MAANDAG 6 Uitbreidingsplan. (Wilbrink e.a.) De heer Wilbrink zegt, dat het dan toch weer de geheele procedure moet doormaken. Het College is overtuigd, dat er van de zijde van Gedeputeerde Staten ook nog wel be merkingen zullen komenals die tabel nu niet geheel in orde is, laten zij daarop dan aanmerking maken; dan kan men dit tegelijkertijd doen. Deze punten zijn wel degelijk in de vorige bijeenkomst besproken. Nu zegt de heer Splinter: niet de quaestie van de goothoogte van 5 M., maar wel de goothoogte tot 4,50 M. en de quaestie van de dakhelling van 35 en 50° en dat geeft de moeilijkheden. Dat hier voorstellen zijn ingediend, is sprekers schuld niet. De Wethouder heeft toegezegd, dat hij de zaak nog eens zou bezien; daarop heeft spreker gewacht. Nu heeft hij in alles geheel de lijn gevolgd van het College en nu komt men tot de beslissing; dan heeft de voorbereiding ook eigenlijk niet geholpen. Nu zegt de Voorzitter: laten wij er over stemmen. Eerst bewerkt de Voorzitter den Raad door de mededeeling, dat de boel in het honderd zal loopen, maar dat is sprekers schuld niet; dat is dan de schuld van het College, hoewel spreker niet kan inzien, dat daardoor de zaak in het honderd loopt. Volgens den heer Schiiller bevordert men door de goot hoogte op 5 M. te brengen het samenwonen; spreker heeft echter voorgesteld van 3.50 tot 5 M., opdat er een scheiding is van de gezinnen, in wier woningbehoefte voorzien moet worden. Uit het voorstel van den heer Groeneveld betreffende de lengte van de bouwblokken blijkt wel, dat men ook in de sociaal-democratische fractie het bezwaar van de eenvormig heid heeft gevoeld, dat spreker wil ondervangen. Bij uit voering van het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zou, indien de goothoogte op 3,50 M werd bepaald, het stads beeld zeer eenvormig zijn. Bij aanneming van sprekers voorstel zal het stadsbeeld niet worden geschaad en zal bovendien tegemoetgekomen Avorden aan den eisch A an het bouwen van ruime en minder ruime woningen ook in de arbeiderswijken. Spreker geeft zijn \Toorstel ter stemming aan den Raad over. De heer Wilmer is bereid zijn stem aan het voorstel \'an den heer Wilbrink te geven, indien de Raad gedwongen AAordt, daarover te stemmen, maar het zou hem liever zijn, Avanneer hij vandaag niet behoefde te stemmen. Er is niet alleen het voorstel Aran den heer Wilbrink, er zijn ook voorstellen van de heeren GroeneAmld en Manders en, al zijn de laatste voorstellen niet zoo ingrijpend, zij zijn ongetwijfeld van belang. Spreker moet veronderstellen, dat Gedeputeerde Staten ook voor rede A'atbaar en geen knechten van de wet zijn. Kunnen Burgemeester en Wethouders nu niet aan Gedepu teerde Staten mededeelen, dat de Raad het uitbreidings plan heeft aanvaard, maar amendementen heeft ingediend, waarover nog geen beslissing is genomen, en hun A'erzoeken met de goedkeuring Aan het uitbreidingsplan te Avachten tot de Raad over de amendementen heeft beslist Men staat anders voor het feit, dat de Raad lieden het uitbreidingsplan aanvaardt en OA*er eenige maanden het opnieuw behandelt. Gedeputeerde Staten zullen dit toch ook inzien. Men zegt nu wel: dan Avordt de wet overtreden. De Raad overtreedt echter herhaaldelijk de wet, want hij behandelt ieder jaar de gemeentebegrooting na afloop van den termijn, die daarA'oor door de wet is gesteld. Als Gedeputeerde Staten dat door de vingers zien, zullen zij ook wel in dit geval iets door de vingers Avillen zien, indien Burgemeester en Wethouders hun mededeelen, dat de Raad binnen drie maanden een beslissing over de amendementen zal nemen. Burge meester en Wethouders hebben dan de gelegenheid schrifte lijk praead vies OArer de amendementen uit te brengen. De oorzitter zou zich geenszins willen binden aan den termijn van drie maanden, waarbij Gedeputeerde Staten tegen dezen gang van zaken geen bezwaar zouden maken, maar twijfelt er niet aan, dat zij er rekening mede zullen houden, wanneer het College A'an Burgemeester en Wet houders hun mededeelt, dat op de laatste stonde eenige Aroor,stellen door leden van den Raad zijn ingediend, welke voorstellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies zijn gesteld. Gedeputeerde Staten zullen er geen groot bezwaar tegen hebben, dat die Avijzigingen alsnog wor den aangebracht. Zij hebben het uitbreidingsplan A*oor de goedkeuring een jaar te hunner beschikking en spreker stelt zich niet voor, dat zij er continu aan werken. De heer Manders Arraagt, of de belanghebbenden, die NOVEMBER 1933. 437 Uitbreidingsplan. (Manders e.a.) bezwaarschriften hebben ingediend, mededeeling ontvangen A'an de genomen beslissing. De Voorzitter zegt, dat, wanneer de Raad het uitbreidings plan heeft vastgesteld, het opnieuw, zooals het, is vastgesteld ter inzage wordt gelegd, zoodat de belanghebbenden van de beslissingen kennis kunnen nemen. De heer Kooistra heeft de debatten niet Avillen rekken en daarom in tweede instantie niet over zijn voorstel ge sproken, Avaarover hij echter gaarne alsnog het oordeel A'an Burgemeester en Wethouders zou Avillen A'ernemen. De Voorzitter zal, zoodra hij tot het voorstel van den heer Kooistra genaderd is, den Raad in overweging geven, het te stellen in handen A'an Burgemeester en Wethouders om praeadvies. De heer Wilbrink meent, dat Gedeputeerde Staten de door hem voorgestelde Avijziging waarschijnlijk zullen goed keuren. De Voorzitter stelt dan voor het voorstel van den heer Wil brink te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies en evenzoo te handelen ten aanzien van het voorstel A'an den heer Kooistradeze beide praeadA'iezen zullen dan tegelijkertijd uitgebracht Avorden. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten, het voorstel van de heeren Wilbrink, Huurman en Manders (bi. 430) en de motie van den heer Kooistra (bl. 423) te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. Wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming overeen komstig punt A A'an het gewijzigde voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. (De heer Coster verklaart geacht te Avillen worden tegen het onder A II van het voorstel A'an Burgemeester en Wet houders A'ermelde, A*oor zooA'eel betreft het bezwaarschrift A'an A. A'an Hartevelt, te hebben gestemd.) De Voorzitter stalt A-ervolgens aan de orde punt B van het voorstel Aran Burgemeester en Wethouders. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig punt B-I van het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. De Voorzitter stelt verA'olgens aan de orde de Verordening houdende voorschriften ten aanzien van de bebouwing en het gebruik van de in het uitbreidingsplan der gemeente Leiden begrepen gronden (verordening sub B II A'an liét voorstel van Burgemeester en Wethouders). Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Artikel 3 in dien zin aangeA'uld, dat vóór: alsmede" wordt ingevoegd: ,,6 November 1933", artikel 2, zooals dat door Burgemeester en Wethouders nader is geAA'ijzigd, als mede de artikelen 3, 4 en 5, worden achtereenA'olgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging OA-er artikel 6. De heer Manders acht liet geAvenscht dit artikel als vnlgt te lezen ,,Het boiiAven moet zoodanig geschieden, dat een naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders bevredigend architectonisch geheel wordt verkregen." Deze tekst is veel beter en geeft uitgebreide bevoegd- heden aan Burgemeester en Wethouders. De lieer Splinter zegt, dat de strekking A-an het artikel juist is om te verkrijgen een bevredigende aansluiting aan de bestaande bebouAving, Avelke laatste Avoorden de heer Manders schrappen wil. Men zegt: er is toch een welstands - bepaling in de bouwverordening, maar die beoogt alleen AA'anstaltigen bouw te weren; de onderwerpelijke bepaling- gaat verder, zooals uit de redactie blijkt. Hij zou haar derhalve willen zien A'astgesteld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 27