438 MAANDAG 6 NOVEMBER 1933. Uitbreidingsplan. (Mandors o.a.) De lieer Mandors gevoelt dit toch niet. Als de Wethouder zegt, dat er een welstandsbepaling in de bouwverordening is, die hetzelfde bepaalt De heer Splinter: Niet hetzelfde. De heer Manders zegt, dat zijn redactie een uitgebreider bevoegdheid geeft dan die van den Wethouder en dus alles zins bevredigend kan zijn. Onder de redactie, dat een architectonisch bevredigend geheel moet worden verkregen, valt van zelf de aansluiting aan bestaande bebouwing. Spreker meent, dat de bouwverordening niet voldoende geeft wanneer men liet perceel van van Kloeten in de Breestraat ziet, is dat niet bevredigend. De redactie van sprekers voorstel is uitvoeriger dan die van het voorstel van Burgemeester en Wethouders; de Wethouder zal er straks spijt van hebben, indien sprekers voorstel niet is aangenomen. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een amendement van den heer Manders op artikel 6, luidende: „Ondergeteekende geeft den Raad in overweging in art. 6 in plaats van „bevredigende aansluiting aan de bestaande bebouwing" te lezen „bevredigend geheel". Dit amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter deelt namens het college van Burgemeester en Wethouders mede, dat het den Raad de aanneming van het amendement van den heer Manders ontraadt. Het amendement van den heer Manders wordt verworpen met 24 tegen 7 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Beekenkamp, Tepe, Splinter, Goslinga, Romijn, Van der Reyden, Van Es, Bosman Verweij, Huurman, Groeneveld, Van Eek, Schiiller, Simonis, Eiker bout, Bergers, Vos, mevr. De Cler-de Bruyn, de heer Van Stralen, mevr. Braggaar-de Does, de heeren Koole, Kuipers, Kooistra en Vallentgoed. Vóór stemmen de heeren Donders, Wilbrink, van Ros malen, Wilmer, Coster, Manders en van Tol. (De heer Meynen had inmiddels de vergadering verlaten.) Artikel 6 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 7. De heer Mamiers vraagt zich af, of het wel gewenscht is een bepaling als: „de richting van goten en nokken van kappen moet evenwijdig zijn aan de richting van de straat" in de verordening op te nemen, aangezien zeer vaak daarvan zal moeten worden afgeweken. Vooral geldt dit voor de nokken van die kappen. Hoe dikwijls heeft men niet haaks op de straat nog een nok? De heer Splinter zegt, dat elk geval afzonderlijk beoordeeld wordt. In den regel zal het niet zijn zooals de heer Manders het voorstelt en zullen alle nokken en goten evenwijdig loopen. Artikel 7 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 8, 9, 10 en 11 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 12. De heer Manders zegt, dat in dit artikel voorschriften worden gegeven, Avaar winkels en winkels met woningen zijn toegestaan; in een ander artikel staat weer, waar pak huizen gebouwd mogen worden; in verschillende andere soorten gebouwen, b.A*. kantoorlokalen, is echter niet A7oor- zien. Hoe is daaraan te ontkomen? Moet het College er dan Aveer iets anders op AÜnden? De heer Splinter zegt, dat het College, als er eens een kantoor gebouw moet komen, onder oogen zal zien, of daarvoor ont heffing gegeven moet worden; dat zijn gevallen, die aan de practijk moeten worden overgelaten. Artikel 12 Avordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Uitbreidingsplan; c.a. (Voorzitter c.a.) De artikelen 13 tot en met 21 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, Avaarna de verordening in haar geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. Ten slotte Avordt zonder hoofdelijke stemming OArereen- komstig punt C van het voorstel van Burgemeester en Wet houders besloten. Vila. Voorstel inzake het verstrekken van brandstoffen aan daarvoor in aanmerking komende vverklooze gehuwde en ongehuwde kostwinners en op zich zelf wonende personen gedurende het winterseizoen 19331934. (Zie Ing. St. No. 225.) De heer van Stralen kan zich met de voorgestelde hoeveel- heid te verstrekken brandstof op zich zelf vereenigen, zoodat hij ook geen bezwaar heeft tegen de gemengde verstrekking. Blijkens dit voorstel zal de menging echter door de Averlc- loozen zelf moeten plaats hebben, omdat er bezwaren tegen zijn, die te doen plaats hebben bij de handelaren of bij de Lichtfabrieken; spreker acht het ook beter, dat de werkloozen die brandstof zelf mengen, maar dat is practisch uitgesloten, omdat wanneer de eene Aveek een II.L. eierkolen wordt verstrekt: en de volgende week een H.L. parelcokes, dan de eerst Arerstrekte brandstof reeds zal zijn opgebruikt tegen dat men de andere ontvangt. Nu heeft liet College uitgerekend, dat de waarde van den kolenbon 9.95 zal zijn, waardoor dus in de 22 weken, waarover het voorstel loopt, ruim 1. van het beschikbare bedrag overblijft. Is het nu niet mogelijk, de eerste Aveek (eigenlijk is het de tweede week) 2 H.L. parelcokes te verstrekken, waarvan men 1 H.L. kan be stemmen voor de vermenging met de eierkolen, die men de daarop volgende Aveek krijgt. De vermenging is niet mogelijk, Avanneer de eene week 1 H.L. parelcokes en de andere week 1 H.L. eierkolen wordt verstrekt, aangezien de brandstof dan dezelfde Aveek wordt verstookt. Spreker zou daarom gaarne willen, dat met behulp A'an het bedrag, dat overblijft, bij de tweede verstrekking een dubbele hoeveelheid wordt gegeven. Men komt dan niet boven het bedrag van 1.en maakt het den arbeiders practisch mogelijk de brandstoffen zelf te mengen. Spreker heeft er bezAA7aar tegen, dat Aran een extra ver strekking A olgens Burgemeester en Wethouders niets kan komen. Het is toch waarschijnlijk dat er ook dezen winter een periode van strenge koude zal zijn. In voorgaande jaren is gebleken, dat gedurende zoo'n periode 1 H.L. brandstof onvoldoende is om de woningen voldoende te verAvarmen. Burgemeester en Wethouders zijn nu niet bereid een extra hoeveelheid te verstrekken en meenen, dat men zelf daarvoor moet sparen. De praktijk heeft echter bewezen, dat het practisch onmogelijk is van de hoeveelheid, die men voor een week krijgt, iets A'oor koudere dagen te bewaren. De moeilijkheid is inderdaad, dat men niet mag uitgaan boven het bedrag A an 1.per week. De handelaren ontvangen echter in plaats van 1.50 per II.L. eierkolen 1.15. Spreker kan zich er uiteraard zeer goed mee vereenigen, dat de handelaren deze rednetie toestaan. Waarom wordt op den prijs van de parelcokes ook geen reductie toegepast, terwijl ze door de gemeente zelf worden geleverd? Waarom meenen Burgemeester en Wet houders, dat de handelaren wel een reductie van 0.35 per H.L. moeten toestaan en de gemeente zelf niet in staat is, een reductie toe te passen? Wanneer de gemeente, die zelf dat artikel levert, ook op den prijs van de parelcokes een zekere reductie had toegepast, zou een zeker bedrag zijn overgebleven, dat dan besteed had kunnen Avorden voor koude dagen; daarbij zou zich dus het bezwaar, dat men het maximum zou over schrijden, niet voordoen. De heer Eikerbout vindt het ook eigenaardig, dat in het voorstel A'an het College is opgenomen de passage: „Voorts Avillen wij met nadruk er op wijzen, dat ten gevolge A'an deze regeling extra-verstrekking in A\-eken van strenge vorst niet meer mogelijk zal zijn, zoodat de menschen zelf verstandig zullen doen te trachten eenige reserve voor die koude dagen te vormen." In de circulaire van den Minister is daarover met geen woord gesproken. Het was veel beter geweest dit er uit te laten omdat, wanneer er koude dagen komen, meermalen gebleken is, dat door andere lichamen, de vakcentrales, po gingen bij den Minister in het werk worden gesteld om een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 28