440
MAANDAG G NOVEMBER 1933.
Brandstoffenverstrekkiny aan werkloozen.
(van Stralen, e.a.)
dat de Minister zich verleden jaar heeft verzet tegen het
doen van extra verstrekkingen in dagen van strenge kon de
en daarom heeft spreker naar een oplossing gezocht-, waarbij
het bedrag van 1per week niet wordt verbruikt en men
evenals verleden jaar zelfs iets overhoudt, waardoor in de
weken van hevige koude een extra verstrekking zal kunnen
plaats hebben. Het bezwaar, dat de Wethouder heeft aan
gevoerd, zal hierbij ook gelden, hoewel het verleden jaar in
Leiden en ook in andere gemeenten op deze wijze is geschied.
Volgens den Wethouder zou de Minister er bezwaar tegen
maken, dat meer dan 1— per week werd uitgegeven, in
welke periode dan ook, maar volgens die redeneering zou
men niets extra's kunnen geven, ook al had men iets uit
gespaard. Verleden jaar zou het ook zoo geweest moeten
zijn, maar spreker heeft niets kunnen vinden, waaruit zou
kunnen blijken, dat de Minister een ander standpunt te dien
aanzien inneemt- dan verleden jaar.
De bepaling van den Minister, dat op een moment niet
meer mag worden gegeven dan voor de waarde van een
gulden, heeft betrekking op de waarde van de verstrekking
op zichzelf en kan niet slaan op het geven van een extra
verstrekking, wanneer daartoe de mogelijkheid bestaat,
in een periode van strenge koude.
Spreker kan niet toegeven, dat het onmogelijk zou zijn,
op den prijs van de cokes een reductie toe te staan. Men heeft
hier een zeer eigenaardige situatie. Het B-ijk betaalt de
gemeente 50 van de kosten van de brandstoff en voorziening,
dus de helft van 0.95 per week, maar in het bedrag van
0.95 zit een vrij behoorlijke winstmarge voor de gemeente,
die haar eigen brandstoffen levert. De gemeente behoeft
ten slotte geen winst te maken bij het verstrekken van
brandstoffen aan werkloozen, hetgeen practisch wel ge
beurt. Zij kan dus op den prijs van 0.75 voor 1 H.L. cokes
wel een reductie toestaan.
Terwijl de cokes te Leiden 0.75 per H.L. kosten, kosten
zij te Alphen aan den Rijn 0.50. De gemeente Alphen
geeft den werkloozen een mud cokes plus 0.25. Die kolossale
afwijking in prijs moest- toch eigenlijk niet mogelijk zijn.
Waarschijnlijk speelt hier de prijzenpolitiek van de Leidsche
Lichtfabrieken een voorname rol. Dat is zeer jammer;
wanneer in dit geval de prijzen lager gesteld werden, zou
het voordeel zijn daarvan, dat bij strenge koude de ge
meente over een kleine reserve beschikt.
De Voorzitter zegt dat het niet helpt, of men het goed-
kooper krijgt; er mag toch niet meer gegeven worden.
De heer van Stralen zegt, dat de circulaire van den Minister
in geen geval kan bedoeld hebben te verbieden om in koude
dagen een extra-verstrekking te doen, wanneer het totaal
bedrag van 22 X ƒ1.niet- wordt overschreden. Spreker
geeft liet College in overweging die zaak nog eens te bezien.
Wanneer het zeer koud wordt en er ernstig gebrek aan brand
stoffen ontstaat, zal spreker toch met deze zaak terug
komen. Als er nood is in de gezinnen en er is niet voldoende
brandstof, dan is het hier de aangewezen plaats om te trachten
daarin te voorzien.
De heer Bergers geeft in overweging den eersten keer
een dubbelen bon te geven; dan is men in de gelegenheid
om te mengen en vervolgens weer per week. Spreker is
bang, dat wanneer men die brandstoffen om de 14 dagen
verstrekt, sommigen niet voldoende ruimte hebben misschien
om dit te bergen. Geeft men den eersten keer een dubbelen
bon, dan kan men mengen en wanneer het weer meevalt
nog wat overhouden en den geheelen winter de brandstoffen
verstoken. Zou van de 5 cent, die elke week overgehouden
worden, niet met Kerstmis een extra-bon gegeven kunnen
worden? Het mag eigenlijk wel niet, maar spreker gelooft
niet, dat men de gemeente zal hangen wanneer zij dat doet.
In den Gemeenteraad van Alphen is dit ook aangenomen.
De heer Wilbrink zegt, dat het bezwaar van de heeren Vos
en Bergers ook in de commissie wel onder oogen is gezien,
maar men heeft er algemeen genoegen mee genomen, in de
veronderstelling, dat de eerste week de koude niet zoo hevig
zal zijn, zoodat men wat zal overhouden; de volgende week
houdt men weer wat meer eierkolen over, omdat die meer
warmte geven en men dus minder noodig heeft. In 14 dagen
is men dus met de menging klaar.
De heer Eikerbout onderschrijft ten volle hetgeen door
den Wethouder is medegedeeld, dat de mogelijkheid van
extra-verstrekking niet bestaat volgens de circulaire van den
Minister, doch heeft alleen maar geattendeerd op de passage,
dat geen extra-verstrekking zal kunnen plaats hebben;
Braiulstoffenverstrekking aan werkloozen.
(Elkcrbout e.a.)
op zich zelf genomen heeft de Wethouder gelijk, maar of
het nu wel handig is dit hier te vermelden, is een tweede.
Het is mogelijk, dat van andere zijde ook aandrang wordt
uitgeoefend, zooals reeds meerdere jaren, ook met succes,
is gebeurd. Nu is dit verleden jaar niet gebeurd, maar men
kan voor het feit komen te staan, dat de Minister het goed
keurt. Op het oogenblik ka-n men niet verder gaan dan men
doet, in verband met de Ministerieele circulaire.
De heer Wilmer zegt, dat men het verstandigste doet door
vandaag dit voorstel aan te nemen en verder niet te spreken
over die extra-uitkeering.
Het zou nog lang kunnen duren. Over de circulaire van
den Minister is verschil van gevoelen mogelijk. Tot nu toe
heeft spreker den indruk, dat het wel kan.
De Wethouder heeft inderdaad gelijk, dat men voor den
Minister niet meer mag geven dan 1 H.L. per week, ook
al is de prijs daarvan 0.75, indien men die hoeveelheid
voor een week voldoende acht. De Raad kan zich echter ook
op het standpunt stellen, dat 1 H.L. per week niet voldoende
is, althans niet gedurende den geheelen winter, en dan zou
men meer kunnen geven. Het is toch ook niet verboden, de
eene week voor de waarde van 0.50 te geven en de volgende
week voor de waarde van 1.50! Er staat toch niet in de
circulaire, dat men elke week dezelfde hoeveelheid moet
verstrekken. Wanneer men niet uitdrukkelijk vaststelt, dat
men 1 H.L. per week voldoende vindt, kan men het is
niet in de circulaire verboden in een enkele week wel
boven het bedrag van 1.uit gaan.
De heer Romijn zegt, dat de Minister uitdrukkelijk in
zijn circulaire heeft geschreven,,De toeslag bedraagt ook
thans ten hoogste 1.— per week." De Minister voegt hier
aan toe, dat wanneer men van meening is, dat een hoeveel
heid brandstoffen van mindere waarde voldoende is, men
moet volstaan met het geven van die hoeveelheid van mindere
waarde. Hij schrijft:
„Wanneer b.v. cokes wordt verstrekt tegen 0.50 per H.L.
en een hoeveelheid van 1 H.L. per gezin voldoende is te
achten, dan mag niet meer dan 1\ H.L. beschikbaar worden
gesteld. Alsdan mag het verschil tusschen de waarde van
laatstgenoemde hoeveelheid 75 cent- en den maximum
toeslag van 1.dus 25 cent, niet bovendien nog worden
uitgekeerd."
Het zou mogelijk zijn, dat men cokes verstrekte van 0.50
de H.L. en 1 mud per week voor dit seizoen voldoende
achtte en dat men, wanneer het kouder werd, zou zeggen:
nu geven wij 2 mud per week en wij komen daarbij niet
boven het bedrag van 1.per week uit.
In Leiden geeft men echter voor de waarde van 0.95
per week en dat bedrag is practisch niet te verhoógen, want
spreker kan niet eenige eierkolen voor vijf cent geven.
Spreker moet verwachten, gelet op de circulaire van den
Minister, dat men niet meer zal kunnen geven. Het College
van Burgemeester en Wethouders achtte het verstandig,
dit mede te deelen, opdat men er voor zoover noodig rekening
mede kan houden. Mocht de Minister bereid zijn meer te
geven, indien blijkt dat de hoeveelheid brandstof te weinig
is, dan zal het gemeentebestuur gaarne er aan meedoen.
De mogelijkheid van het verstrekken van een bon voor
een hoeveelheid brandstof voor veertien dagen wil spreker
gaarne in de Commissie van Advies bespreken. Den eersten
keer, dat dit denkbeeld is besproken, heeft het geen bijval
gevonden. Het is mogelijk, dat de ervaring van dezen winter
de commissie tot een ander inzicht brengt en dan zal men
daarmede het volgende jaar rekening kunnen houden.
De lieer van Stralen merkt op, dat de Methouder uit
drukkelijk heeft gezegd, dat volgens de circulaire van den
Minister' het bedrag van 1.— per week niet mag overschreden
worden, maar zelf stelt hij voor, in sommige weken voor
de waarde van 1.15 te geven, n.l. 1 H.L. eierkolen.
De heer Romijn zegt, dat de waarde elke week ƒ0.95
bedraagt.
De heer Wilbrink meent, dat het bezwaar te ondervangen
is, door de brandstoffen midden in de week te verstrekken.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders beslot-en.
(Tijdens de beraadslaging over dit agendapunt was de heer
de Beede ter vergadering gekomen.)