MAANDAG 6 NOVEMBER 1933.
433
Uitbreidinqsplan.
(Scliiiller e.a.)
voor liet bouwen van beneden- en bovenwoningen. De heer
Wilbrink interrumpeert nu, dat het niet kan. Het kan wel,
maar spreker wil voor een oogenblik aannemen, dat het
inderdaad niet kan. Men bevordert er dan toch zeer zeker
in sterke mate het inwonen mee, want het zullen allicht
woningen zijn, waarvan de huurwaarde 7,50 of 8.per
week is. Men ziet het voorbeeld thans in de vogelwijk, waar
de huur ongeveer 10.per week is. Het samenwonen is
daar niet, zooals de heer Huurman nu interrumpeert, uit
zondering, maar regel.
De woningen aan den Lammenschansweg zijn, op een
uitzondering na, dubbel bewoond. De middenstand, waar
voor deze woningen zijn bedoeld, kan de huur van 10.a
12.per week niet betalen.
De heeren Wilbrink en Splinter hebben zich bepaald tot
algemeenheden en het College heeft het den Raad en spreker
persoonlijk moeilijk gemaakt bij de besprekingen kort
te zijn.
De heer Wilbrink heeft zelfs in tweede instantie geen
poging gedaan, met behulp van eenige gegevens aan te
toonen, dat de bouw, de exploitatie en de huurwaarde
die voor de bewoners van het meeste belang is bij beneden-
en bovenwoningen voordeeliger zijn.
De heer Wilbrink debatteert niet met Ir. Van der Kaa.
De heer Schüller zegt, dat de heer Wilbrink moet debat-
teeren met Raadsleden, die cijfers noemen.
De heer Wilbrink merkt op, dat de heer Scliiiller heeft
zitten voorlezen uit een boekje van Ir. van der Kaa, die in
Berlijn is geweest. Spreker zelf mag misschien niet eens zoo
ver komen!
De heer Scliiiller zal, indien de heer Wilbrink er bezwaar
tegen heeft, dat spreker citaten van een Duitscher heeft
aangehaald, straks voorbeelden uit Holland geven.
De heer Splinter heeft getracht zich er gemakkelijk van af
te maken met te zeggen: „mijn praktijk toont aan, dat het
niet waar is", maar heeft geen enkel voorbeeld uit de praktijk
genoemd. Spreker zal daarom enkele voorbeelden uit eigen
land aanhalen, in de hoop, dat hij daarmede de heeren
Wilbrink en Splinter zal overtuigen.
Ir. van der Kaa vangt zijn prae-advies: „Het eengezinshuis
en zijne mogelijkheden in Nederland", aldus aan: „Bij
den aanvang van dit prae-advies zou ik een tweetal stellingen
als uitgangspunten willen kiezen.
Ten eerste, dat het eengezinshuis voor het gelukkig-
gezinsleven der Nederlandsche bevolking de aangewezen
huisvesting moet worden genoemdten tweede, dat iedereen,
ook de arbeider, bij welke bouwwijze ook, de volle huur
voor zijne woning moet betalen zonder eenigen bijslag uit
de openbare kassen. De hierop te maken uitzondering ten
gunste van die arbeiders, welke in sociaal opzicht achterlijk
zijn en een redelijk bedrag aan huur niet kunnen opbrengen,
behoort een zeer beperkte groep der bevolking te betreffen."
In zijn conclusies zegt hij
„Het eengezinshuis is voor het gelukkige gezinsleven der
Nederlandsche bevolking de aangewezen wijze van huis
vesting. Welke bouwwijze ook wordt toegepast, steeds moet
iedereen, ook de arbeider behoudens een uitzondering
voor een beperkte achterlijke groep de volle huur voor
zijne woning betalen, zonder eenige bijdrage uit de openbare
kassen.
Tot heden is in het grootste gedeelte A an het Rijk het een
gezinshuis nog overwegendhet aantal bovenwoningen be
draagt 18 van het totaal. Slechts in enkele gemeenten
overheerscht het meergezinshuis, hoewel er geen enkele
gemeente is aan te wijzen, waar niet, ook voor arbeiders, nog
voortdurend eengezinswoningen worden gebouwd.
De vraag een- of meergezinshuis is dus slechts van belang
voor een beperkt aantal steden.
Deze vraag is geen bouwkostenvraagvergrooting van
het aantal verdiepingen geeft geen besparing op de bouw
kosten per woning. Het eengezinshuis is veelal goedkooper
dan een gelijkwaardige woning in een meergezinshuis.
Vergrooting van het aantal woonlagen geeft dus slechts
een beduidende besparing op de kosten per woning van den
ruwen grond en de ophooging."
Hij toont het aan en zegt verder:
„Zou ik met het bovenstaande voorbeeld kunnen volstaan
om mijne conclusie te motiveeren, een paar treffende gevallen
mogen nog vermelding vinden.
Zoo werd voor opruiming van krotwoningen een plan aan
geboden uit de gemeenle Zwolle, bevattende een ontwerp
voor beneden- en bovenwoningen met een nuttig woon-
Uitbreidinqsplan.
(Scliiiller e.a.)
oppervlak van 48.50 M2. per woning, welke door de Gemeente
op 2300.per woning werden begroot. De begrooting
van een dezerzijds ontworpen plan voor den bouw van een-
gezinshuizen op hetzelfde terrein bedroeg 2225.per
woning (berekend naar prijzen en loonen te 's-Gravenhage).
De veel geriefelijker eengezinshuizen hadden daarbij een
nuttig woonoppervlak van 55.35 M2., terwijl door een betere
indeeling van het terrein de blokdiepte van 25 M. op 50 M.
kon worden gebracht, en bij overigens dezelfde straatbreedte
het totale straatoppervlak kon worden verminderd. Van
een plan voor den bouw van 1500 woningen te Amsterdam,
waaronder 805 eengezinshuizen met een woonoppervlak
van 68.25 M2„ bedroeg de geraamde prijs der laatste ge
middeld 3500.terwijl de (in meergezinshuizen onder
gebrachte) overige woningen, waarvan het woonoppervlak
64.25 M2., bedroeg, volgens de raming gemiddeld 3655.
zouden moeten kosten."
De oorzitter stelt zich de vraag, of het debat niet een
weinig te academisch wordt, vooral met het oog op het feit,
dat de heer YY ilbrink reeds lang genoegen genomen heeft
met de verklaring van den Wethouder en op dit punt niet
verder doorgegaan is. De beschouwingen, die de heer Scliiiller
voorleest, zijn zeer interessant, maar het is de bedoeling,
dat de Raad het uitbreidingsplan vaststelt.
De heer Scliiiller haalt deze beschouwingen aan juist
omdat de heer Wilbrink met de verklaring van den Wet
houder genoegen genomen heeft.
De Voorzitter zegt, dat de zaak zelf eigenlijk van de baan
is, nu de heer Wilbrink geen voorstel heeft ingediend en
genoegen heeft genomen met, de mededeeling van den
Wethouder.
De heer Scliiiller houdt met de toezegging vau den Wet
houder rekening en als hij dezen antwoordt, is het geen
academische bescliouwing.
Dit praeadvies is geen academische beschouwing, maar
aan de practijk ontleend; dat heeft Ir. van der Kaa niet zoo
maar uit zijn hoofd daar neergezet, maar dat toont hij aan
met de feiten uit de verschillende plaatsen.
De lieer Wilbrink vraagt, waarom de woningbouwvereeni-
gingen in Leiden dan gedeeltelijk boven- en benedenwoningen
gebouwd hebben. Omdat die goedkooper verhuurd kunnen
worden. De besturen van de woningbouwvereenigingen, die
met de practijk te maken hebben, bouwen zoowel eengezins
woningen, die meer huur opbrengen, als beneden- en boven
woningen, waarvoor de huur lager gesteld kan worden; dat
is voor spreker veel meer practijk dan wat Ir. van der Kaa zegt.
De heer Scliiiller zegt, dat, als de woningbouwvereenigingen
hun plannen met beneden- en bovenwoningen indienen, dat dan
bij alle vereenigingen, ook bij de „Eensgezindheid", waar
van de heer Schooneveld, een zeer nauw geestverwant van den
heer Wilbrink, Voorzitter is niet is omdat die woningen
goedkooper zijn, maar alleen omdat men een bepaald aantal
menschen heeft en omdat men gedwongen wordt dergelijke
woningen te bouwen, daar de Regeering voor den vereeni-
gingsbouw niet meer beschikbaar stelt, niet omdat men
goedkooper beneden- en bovenwoningen kan bouwen, maar
omdat men het gelieele peil van den woningbouw omlaag
drukken wil; dat is het uitgangspunt van de Regeering en
verder niets. Spreker heeft vanmiddag aangetoond, dat die
woningen aan de vereenigingen worden opgelegd; herhaalde
lijk gebeurt het, dat zij eerst plannen insturen voor betere
woningen, dat stelselmatig die plannen slechter worden
gemaakt, zoodat eindelijk de bestuurders zeggen: dan maar
in vredesnaam bouwen, maar onze zin is het niet. Ook de
nu aanhangige bouwplannen zijn alle niet naar den zin van
de besturen. Men zal moeten toegeven, dat het ontoelaatbaar
is, een gezin zonder kinderen beneden te zetten en gezinnen
met kinderen boven; het is zelfs ontoelaatbaar, dat men
2 benedenwoningen bouwt en daarboven 3 bovenwoningen,
zoodat het kan gebeuren, zooals in de Anna van Saksenstraat
het geval is, dat in totaal 24 personen boven iemands
hoofd wonende kinderen uit die gezinnen loopen van
's morgens vroeg tot 's avonds laat boven de hoofden van de
benedenbewoners, terwijl de bouwprijs niet toelaat de con
structie van die huizen zoodanig te maken, dat men geen
last heeft van het geluid en b.v. de kooklucht van de boven
woning. Dit is doodgewoon opgelegd aan die vereenigingen
dat is niet met haar wil. Het is dus onjuist, dat volgens dit
uitbreidingsplan voor 36 beneden- en bovenwoningen