MAANDAG 6 NOVEMBER 1933. 425 (Mandcrs e.a.) Uitbreidingsplan. mogelijk overzien zij zelf dit ook nog niet. Toch is liet wensche- lijk, het. nadeel, dat voor hen zoowel nit de voorloopige als uit de definitieve vaststelling van het uitbreidingsplan zou ontstaan, zooveel mogelijk te voorkomen, al kan men dan ook niet alles precies op een goudschaaltje afwegen. Ook de gemeente heeft haar eigen terreinen in de onmiddellijke nabijheid gedetailleerd en niet bestemd voor sport- en speel velden; de gemeente zelf hecht dus wel waarde aan de vast stelling van een gedetailleerd uitbreidingsplan en is het dan ook niet haar plicht om gronden van een particulier, die in dezelfde omstandigheden verkeeren als de gemeentelijke gronden, ook te detailleeren! Verder vestigt spreker de aandacht op de verlenging van de Oegstgeesterlaan, in verband waarmede dan ook de gebrs. Mulder detailleering van hun terrein vragen. Op het vorige uitbreidingsplan stond de Oegstgeesterlaan met een breedte van 25 M.men is daarop teruggekomen en wil die breedte nu bepaald zien op 15 M.van de Commissie van Fabricage waren 2 leden tegen en 3 voor deze versmalling. Waar in het uitbreidingsplan deze grootere breedte voor de Oegst geesterlaan is vastgesteld, zou spreker die gaarne gehandhaafd zien; hij had gemeend, dat die verbetering afzonderlijk zou zijn behandeld, maar ze is thans op de teekeningen in af wijking van het ontwerp-uitbreidingsplan smaller aan gegeven. Daardoor worden de gemeentelijke belangen niet gediend. Vergelijkt men plan Noord-West, waarop die straat voorkomt met de dwarsprofielen voor de hoofdverkeers wegen, dan blijkt daaruit, dat men zich de straat, in het midden waarvan de Poelwetering ligt, heeft gedacht als een hoofdverkeersweg. Die hoofdverkeersweg loopt echter dood op de Mariënpoel- straat en de Braassemerstraat, die aanvankelijk was ont- worpen met een breedte van 15 M., maar Avaarvan de breedte, zooals Burgemeester en Wethouders in het ingekomen stuk naar aanleiding van het beZAvaarschrift van den Heer Jesse zeggen, gevoeglijk tot 10 M. kan worden teruggebracht. Het is gewenscht, dat de Oegstgeesterlaan over haar geheele lengte de volle breedte behoudt, omdat men dan een betere aansluiting verkrijgt op den gordelweg, welke men zich langs den traniAveg, thans den Wassenaarscheweg, en A'erder heeft gedacht. De Directeur ATan Gemeentewerken heeft de versmalling verdedigd op grond van het motief, dat zij een vermeerdering- van bouwgrond voor de gemeente ten gevolge zou hebben, zoodat het voor de gemeente een nadeel zou zijn, wanneer de bestaande breedte zou worden gehandhaafd. Dat is inconsequent, want terwijl nu een breedte van 15 M. voldoende Avordt geacht en de gemeente eigenaresse van den grond is, werd vroeger, toen de grond liet eigendom was van particulieren, een breedte Aan 25 M. gewenscht, A oor welke breedte ook de eigenaren voor het reeds bestaande gedeelte der laan ten volle hebben bijgedragen. De becijfering, die de Directeur van Gemeentewerken geeft van het nadeel, dat de gemeente zal hebben van de ver smalling van den weg is niet juist. Het is ontegenzeglijk waar, dat grond, gelegen aan een breeden weg, meer per M2. op breng! dan grond, gelegen aan een smalleren weg. De Directeur van Gemeentewerken heeft daarmede geen rekening ge houden. Wat de goothoogte van de gevels betreft, acht spreker het denkbeeld van den heer Wilbrink verkieslijker dan dat van den heer Kooistra. Bij aanneming van het voorstel van den heer Wilbrink zal een zekere soepelheid verkregen worden, waardoor ook een aesthetischer bouw kan worden bereikt. Een kleine Arrijheid voor de architecten, die toch reeds op vele punten aan bepaalde voorschriften zijn ge bonden, is zeer zeker Avel gewenscht. De heer Seliiiller verkrijgt thans het woord tot aanvulling van het betoog, dat hij in de middagzitting heeft gehouden. Spreker zal thans trachten het bewijs te leveren, dat de bewering van den heer Wilbrink: „zoowel wat betreft de bouw kosten als Avat de huur aangaat zijn beneden- en boven- Avoningen goedkooper dan eengezinswoningen", onjuist is. Neem b.v. aan, dat \Toor een benedenwoning 5 M, gevel breedte noodig is en voor een boven- en benedenwoning 6 M., dan zou men, oppervlakkig gezien, kunnen zeggen: bij 2 benedenwoningen heb ik 10 M. gevelbreedte en anders heb ik 2 woningen op 6 M. gevelbreedte: dat haalt. 4 M. grond uit, maar men moet niet vergeten dat, zoodra men er een laag op zet, ook de fundeering breeder en de geheele constructie zwaarder moeten zijn dan die van een eengezins woning. Nu is een benedenwoning schijnbaar goedkoop; de huur daarvan bedraagt 4.60 a 4.65, tenvijl een boven- Avoning 5.70 a 5.75 doet, maar de huur van een beneden- woning is toch hoog, als men rekent wat men er voor krijgt. (Seliiiller e.a.) Uitbreidingsplan. In den regel krijgt men voor dat bedrag een voorkamertje, Avaar ten hoogste een paar stoelen en een tafel kunnen staan, een achterkamer, en verder een slaapkamertje, gelegen onder de keuken van den bovenbeAvonerlicht en lucht moet men krijgen van een dakraampje in de uitgebouwde keuken. Dit is een woning, geschikt voor een gezin zonder kinderen; voor gezinnen met kinderen is het uitgesloten in zoo'n woning behoorlijk te leven. Dat is eA'enwel nog niet het ergste. Op deze bovenwoningen, die dan iets ruimer, zijn, krijgt men de menschen met kinderen. Wanneer er nu één ongeluk kige toestand in de bouwwereld ingeslopen is, dan is het Avel deze, dat men gezinnen met kinderen op bovenwoningen plaatst. De moeder kan die kleuters niet den geheelen dag stilhoudendeze veroorzaken den geheelen dag den beneden- bewoners veel last met spelen. Bovendien zijn zij altijd ver stoken van een tuin, hoewel juist dergelijke gezinnen daaraan zoo'n groote behoefte hebben. De benedenbewoners hebben er ook behoefte aan, maar gezinnen met kinderen nog veel meer. Daarin staat spreker niet alleen. Ir. van der Kaa, die toch bij uitstek deskundig is men kan niet zeggen, zooals de heer Wilbrink een vorigen keer: dat zijn een paar idioten, die vertellen, dat een eengezinswoning eenzelfde huur kan doen als een beneden- en bovenwoning zegt in zijn prae- advies voor het 32ste Congres te Assen, afgedrukt in het „Tijdschrift voor Sociale Hygiëne": „1. Het belang der Volkshuisvesting vordert den bouw van het ééngezinshuis. 2. Het meerder gebruik aan grondoppervlak, dat de bouw van ééngezinshuizen eischt, is, in vergelijking met het jaar- lijksch verl ies aan grondoppervlak au or verschillende doel einden, zóó gering, dat uit dien hoofde geen bezwaar tegen de bebouwing met ééngezinshuizen behoeft te bestaan." Dan haalt Ir. A-an der Kaa verschillende voorstanders van het meergezinshuis aan en zegt dan: „Persoonlijk heb ik langen tijd tot dezulken behoord, totdat een diepergaande studie van het onderwerp mij tot andere overtuiging au er de. Het resultaat, Avaartoe mijne hier reeds genoemde geschriften leidden, gaf mij groote zekerheid, dat het eengezinshuis in ons land vrijAvel overal economisch mogelijk is, en dat er, ook in de grootste gemeenten, met goed gevolg naar den bouAv daarvan op groote schaal ge streefd kan Avorden." Ir. \ran der Kaa zegt verder „In het April-nummer van het „Zeitschrift für Wohnungs- wesen" werden, in een artikel dat de nadeelen, van hoogbouAv wilde doen uitkomen, de resultaten geciteerd van het door Liefmann en Lindemann in Juli en Augustus 1911 te Berlijn ingesteld onderzoek naar de zuigelingensterfte in A'erband met de hoogteligging der Avoningen. Daarbij was gebleken, dat A7an 1592 zuigelingen stierven op den beganegrond 240 of 15 op de derde verdieping 323 of 20.2 op de vierde en vijfde Aerdieping 373 of 23.4 De heer Willirink Hoe hooger men komt, hoe jonger de menschen zijn. Beneden Avcnen alleen de bestjes. De lieer Seliiiller betwist dit. In Leiden worden de beneden- woningen Aeelal bewoond door families zonder kinderen, tenvijl de families met kinderen in de tAveede en derde Avoon- laag gehuisvest zijn. Ir. an der Kaa zegt ook: „HoeAvel hier te lande de woningtoestanden in de groote steden niet zijn als die te Berlijn, kan stellig worden aan genomen dat de in hoogere A erdiepingen van meergezins- huizen gelegen woningen (onder platte daken, zelfs indien een isolatie wordt aangebracht) in perioden van hitte aan kwellend-hooge temperaturen zijn blootgesteld. Deze hebben op alle bewoners een verslappenden imdoed, op zieken en zwakken een bijzonder deprimeer enden. Voor zuigelingen kunnen zij, door dispositie tot. maag- en darm-catarrh, hoogst gevaarlijk zijn. De lichaamstemperatuur Aan het kind, dat dilvAvijls nog ongemotiveerd is ingebakerd, kan, naar onder zoekingen als (lie A'an Finkelstein aantoonden, in A'erband met de hooger wordende kamertemperatuur stijgen." Ten slotte zegt hij „De samenvatting Aan het voorgaande, waarin getracht werd, binnen een beperkte ruimte de tegenstellingen tusschen een- en meergezinshuis te belichten, leidt mij, bij het doen van een keuze tusschen beide Avoningtvpen, tot de begunsti ging van liet eerste. De tekortkomingen, die het meergezins huis ten opzichte van de bevordering eener goede gezondheid zijner bewoners Aertoont, zijn niet alle door een betere in richting der huizen te ondervangen; zij kleven aan het systeem van wonen in lagen boven elkaar. Het nadeeligste Averkt dit op de gezondheid van het kind, Avelks physieke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 15