. Nis 216 en 224.)
De Voorzitter geeft het woord aan den heer Schiiller tot
het doen van een voorstel van orde.
De heer Schiiller heeft de geschiedenis van het uitbreidings
plan nog eens nagegaan en daarbij ook de verschillende
voorstellen van de Raadsleden, die in handen van het College
zijn gesteld om praeadvies en die behandeld zouden worden,
wanneer het uitbreidingsplan in den Raad aan de orde zou
komen. Het is zeer goed mogelijk, dat spreker enkele daarvan
niet heeft kunnen vinden, omdat hij al zijn gedrukte Hande
lingen van den Raad nog niet heeft laten inbinden.
Nadat de Gemeenteraad op 21 December 1928 verworpen
had een voorstel van spreker tot demping van het Levendaal,
is een voorstelSytsma in handen gesteld van het College
om praeadvies; het zou dan behandeld worden bij liet uit
breidingsplan.
Bovendien is in de zitting van 2 September 1929 op voorstel
van den Voorzitter besloten, het adres van den heer Harteveld
inzake demping van het Levendaal te behandelen bij het
uitbreidingsplan
In de Raadszitting van 21 December 1928 is verder be
sloten, dat het College bij de behandeling van het uitbreidings
plan praeadvies zou uitbrengen oj> het voorstelEikerbout
tot verbreeding van Plantage en Utrechtsche brug en op
sprekers voorstel tot demping van Mare van Oude Vest tot
aan de Haarlemmerstraat.
In diezelfde Raadszitting opperde de heer Eikerbout het.
denkbeeld om de Mare te dempen vanaf den Rijnsburger-
singel tot aan den Stillen Rijn; de Voorzitter gaf hem toen
in overweging dit voorstel terug te nemen, omdat er voor
behandeling van deze zaak beter gelegenheid was bij het
uitbreidingsplan. Daaraan heeft de heer Eikerbout toen
voldaan, dus spreker mag verwachten dat de heer Eikerbout,
dit vraagstuk in elk geval nog aan de orde stelt, tenzij hij
er van heeft afgezien.
Bij de behandeling van de begrooting voor 1925 heeft
spreker voorgesteld vernieuwing van de Sint Nicolaasbrug
en van de Langegrachtbrug. Dit hangt natuurlijk samen met
de demping van de Mare in dien zin, dat bij demping van de
Mare vernieuwing van deze bruggen niet noodig is; luidt
het praeadvies van het College op sprekers voorstel tot
demping van de Mare echter afwijzend, dan komt de ver
nieuwing van deze bruggen aan de orde.
Op 11 Juni 1930 hebben de heer van Stralen en spreker
een voorstel ingediend, dat in een van de eerstvolgende
Raadszittingen behandeld zou worden. Dit is echter ook in
handen van het College gesteld om praeadvies ter behandeling
tegelijk met het uitbreidingsplan. Verder is er nog een voor
stelManders, eveneens tot demping van het Levendaal,
dat ook door het College in praeadvies genomen is, welk
praeadvies behandeld zou worden tegelijk bij liet uitbrei
dingsplan.
Burgemeester en Wethouders hebben toegezegd, den Raads
leden een kaart van het uitbreidingsplan te doen toekomen,
opdat zij vóór de behandeling van het plan in den Raad
de zaak thuis behoorlijk zouden kunnen bestudeeren. Spreker