4.32 MAANDAG 6 NOVEMBER 1933. Uitbreidingsplan. (Wilmcr.) Aangezien liet voorstel van den lieer Coster is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer nit. De lieer Wilmer zegt, dat het duidelijk is, dat de Raad vanavond het uitbreidingsplan niet op bevredigende wijze kan behandelen. Men kan over die wijze van behandeling wederzijds verwijten maken. Spreker begrijpt zeer goed de opmerking van het College, die kan gemaakt worden: waarom hebben de Raadsleden niet op tijd hun bezwaren ingediend; even goed als de personen, bij het uitbreidingsplan betrokken, daarvan kennis hebben genomen en op tijd hun bezwaren hebben ingediend, zoo goed had ook ieder Raadslid individueel van dit uitbreidingsplan kunnen kennis nemen en wijzigingen kunnen voorstellen; dat kan niet ontkend worden. Laat men maar zeggen, dat de Raadsleden dus min of meer in gebreke zijn gebleven. Door de raadsleden kan worden aangevoerdwij hadden gewacht op een kaartje, zoodat wij niet naar de leeskamer behoefden te gaan, maar het thuis hadden kunnen bestudeeren. Men had geen kaartjes. Het bedrag, dat de Wethouder noemde als kosten van zoo'n kaart, acht spreker vrij hoog; men had z. i. toch zoo'n kaart in meerdere kleuren kunnen laten drukken voor lageren prijs dan genoemd is. Waar de schuld echter ook ligt, de Raad kan vanavond deze zaak niet tot een bevredigend resultaat brengen. Nu zijn ei' twee mogelijkheden. In de eerste plaats kan men handelen zooals bij de begrooting; wanneer daarbij belangrijke voorstellen worden ingediend, neemt men de begrooting aan en stelt men de beslissing over die voorstellen uit tot later; daarna kan dan eventueel de begrooting wel gewijzigd worden. Zoo zou men ook dit uitbreidingsplan kunnen aan vaarden en later afzonderlijk beslissen over alle voorstellen, die ingediend zijn of ingediend zullen worden, vanavond of later, en het uitbreidingsplan dienovereenkomstig wijzigen, zoodat men dan nu het uitbreidingsplan zou aanvaarden, vrijblijvend om het later te wijzigen. Êen andere mogelijkheid zou zijn en spreker laat aan het College over het oordeel, welke de beste is om nog 6 maanden uitstel te geven voor de vaststelling van dit uitbreidingsplan; dan kan in dien tijd over al die voorstellen praeadvies worden uitgebracht. Misschien is dit mogelijk. Indien de wet dit echter verbiedt, zooals de Voorzitter nu zegt, dan is de eenige mogelijkheid om vanavond het uit breidingsplan te aanvaarden, vrijblijvend om het op ver schillende punten, waarover voorstellen zijn ingediend of zullen worden ingediend sommige heeren zijn nog niet voorbereid nader te wijzigen. Ook zou spreker het zeer wenschelijk achten vanavond nog geen beslissing te nemen inzake het voorstel-Wilbrink, waarvoor spreker veel gevoelt en dat lieni zeer aannemelijk lijkt; ook daarover zou spreker gaarne een schriftelijk advies zien. Het is een belangrijk, ingrijpend voorstel en spreker heeft wel bemerkt, dat de technische adviseurs van de gemeente er zich met eenigen hartstocht tegen verzetten. Ook daarover zou spreker gaarne een praeadvies van Burgemeester en Wethouders ontvangen, alvorens hij daar omtrent een besluit neemt. Spreker geeft het College in overweging, hedenavond een beslissing te laten nemen over het uitbreidingsplan, omdat het vrijblijvend aanvaard moet worden, maar binnen een bepaalden termijn naar aanleiding van de ingediende voor stellen wijzigingen aan te brengen. Spreker komt thans tot de schade, welke sommige personen door de vaststelling van het uitbreidingsplan lijden. Spreker is het tot op zekere hoogte met den Wethouder eens, dat niemand van de vaststelling van een uitbreidingsplan schade lijdt: bij de uitvoering er van wordt een schadevergoeding gegeven, indien men grond moet afstaan, of stijgt de waarde van den grond door den aanleg van straten. Men lijdt echter wel schade in den tijd, welke verloopt tusschen de vaststelling en de verwezenlijking van het plan. Dat is in concreto aangevoerd voor de gevallen van van Hartevelt en van den Bosch. Het kan niet ontkend worden, dat, zoolang het uitbreidingsplan niet wordt uitgevoerd, deze personen worden gehandicapt in het gebruik van hun bezit, doordat zij op hun grond niet kunnen doen, wat zij willen en daarvoor ook geen schadevergoeding krijgen. Men zou de moeilijkheid kunnen oplossen door aan per sonen als van Hartevelt en van den Bosch, wanneer zij op hun grond willen bouwen en wanneer bij Burgemeester en Wethouders niet het voornemen bestaat, binnen zeer korten tijd het uitbreidingsplan op die perceelen tot werkelijkheid te brengen, de gevraagde vergunning te verleenen. Indien bij Burgemeester en Wethouders het voornemen bestaat, het uitbreidingsplan wel binnen zeer korten tijd daar te verwezenlijken, zou het dwaasheid zijn op dien grond te Uitbreidingsplan (Wilnier e.a.) laten bouwen, terwijl men weet, dat het gebouwde na 1 of 2 jaar weer moet worden afgebroken. Men zou bij de verleening van de vergunning kunnen bepalen spreker gelooft niet, dat dit in strijd zou zijn met de wet dat, indien het uitbreidingsplan binnen 10 jaar wordt verwezenlijkt, geen schadevergoeding wordt verleend voor liet verlies van de gebouwen, welke in dien tijd op den grond zijn geplaatst. Men zou dan b.v. tot van Hartevelt kunnen zeggen: gij kunt gaan bouwen, doch weet het wel, wanneer wij binnen 10 jaar den grond noodig hebben, wordt u wel vergoed de waarde van den grond, maar niet de waarde van de gebouwen, die gij er op hebt gezet. Het is een al te bruut ingrijpen in het eigendomsrecht, wanneer men kortweg weigert, een bouwvergunning te geven. In het geval van van den Bosch kan men reeds 26 jaar niets op den grond laten bouwen. Spreker acht dit in strijd met de rechtvaardigheid De heer Schuilei' acht liet uitgesloten, dat liet uitbreidings plan vanavond „vrijblijvend" wordt aanvaard, zooals de heer Wilmer voorstelde, die zich er steeds op beroemt, prac- tische resultaten te willen bereiken. Men zou kunnen zeggen: het is in zekeren zin altijd vrij blijvend; vandaag beslist de Raad, dat het plan in groote lijnen aldus zal worden vastgesteld, maar komt er straks een voorstel van een bouwer, dat niet aan het uitbreidingsplan voldoet, dan is volgens deze verordening het College ge rechtigd om van dit uitbreidingsplan af te wijken. Dat behoeft men dus vanavond niet -vast te leggen; dat ligt al vast. De heer Wilmer wil verder aan de betrokkenen de onder vonden schade vergoeden, als binnen 10 jaar dit uitbreidings plan niet wordt uitgevoerd. Dit wordt echter in de Woning wet geregeld; die bepaalt, dat elke gemeente om de 10 jaar haar uitbreidingsplan moet herzien. Over 10 jaar kan men dus zien, of er bij den heer van den Bosch werkelijk een straat moet komen of niet. Wanneer er, na aanneming van dit plan, binnen 10 jaar geen straat komt, kan men toch schade vergoeding geven. Op de opmerking van den heer Manders inzake de ver smalling van de Oegstgeesterlaan is door den Voorzitter en den heer Wilmer geantwoord, dat bij tie tervisielegging van het uitbreidingsplan de raadsleden hun bezwaren hadden kunnen indienen; spreker is het op dit punt met den Voor zitter en den heer Wilmer niet eens; zij kunnen dat doen, maar dat is niet hun taak en hun plicht, maar dat is de taak van de ingezetenen. Niet een kleine, maar een belangrijke minderheid van de Commissie van Fabricage heeft bezwaar gemaakt tegen de door den Directeur van Gemeentewerken voorgestelde versmalling van de Oegstgeesterlaan; nu was het toch wel de plicht geweest van liet College om niet zonder meer dit advies van de meerderheid op te volgen en om dat maar gewoon op de teekening te brengen; het had ook de meening van de minderheid in dit stuk moeten weergeven; dan was de aandacht van de Raadsleden zeer zeker daarop gevestigd geweest. De minderheid van de Commissie van Fabricage heeft er toch wel recht op, dat de Raadsleden haar meening kennen; nu zijn de Raadsleden pas staande deze vergadering te weten gekomen, dat een groote minder heid in die commissie bezwaar heeft tegen deze versmalling. Het gaat niet aan te zeggen, dat het op de kaart staat en dat de Raadsleden het hadden kunnen zien, maar het was de taak en de plicht van het College geweest om daarvan in dit stuk mededeeling te doen. De verdediging van kaart V mag juist zijn, maar de Wet houder heeft; met zijn verdediging aangetoond, dat de aan wijzingen op deze kaart onjuist zijn. De heer Splinter heeft verder gezegd, dat het aantal der beneden- en bovenwoningen 36 bedraagt, dus dat is weer 6 meer dan verleden week. De heer Splinter ontkent dit; toen was het volgens een globale berekening 38 1111 blijkt het dus 2 minder te zijn. De heer Schiiller zegt, dat het in elk geval toch 18 meer is dan het gemiddelde percentage over geheel Nederland, dat 18 bedraagt; hier maakt Leiden er 36 van. Het aantal eengezinswoningen bedraagt 39 dus 1 meer dan ver leden week. De opmerking van den heer Wilbrink, dat de een f 4. kan verwonen en de ander 5.6.of 7.is juist, maar als men een woning gaat bouwen met 5 M. goothoogte, dan worden dat 2 woningen, die door de arbeiders als zoodanig kunnen worden bewoond. Bij een goothoogte van 5 M. wordt de deur opengezet

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 22