MAANDAG 6 NOVEMBER 1933.
431
(Groeneveld e.a.)
Uitbreidingsplan.
gaf geen verkeerde voorstelling en zeker niet tegen beter
weten in.
De Wethouder heeft echter nog geen behoorlijke uitlegging
van de zaak gegeven. De Burgemeester heeft het veel beter
gedaan in de besloten Raadsvergadering van 30 .Juni 1930,
waarin de heer Wilbrink de opmerking maakte, dat, wanneer
men de nieuwe verkeerswegen, welke door de stad waren
geprojecteerd, op het uitbreidingsplan vastlegde, op ver
schillende perceelen, aan die geprojecteerde wegen gelegen,
een bouwverbod zou worden gelegd. De Voorzitter heeft
daarop als volgt geantwoord: „Bij het vaststellen van het
uitbreidingsplan was de vaststelling van de verkeerswegen
het eerst noodig, op dat stramien moesten de ontwerpers
van het uitbreidingsplan gaan werken; anders konden zij
niet voort. Dit is dus het eerste punt van overleg geweest
tusschen de ontwerpers en liet College. Het uitbreidingsplan
heeft echter met deze bebouwde stukken in de gemeente
niets te maken; den Raad zal ook niet gevraagd worden,
dit in een besluit vast te leggen; dit alles is slechts ter ver
duidelijking voor den Raad opgenomen; de Raad moest ook
dat stramien kennen en weten den uiteindelijken toestand
van de verkeersverbindingen in de stad."
De uitlegging van den Voorzitter is volkomen juist en de
Wethouder heeft het verkeerd begrepen.
De lieer Splinter: U wist het dus toch!
De heer Groeneveld wist het en heeft het ook zoo in de
middagzitting gezegd.
liet is formeel juist, dat de verkeerswegen in de binnen
stad heden niet bij Raadsbesluit zullen worden vastgelegd,
maar toch vormen zij de basis, waarop het geheele uitbrei
dingsplan steunt, want zonder deze verkeerswegen zou men
geen aansluitend uitbreidingsplan kunnen maken. De Raad
moet er echter van overtuigd zijn, dat die verkeerswegen
gemaakt zullen worden, want als hij dat niet is, heeft het
vaststellen van een aansluitend uitbreidingsplan geen zin.
Ook zonder formeel Raadsbesluit zullen de verkeerswegen in
de binnenstad dus aangelegd moeten worden, zooals zij
thans zijn geprojecteerd.
Aangezien de belofte betreffende het verstrekken van
reproducties van de teekeningen niet door Burgemeester en
Wethouders is nagekomen, heeft spreker geen andere ge
legenheid voor de bestudeering van het uitbreidingsplan
gehad dan gedurende deze vergadering in de zaal. Hoewel
de oorzitter het misschien spreker kwalijk zal nemen,
moet deze thans toch mededeeling doen van het nieuwe
bezwaar, dat hij heeft ontdekt. Hij heeft geconstateerd, dat
voor alle terreinen, die in de naaste toekomst voor bebouwing-
in aanmerking komen, geweldig lange bouwblokken zijn
geprojecteerd; terwijl de bestaande blokken, als b.v. in de
Kooi niet langer zijn dan 60 a 80 M., zijn ze hier niet minder
dan 200 M. lang, zonder onderbreking. In de practijk heeft
spreker dit ook al bemerktin de laatste paar jaren zijn
geweldig lange straten aangelegd. Nu is dit voor de bouwers
natuurlijk zeer voordeelig, want de straataanleg is voor de
bouwondernemingen een zeer kostbare zaak: in de eerste
plaats gaat daardoor kostbare bouwgrond verloren, bovendien
moet men straten aanleggen en rioleeren, wat zeer veel
kost, en dan mag men die gratis aan de gemeente afstaan;
ook brengen straten geen huur op, maar kosten ze integen
deel geld. Dit is dus voor toekomstige bouwers zeer voordeelig,
om te bouwen, veel voordeeliger dan tot nu toe de woning -
bouwvereenigingen gebouwd hebben; die hebben heel wat
terrein moeten beschikbaar stellen voor straten. Niettemin
heeft spreker bezwaar tegen die lange bouwblokken; straten
van 200 M. en langer zonder onderbreking acht hij geheel
verkeerd. Waarom slaat het College een anderen koers in
bij het indeelen van dit plan, om veel langere bouwblokken
te projecteeren dan tot nu toe gewoonte was?
Nu staat spreker voor deze moeilijkheid: formeel heeft
hij als Raadslid het recht om een amendement in te dienen,
maar het College heeft het uitbreidingsplan op een dergelijke
wijze ingediend, dat spreker dat practised niet heeft, aan
gezien liet niet mogelijk is, hier een voorstel te doen om elk
bouwblok, hier geprojecteerd, door meer straten te doen
doorsnijden; dit zou vanavond niet meer klaar kunnen
komendaarvan zouden teekeningen gemaakt moeten worden
ook over 2 dagen zou het nog niet klaar zijn. Wat moet de
Raad nu in zoo'n geval doen?Wanneer dit uitbreidingsplan
op normale wijze hier behandeld kon worden, dan zou spreker
een aantal van die straten uitzoeken en voorstellen, die
door meer straten te doen doorsnijden, maar het College
maakt dit practisch onmogelijk.
De lieer Splinter wijst op de bevoegdheid, welke Burge-
(Splinter e.a.)
Uitbreidingsplan.
meester en Wethouders ingevolge het ontwerp-Raadsbesluit
onder Id, 2°. zullen hebben, luidende:
„2°. één of meer der geprojecteerde straten te verplaatsen
of te doen vervallen of nieuwe straten in te voegen en dien
tengevolge den vorm van enkele bouwblokken te wijzigen
of eenige bouwblokken samen te voegen of te splitsen, een
en ander wanneer zulks in het belang van het verkeer of
van een juiste of behoorlijke bebouwing blijkt te zijn."
Burgemeester en Wethouders kunnen dus aan gebleken
bezwaren tegemoet komen.
De heer Groeneveld neemt aan, dat liet College, daartoe
liet recht heeft, maar welk recht hebben dan nog de Raads
leden? Die hebben het recht om dit voorstel van het College
te verwerpen of aan te nemen; een andere keuze hebben
zij niet.
De Raadsleden kunnen geen amendementen voorstellen,
maar spreker zou toch graag van den Wethouder vernemen,
dat ook hij van oordeel is, dat geen ononderbroken straten
van een paar honderd meter moeten worden aangelegd.
Indien men het wel zou toestaan, waarom heeft men dan
de woningbouwverenigingen tot nu toe gedwongen zoo
kostbaar te bouwen? Is dat een fout geweest? Spreker
gelooft het niet. Men zal het in het algemeen heel goed
vinden, dat in de wijken, die door de woningbouwvereni
gingen zijn gebouwd, een behoorlijk aantal straten is. Het
is gewenscht, dat de Wethouder verklaart waarom ook
al is het voorstel voor wijziging vatbaar Burgemeester
en Wethouders te dien aanzien een anderen koers hebben
ingeslagen. Spreker zou daaromtrent gaarne een eenigszins
bevredigende verklaring van den Wethouder willen vernemen.
De heer Coster zegt, dat de Wethouder om de zaak heeft
heen gepraat, want reeds in 1927 is de heer van Hartevelt
misleid met de mededeeling, dat vanwege de rooilijn een
bouwverbod op zijn grond lag en indien hij architect Kraan
niet in den arm genomen had, was hij op sleeptouw ge
houden, tot de rooilijn inderdaad was vastgesteld en dan
had hij in het geheel geen bouwvergunning gekregen en
had hij voor een appel en een ei zijn huisje aan de gemeente
kunnen verkoopen. Uit het onderzoek van den heer Kraan
is gebleken, dat in het geheel geen rooilijn over dezen grond
liep. Eerst heeft men van Hartevelt een hoog bedrag ge
vraagd, naderhand is het verminderd en later behoefde hij
in het geheel niets af te staan. De man is gedurende vijf
jaar benadeeld doordat hij zijn bedrijf niet kon uitoefenen,
zooals hij het wilde. Wanneer hem nu een bouwvergunning-
voor een loods of garage wordt geweigerd, wordt li'ij direct
benadeeld, doordat hij dan geen fietsen kan stallen.
Hij acht het gewenscht dat de Raad zich ter zake uitspreekt.
De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie
van den heer Coster, luidende:
„De Raad spreekt de wenscheüjkheid uit, dat aan A. van
Hartevelt, hoek Genestetstraat en Haagweg, alsnog een bouw
vergunning zal worden verleend volgens door hem ingediende
teekening om een stalling of garage te bouwen voor rij wielen."
De beer Bergers vraagt, wat de lieer Coster eigenlijk be
doelt: een garage of een stalling voor rijwielen. Tusschen
beide bestaat een groot verschil.
De Voorzitter vraagt zich af, of de motie van den heer
Coster kan aangemerkt worden als een amendement op het
voorstel van Burgemeester en Wethouders, die in overweging-
hebben gegeven, afwijzend te beschikken op het bezwaar
schrift van A. van Hartevelt. Het verleenen van een bouw
vergunning is een zaak van Burgemeester en Wethouders
en niet van den Raad. Bovendien is die zaak op liet oogenblik
niet aan de orde. Het komt spreker voor, dat de heer Coster
zijn motie zal moeten wijzigen.
De heer Splinter merkt op, dat het niet mogelijk is de
bouwvergunning 1e verleenen, omdat het in strijd zou zijn
met de wet.
De beer Sehiillcr zegt, dat de aangewezen weg voor den
lieer van Hartevelt is, bij den Raad in beroep komen van
de afwijzende beschikking op zijn verzoek om een bouw
vergunning.
De V oorzitter zegt, dat de Raad geen bouw vergunning-
kan geven. De betrokkene kan van een afwijzende beslissing-
bij den Raad in beroep komen. De bouwvergunning is even-
ivel niet aan de orde. Spreker kan deze motie niet aanvaarden.
De heer Coster neemt zijn motie terug.