416
MAANDAG 6 NOVEMBER 1933.
Extra-subsidie „Stadsverkeer".
(Bosman e.a.)
van belang is, omdat daar die kleine taxi's niet komen;
dit mag juist zijn, maar er is geen enkele reden om aan te
nemen, dat bij staking van den autobusdienst die taxi's dat
vervoer dan niet zullen overnemenzij gaan er nu niet
naar toe, vermoedelijk omdat die bussen er rijden, maar
wanneer de busdienst ophoudt, is het best mogelijk, dat
door die kleine taxi's ook in dat verkeer zal worden voor
zien.
De heer Wilbrink is dankbaar, dat men uit het betoog van
den Wethouder mag concludeerendat het College wel
zooveel consideratie heeft voor den Baad, dat er geen be
slissingen zullen vallen, over welke zaak ook, zonder dat
de Baad daarin is gekend. Maar daaruit vloeit niet voort,
dat het praeadvies zal luiden zooals het nu luidt, want als
van de Leidsehe Auto-Boxen-Garage een verzoek is gekomen
om verhooging van het subsidie, dan wordt de Baad er ook
in gekend. Dan zijn de Raadsleden volkomen op de hoogte
en kan de Baad alsnog beslissen in afwijking van het prae
advies van het College.
Wanneer uit den Baad voorstellen tot het verleenen van
subsidie komen, wordt van de zijde van Burgemeester en
Wethouders als bezwaar daartegen aangevoerd, dat aan
alle kanten bezuinigd moet worden en geen enkele cent
beschikbaar is om bestaande subsidies te verhoogen of nieuwe
subsidies te verleenen. Thans stellen Burgemeester en Wet
houders echter zelf voor, een extra subsidie van 5.000.
te verleenen en wordt dit voorstel door den Wethouder van
Financiën verdedigd.
De Wethouder heeft gezegd, dat als de argumentatie
van de N.Z.H.T.M. juist is en hij neemt aan, dat dat
het geval is het leeuwenaandeel van het vervoer van
„Stadsverkeer" plaats heeft op de lijn Hogerbeetsstraat
Station. De Baad mag dan echter geen subsidie verleenen,
want men mag er niet aan denken, dit stadsgedeelte, dat
reeds in ruime mate vervoergelegenheden heeft, te bevoor-
deelen met een extra vervoergelegenheid. Daarbij zou men
het niet doen ten behoeve van Leidenaren, maar blijkens
het betoog van den heer Beekenkamp voor de bewoners van
Warmonderweg, Nassaulaan en Emmalaan, die hun belasting
betalen in Oegstgeest, maar voor wie de gemeente Leiden
wel zoo vriendelijk mag zijn, een autobus verbinding in stand
te houden. Het zijn de eigen woorden van den heer Beeken
kamp. Spreker heeft dit niet verzonnen, want hij meende
te moeten vragen: is het inderdaad voor de bewoners van
den Warmonderweg zoo'n groot bezwaar, dat zij enkele
meters verder moeten loopen tot de halte van de tram.
Als de afstand van 100 M. een bezwaar is, zoodat de be
woners eigenlijk de autobus voor hun deur willen hebben,
is het wel wat erg. Inderdaad is het een wijk van beter
gesitueerden, die heel wat in de belasting bijdragen. Zij
zijn er echter voorstanders van, dat de belasting niet hooger
wordt opgevoerd dan strikt noodzakelijk is en moeten dan
beginnen met zich een offer te willen getroosten door enkele
stappen verder te loopen naar de halte van de tram.
De Raad mag zeker op dit oogenblik niet op grond van
het argument der bewoners van Warmond en Oegstgeest
het subsidie verhoogen.
Het komt er dus practiscli op neer, dat het een subsidie is
voor de lijnen naar het Kooikwartier en Tuinstadwijk.
Moet voor elk dier lijnen een subsidie van 5.000.worden
gegeven1? Het is in de tegenwoordige omstandigheden niet
alleen buitengewoon hoog, maar ook niet verantwoord in
verband met de gemeente-financiën.
Volgens den Wethouder zou de autobusdienst opgeheven
kunnen worden, wanneer een goede regeling van het klein-
taxi-verkeer bestond. Een goede regeling daarvan kan echter
niet tot stand komen, voordat de autobusdienst is opgeruimd.
Men moet eerst een regeling hebben, waarbij geldt: gelijke
monniken, gelijke kappen, zoodat de een met den ander
kan concurreeren.
Men zou den taxi-ondernemingen vaste standplaatsen
kunnen geven in de buitenwijken, die voor haar eigenlijk het
minst geschikt zijn, want men kan veilig aannemen, dat de
buurten, die op liet oogenblik door autobussen worden ge
ëxploiteerd, voor de ondernemingen het beste zijn. Nu is
het toch onrechtvaardig van het Gemeentebestuur om
maatregelen te treffen en een verordening in het leven
te roepen, zoodat die kleine taxi's gestationneerd zijn in de
wijken met minder verkeer, terwijl men dé wijken met meer
verkeer laat bedienen door een andere maatschappij, waaraan
men bovendien nog een behoorlijk subsidie geeft. Spreker
is verzekerd, dat die klein-taxi-ondernemingen geneigd zijn
in verschillende wijken standplaatsen in te nemen, zeer zeker
in Tuinstadwijk en in de Kooi, maar het is bezwaarlijk om
ze te dwingen standplaatsen in te nemen b.v. in de wijk
Extra-subsidie „Stadsverkeer".
(Wilbrink e.a.)
achter den Zoeterwoudschen Singel, waar veel minder ver
keer is dan b.v. in Tuinstadwijk en in de Kooi. Als het
autobusbedrijf niet in staat is met dit subsidie van
5.000.zijn bedrijf voort te zetten, dan moet men dat
bedrijf maar opheffen; dan heeft men alweer ƒ5.000.
minder uitgaven voor de gemeente en dan zal zeker door de
kleine taxi's in de verkeersbehoefte van de buitenwijken
worden voorzien. Die maatschappijen zullen volgens sprekers
overtuiging bereid zijn daar wagens te stationneeren, waar
het verkeer van de meeste beteekenis is. Dit heeft beteekenis
voor de inwoners van Leiden, zooals is aangetoond, maar
waar ook is aangetoond, dat het speciaal van belang is voor
de bewoners van de buitengemeenten, is spreker door de
argumenten van de voorstanders nog meer overtuigd, dat
het onverantwoordelijk is dit subsidie toe te staan.
De heer Meijnen verkeert in de onaangename situatie, het
dezen keer niet eens te kunnen zijn met den Voorzitter en
met den heer Wilbrink. Inderdaad beperkt „Stadsverkeer"
zich tot een paar wijken en beteekent het dus niet een alge
meen belang, maar dat wil nog niet zeggen, dat men het
om die reden moet stopzetten. Zou dit laatste niet zijn een
eenigszins terugdraaien van de wijzers van den tijd? Laat
men liever op de een of andere manier een geschikte regeling
zien te treffen voor alle wijken, zoodat in de behoefte van
alle wijken voorzien wordt; hoe dit zou kunnen, zou dan
uitgemaakt moeten worden in het half jaar, dat nog gegeven
is voor deliberatie.
De lieer Wilbrink overdrijft lichtelijk, als hij zegt dat
„Stadsverkeer" zijn tijd heeft gehad; dat is spreker niet
met hem eens. Wel is spreker met hem eens, dat de bakens
verzet moeten worden, als het getij verloopt, maar dan is
de gewijzigde toestand, waarom de bakens verzet moeten
worden, niet uitsluitend te zoeken bij „Stadsverkeer" op
zich zelf, maar ook bij het opkomen van het wilde Wet
houder Goslinga sprak zelfs van het „onstuimige" klein-
taxi-bedrijfspreker zou echter niet durven zeggen, dat
„Stadsverkeer" zijn tijd gehad heeft. Wel aanvaardt hij
gaarne de verzekering van den heer Wilbrink, dat de door
dezen genoemde klein-taxi-onderneming in den laatsten tijd
meer passagiers vervoerd heeft dan „Stadsverkeer", maar
daaruit kan men dan toch ook afleiden, dat er in andere
wijken dan waarin „Stadsverkeer" rijdt, nog wel terrein
over is.
Laat de Baad dus niet zoo onvoorzichtig zijn, plotseling
een bedrijf, dat in gewichtige behoeften voorziet, ook al
geldt dit niet voor de stad in haar geheel, stop te zetten,
maar laat men den tijd nemen om deze zaken rustig onder
de oogen te zien en met elkaar in verband te brengen.
De heer Huurman verkeert in de onaangename positie,
het niet eens te zijn met de heeren Goslinga en Beekenkamp,
zijn naaste geestverwanten in den Baad. In de vergadering
van de Commissie van Financiën heeft spreker reeds mede
gedeeld, dat hij zich met het voorstel niet kon vereenigen,
en zich zijn stem in de raadsvergadering voorbehield. Spreker
heeft in de commissie dezelfde argumenten aangevoerd als
door den Voorzitter thans in het midden zijn gebracht.
Aangezien spreker na de gevoerde discussie in deze vergadering
niet tot andere gedachten gekomen is, zal hij tegen het
voorstel van Burgemeester en Wethouders stemmen.
De heer Verweij constateert, dat vierderlei bezwaren tegen
het voorstel zijn aangevoerd.
In de eerste plaats heeft spreker met groote beslistheid
hooren verkondigen, dat de autobussen, althans „Stads
verkeer", geen toekomst meer hebben. Deze uitspraak is
buitengewoon boud en komt ook niet overeen met de feiten,
die leeren, dat „Stadsverkeer" thans nog 11.000 personen
per week vervoert. De directie van „Stadsverkeer" heeft
ook niet als motief voor haar verzoek aangevoerd het op
komende klein-taxi-verkeer, al zal zij dat wel als een argu
ment beschouwen. Zij baseert haar aanvrage op het feit, dat
men thans een crisistijd doormaakt en wijt haar slechte
bedrijfsresultaten hoofdzakelijk aan de lieerschende crisis.
Ook spreker zou het betreuren, indien de Baad in dezen
overhaast te werk ging. Het College vraagt thans niets anders,
dan „Stadsverkeer" door den winter heen te helpen. Uit de
discussies van hedenmiddag zou men onwillekeurig den
indruk kunnen krijgen, dat het er om gaat, het bedrijf tot
in lengte van dagen met een subsidie van 10.000.per jaar
te helpen. De beslissing van den Baad heeft echter betrekking
op den tijd tot 1 Mei 1934. De tegenstanders van het voorstel
zullen zeer sterke argumenten moeten aanvoeren, willen
zij spreker kunnen overtuigen van de noodzakelijkheid, het
een bedrijf, waarin in ieder geval 25 gezinnen een boterham