426
MAANDAG 6 NOVEMBER 1933.
Uitbreidingsplan.
(Sehiillcr.)
weerstand er onvoldoende wordt ontwikkeld door een tekort
aan licht en buitenlucht. Ook voor vele volwassenen blijft
het gemis van een tuin een zeer groot bezwaar; buitendien
is de woonwijze in verdiepingen weinig bevorderlijk, zelfs
schadelijk soms voor de ontwikkeling van een gelukkig
gezinsleven."
In zijn geschrift „Het eengezinshuis in Nederland" geeft
Ir. van der Kaa een volledige opsomming van de kosten dei-
woningen, verdeeld in eengezinswoningen en woningen met
meer dan één woonlaag. Voor een bepaald geval toont, hij
aan, dat de veel ruimere verkaveling een kostenvermeerdering
geeft van slechts 22.50 per woning, hetgeen 2 cent. meer
weekhuur per woning beteekent. Vervolgens zegt hij:
pik heb tenslotte nog opgemerkt, dat het bezwaar, dat
vermindering van het aantal woonlagen de oppervlakte van
de stad en de afstanden tot het stadscentrum vergroot, niet
overwegend is. Voor wat de verkeersmiddelen betreft, spreekt
het feit, dat in de diverse steden van ons land het tramtarief
den eenheidsprijs van 10 cent per rit niet te boven gaat.
Vergeüjkt men hieromtrent meer in het bijzonder de steden
Amsterdam en 's-Gravenliage met respectievelijk 125 en
124 K.M. enkel spoor en een overigens zeer uiteenloopende
bevolkingsdichtheid, dan blijkt een meer of mindere ijle
bevolking geen ongunstige invloed te zijn op de exploitatie
kosten, daar deze in Amsterdam 34.7, in 's-Gravenhage
25.4 cent. per K.M. bedragen.
Ik ben mij bewust, dat er vele factoren kunnen zijn, die de
exploitatiekosten in Amsterdam ongunstig beïnvloeden; dat
men dus voorzichtig moet zijn met. het maken van ver
gelijkingen. Ik meen echter voorzichtig genoeg te zijn, wan
neer ik de conclusie trek, dat deze cijfers in geen geval wapens
leveren, die tegen een ijle bebouwing aangewend zouden
kunnen worden.
De aanlegkosten van wegen evenals die der rioleering
ik voerde zulks reeds aan bij mijn beschouwingen omtrent
de kosten van bouwrijp maken leveren geen noemenswaard
verschil op, ja in vele gevallen is het zelfs zeer twijfelachtig
naar welke zijde de schaal door hun invloed zal doorslaan.
Ten aanzien van de waterlevering valt op te merken, dat,
gezien hoe zelfs de bestaansmogelijkheid van een groeps-
waterleiding, zooals in Zuid-West-Noord-Brabant, Tholen,
enz. duidelijk is gebleken, de bouw van eengezinshuizen in
aaneengesloten rijen zeker niet op de kosten van water
voorziening behoeft af te stuiten. Hierbij constateer ik het
feit, dat de kostprijs in de verschillende groote steden van
ons land nagenoeg niet varieert. Bij een verbruik van 80 M3.
per jaar bedraagt b.v. de prijs in Den Haag, Amsterdam en
Leiden circa 0.30 per M3. Dezelfde argumenten gelden ook
voor levering van gas en electriciteit. De kosten van politie
en brandweer per hoofd van de bevolking heb ik A-oor de
verschillende gemeenten nagegaan.
Het is niet doenlijk absoluut A-erge)ijkbare cijfers hier
omtrent naast elkaar te stellen.
In Den Haag b.v. zijn brandweer en politie in een dienst
A-ereenigd, terAA-ijl zij in Amsterdam tAvee afzonderlijke
diensten vormen en in Botterdam een A-rij\A-illige brandAveer
bestaat. Hoewel dus bij het hanteeren der cijfers voorzichtig
heid geboden is, biedt achterstaand staatje Aveer geen Avapens
tegen de ijle bebouwing, die Den Haag ten opzichte A-an
Amsterdam Aertoont. Voor Amsterdam en Den Haag is
slechts een vergelijking te maken tusschen de uitgaven aan
salarissen en het aantal personen bij deze diensten betrokken.
Voor Amsterdam en Botterdam kunnen slechts de totale
kosten vergeleken Avorden. Zulks is in de achterstaande
staatjes geschied.
De kosten van straatreiniging en verlichting kunnen, daar
het straatoppervlak per Avoning bij hoog- en laagbouAv
ongeA-eer gelijk is, geen belangrijken invloed uitoefenen ten
nadeele A-an het eengezinshuis.
Gp grond van het bovenstaande ben ik A-an meening, dat
de bouw van eengezinshuizen op groote schaal, indien de
plaatselijke overheid daarnaar wil streA-en, vrijAvel oA-eral
economisch mogelijk is."
Dit is een bij uitstek deskundige; de heer Wilbrink kan
niet zeggen, dat het de eerste de beste idioot is, die dit naar
A-oren brengt.
Het voorstel-Wilbrink, dat zelfs door den heer Manders
gesteund is, schijnt geheel onschuldig, maar de heer Wilbrink
Avas reëeler geAveest, wanneer hij had A-oorgesteld om de 25
uit te breiden tot 30 of 35 dat doet hij evemvel niet. Hij
stelt heel laconiek voor de goot hoogte te brengen op 3.50
tot 5 M. Dit wil A-oor een goed verstaander zeggen: daaronder
A-allen boven- en benedenwoningen, want eengezinswoningen
met 5.50 M. goothoogte zal men niet bouwen. De heer Wilbrink
kan denken, dat de Baadsleden dit niet door hebben, maar
spreker heeft, het wel door in elk geA-al, dat hij op een slinksche
Uitbreidingsplan.
(Sehiiller e.a.)
manier wil trachten toch het type boven- en benedenwoning
er doorheen te halen; de heer Wilbrink ontkent nu, dat dit
kan met 5 M., maar het kan wel bij een dakhelling van 35°.
Dan had de heer Wilbrink reëel moeten zijn en moeten
voorstellen om die 25 te vervangen door 30
Spreker heeft hiermede aangetoond, dat de meening van
den heer Wilbrink, dat eengezinsbouw duurder is absoluut
onjuist is, dat men oogenschijnlijk door den bouw van
beneden- en bov-enwoningen lager huren mogelijk maakt,
maar dat in werkelijkheid de grond duurder Avordt, zoodat
het voordeel niet is voor de arbeiders, maar A-oor de grond
en bouwspeculanten.
Want de grond, waarop een onder- en boA-emvoning ge-
bouAA-d mag Avorden, is per M2. duurder dan de grond A-oor
eengezinsAvoningen. Vandaar dat automatisch de huren van
onder- en boA-enwoningen hooger Avorden en de indeeling
van deze woningen in den regel slechter en ongeriefelijker is
dan in een eengezinsAvoning.
De lieer Splinter zegt, dat aan den heer van Hartevelt niet
een bouwvergunning is A-erleend ten gevolge van de bemiddeling
van den heer Kraan, maar als gevolg van de gewijzigde
gedragslijn der Begeering ten aanzien A-an de uitlegging en
de toepassing A-an de bouwverordening. Er had zich namelijk
een soortgelijk geA-al voorgedaan met een bouwplan van den
heer van den Bosch, waarbij de Begeering haar standpunt
ten aanzien van de uitlegging van de bouwverordening heeft
kenbaar gemaakt.
Dat de rooilijn nu wordt vastgesteld, is zeer logisch, want
indien het niet zou gebeuren, zou de De Genestetstraat
gedoemd zijn, ten eeuwigen dage haar nauwen toegang te
behouden. Niemand kan het het College kA\-alijk nemen, dat
AA-aar men nu bezig is, het uitbreidingsplan te verbeteren, de
rooilijn vastgelegd Avordt, om te bereiken, dat straat, die
overigens op de goede breedte is aangelegd, t. z. t. ook den
toegang zal A-erkrijgen, dien zij behoort te hebben. Indien
het oogenblik van de doortrekking daar is, zal Avorden na
gegaan, Avelke waarde het stuk grond van den heer van
Hartevelt heeft en in hoeverre schade Avordt toegebracht aan
het perceel, dat hij onlangs gebouwd heeft. De heer van
Hartevelt zal dus geen schade lijden, daar hij het A-erlies,
dat hij zal hebben, indien hem (ie grond wordt ontnomen,
vergoed krijgt. Hij kan echter geen vergunning krijgen om
den voor straat bestemden grond te bebouAven, want dat is
in strijd met de Avet en het zou ook onlogisch zijn die ver
gunning te geven, terwijl de grond A-oor straataanleg bestemd
is. Wil de heer van Hartevelt een fietsenloods bouwen hij
heeft intusschen vergunning gevraagd voor het bouAven \-an
een garage, hetgeen toch iets anders is dan een fietsenloods
dan zal hij het binnen de rooilijn moeten doen, Avat zonder
bezwaar mogelijk is, omdat het bouAA-terrein daarvoor vol
doende diepte heeft.
Naar aanleiding van het betoog A-an den heer Wilbrink
merkt spreker op, dat mooi aangelegde wegen animeeren om
te bouAA-en. De L.E.M.V.O.G. maakte aanvankelijk bezAvaar
tegen de breedere wegen en de plantsoenstrooken in het
Morschkwartier, maar op het oogenblik bouwt zij het liefst
aan breede wegen en op plaatsen, AA-aar plantsoen is ont-
Avorpen. De daar gebouAvde huizen bleken het best verkoop
baar te zijn.
De heeren Wilbrink en Kooistra hebben gesproken over
de goothoogte van den gevel A-oor den arbeiderswoningbouw.
Voor de eengezinswoningen is een goothoogte bepaald van
3.50 tot 4.50 M. met een dakhelling A-an 50°. Nu zegt de
heer Wilbrink: de economie moet betracht worden, hetgeen
z.i. niet gedaan wordt bij 3.50 M. goothoogte, omdat de
slaapkamers dan klein van afmetingen en oneconomisch zijn;
daarin wil hij verbetering brengen door een goothoogte A-an
5 M. met een dakhelling van 35° toe te staan. Maar woningen
met een goothoogte van 5 M. zijn geen eigenlijke arbei
derswoningen meer; dat worden kleine middenstands-
woningen. Men kan niet zeggen, dat de economie wel betracht
wordt bij 5 M. goothoogte, met een dakhelling van 35°.
Een minimum goothoogte A-an 4 M., zooals de heer Kooistra
voorstelt, behoeft men niet te stellen, omdat mende bouwers
eenigszins moet A-rijlaten in hetgeen zij willen bouwen; als
er bouwers zijn, die aardige woningen Avillen bouAven, wat
bij 3.50 M. goothoogte zeker niet uitgesloten is, moet men
hen A-rijlaten om te zoeken wat A-oor hen het beste in exploi
tatie is te brengen. Nu wil de heer Wilbrink de goothoogte
bepalen op 3.50 tot. 5 M. en daarbij een dakhelling varieerende
A-an 50° tot 35° tegen een dakhelling van 35° zou spreker
op zich zelf beschouwd niet zoo'n bezwaar hebben bij een
goothoogte A-an 4.50 M. maar het groote bezAvaar is,
dat het aspect van een straat met dergelijke Avoningen totaal
bedorven wordt. BouAvt men 6 huizen b.v. met een goot-