MAANDAG 6 NOVEMBER 1933. 441 Toepassing Rijkssteunregeling voor werkloozen. (van Stralen e.a.) VIII. Beantwoording van de interpellatie van den heer van Stralen in zake liet toepassen van de Rijkssteunregeling voor werkloozen door de Gemeentelijke Commissie voor llaal- sehappelijk Hulpbetoon. De lieer van Stralen kan zich voorstellen, dat na de lang durige debatten over het uitbreidingsplan de Raad voor deze zaak niet zooveel belangstelling heeft als in het belang van de zaak wel gewenscht is en zou daarom dan ook genoegen kunnen nemen met uitstel van de behandeling. Is het niet mogelijk, dat spreker vóór de eerstvolgende Raadsvergadering het antwoord van Burgemeester en Wet houders schriftelijk ontvangt en dat dan de interpellatie een zoodanige plaats op de agenda krijgt, dat het zeker is, dat ze behandeld zal worden? De Voorzitter wil ongetwijfeld voldoen aan het laatste verzoek van den heer van Stralen; het College is bereid de interpellatie van den heer van Stralen een zoodanige plaats op de agenda te geven, dat ze een betere kans op behandeling heeft dan nu, hetgeen echter niet de schuld van het College is. Aan het eerste verzoek van den heer van Stralen is echter moeilijk te voldoen. Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten, dit agenda punt aan te houden tot een volgende vergadering. De Voorzitter vraagt of thans nog een der leden iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Wilbrink vraagt hoe het staat met de benoeming van een Directeur van Maatschappelijk Hulpbetoon; spreker vermoedt, dat men daarvoor niet den een of anderen werk- looze neemt, maar dat daarvoor een oproeping geplaatst zal moeten worden; spreker heeft daarvan echter niets gezien; het kan echter, dat die in de vakbladen heeft gestaan, die spreker niet leest. Is er werkelijk een oproeping geplaatst, zoodat het College spoedig tot een benoeming zal overgaan? De V oorzitter zegt, dat vooralsnog geen oproeping plaats gehad heeft. Het College is met deze zaak bezig. De heer W ilbrink zegt, dat druk gedebatteerd is over den termijn van een half jaar, binnen welken die directeur zou worden benoemd; dit is met groote meerderheid aangenomen en men had toch mogen verwachten, dat aan een Raadsbesluit door het College meer aandacht was geschonken dan op het oogenblik het geval blijkt. Die reorganisatie moet haar beloop hebben; men zal er een begin mee moeten maken; uitdrukkelijk is evenwel gestipuleerd, wat de wensch van den Raad was; die stond in verband met de aanneming van het rapport; dit is niet een beslissing op zich zelf, maar een, (Wilbrink e.a.) genomen in het raam van het geheel; men wilde dat rapport aanvaarden, maar met deze uitdrukkelijke restrictie, dat binnen 6 maanden een directeur benoemd zou worden. De Voorzitter zegt, dat het College daaraan inderdaad zijn aandacht wijdt; het College geeft zich volmaakt rekenschap van de wijze waarop en van de voorwaarden, waaronder het voorstel van het College is aangenomen. De heer Groene veld vraagt of liet College al kan zeggen wanneer een voorstel betreffende den stadhuisbouw in den Raad zal komen. De Voorzitter had zoo'n idee, dat dit in de volgende Raads vergadering zou komen, maar zeer zeker kan spreker dit niet zeggen. Het praeadvies is nog niet geheel klaar, maar de gegevens zijn ter beschikking van degenen, die het samen stellen, gesteld; er is zooveel werk aan den winkel, dat men een dergelijk praeadvies nog niet geheel voor elkaar heeft kunnen brengen. Wanneer het klaar is, moet het nog in het College behandeld worden. Zoo niet in de volgende, dan toch in de daarop volgende Raadsvergadering zal het behandeld worden. De heer Groenevekl zegt, dat de gemeente aan de Middelste gracht een haven heeft laten aanleggen, die in het midden van de straat ligt; nu is voor daar ter plaatse vreemde chauffeurs de verleiding wel zeer groot om in het water te rijden; dit is wel afgescheiden met hekken, maar die zijn geverfd in dezelfde kleur, die men in den oorlog gebruikt om voorwerpen onzichtbaar te maken, n.l. veldgrauw. Dat acht spreker toch geheel verkeerddeze hekken mogen geen andere kleur hebben dan wit. De Voorzitter zegt, dat het College daaraan zijn aandacht zal wijden. De heer Groeneveld heeft er bezwaar tegen, dat de eigenaar van een garage, welke aan den Morschsingel is gevestigd en blijkbaar te klein is, een gedeelte van den openbaren weg annexeert, waardoor dikwijls een wanhopige toestand ont staat en het verkeer volkomen stilgezet wordt. Het is mis schien niet zoo gemakkelijk daarin te voorzien, omdat er geen parkeerverbod is, maar in elk geval is het verboden auto's op voetpaden te zetten en op het naleven van die bepaling kan toch wel worden toegezien. De Voorzitter zal de aandacht van den Commissaris van Politie hierop vestigen. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 31