MAANDAG 6 NOVEMBER 1933. 421 Uitbreidingsplan. (Schüller e.a.) ontvangen, dat het vraagstuk van de Utrechtsche brug en de Plantage door het College onder de oogen zou worden gezien. Die voorstellen zijn door den Raad aangenomen onder voor waarde, dat zij bij het uitbreidingsplan behandeld zouden wor den. Het is een nalatigheid van Burgemeester en Wethouders, den Baad geen mededeeling te doen van hun besluit, de binnenstad uit het plan te laten. Het College ontkomt ook niet aan het verwijt, dat het heeft nagelaten de besluiten van den Raad uit te voeren. De heer Groeneveld vindt het betoog van den Wethouder zeer zwak. Het kan zijn, dat de Wethouder formeel gelijk heeft in zijn bewering, dat de binnenstad wettelijk niet behoort bij het uitbreidingsplan. Als de Wethouder nu interrumpeert, dat spreker dit goed begrepen heeft, merkt spreker op, dat de Wethouder het dan reeds jaren lang niet begrepen heeft, want herhaaldelijk heeft deze voorstellen betreffende de binnenstad verwezen naar het uitbreidingsplan, waarbij ze niet behoorden. De heer Splinter Om aan te toonen, hoe de aansluitingen in het plan werden gedacht. De heer Groeneveld zegt, dat vaststaat, dat de Wethouder vele jaren niet heeft begrepen, dat de regeling in de binnen stad niet behoort Dij het uitbreidingsplan. Tot die ontdekking is de Wethouder dan pas den laatsten tijd gekomen. In elk geval is toen echter door het College toegezegd, dat die zaken bij de vaststelling van het uit breidingsplan geregeld zouden worden; ook al zou het er wettelijk niet bij belmoren, dan is het toch bij de wet niet verboden die zaken bij het uitbreidingsplan te regelen. In welke situatie zijn deze raadsbesluiten nu geraakt? In den loop der jaren zijn verschillende voorstellen gedaan inzake de binnenstadhet College stelde telkens voor, die zaken uit te stellen tot het uitbreidingsplan; dan zou dat allemaal ge regeld worden en dan zou het College praeadvies uitbrengen. Dit was natuurlijk: tijd gewonnen veel gewonnen. Nu is het uitbreidingsplan er; die toezeggingen zijn niet gestand gedaan, die raadsbesluiten zijn niet uitgevoerd en de Raad heeft zich laten bedriegen door die toezeggingen van het College. Nu zegt de heer Huurman, dat toezeggen nog niet bedriegen is, maar toezeggen en niet nakomen is bedriegen. Men kan toch niet zeggen, dat het College dit per ongeluk gedaan heeftals het had zien aankomen, dat het onmogelijk Avas, dan had het daaiwan aan den Raad kennis moeten geven; het College heeft echter niets gezegd en den Raad even Avijs gelaten. Wat nu met deze voorstellen? Wat nu met het Levendaal, met de Plantage? Aan welken kapstok hangen deze zaken nu? Er bestaat geen enkele zekerheid, of het praeadvies Aran het College over deze voorstellen over 1 of over 10 jaar zal uitkomen; spreker had altijd nog hoop dat deze zaken bij het uitbreidingsplan geregeld zouden worden, maar nu staat alles op losse schroeven. Nu weet men in het geheel niet meer wat er met die A-oorstellen zal gebeuren; die zijn nu totaal verongelukt. De Raad zal het toch maar niet zoo Avillen laten! De Wethouder zal toch definitieve toezeggingen moeten doen wat nu wel met die voorstellen zal gebeuren. Die voorstellen zijn niet verworpen, maar er is besloten er praeadvies op te doen uitbrengen en dit moet toch uitgevoerd worden; anders worden ze verworpen zonder dat de Raad het weet. Spreker heeft er recht op te vernemen, wanneer dit praeadvies dan zal komen. De Wethouder zal toch wat; anders moeten zeggen dan dit: Avij hebben de zaak zoo laat op de agenda gezet, dat de Raad maar 2 dagen heeft; als men geen besluit neemt, is er volgens de wet geen uitbreidings plan meer en dus zal de Raad met dit mes op de keel toch moeten toegeAren; er is geen andere Aveg. Dat is ook een tactiek. De Wethouder moet echter ook iets zeggen OA'er die voor stellen daarvan kan hij niet zoo af. De heer Manders heeft de woorden ,,het mes op de keel zetten" niet in den mond gehad, maar heeft alleen gezegd dat hij het zeer gevaarlijk vindt om wanneer iets op 8 Novem ber vastgesteld moet zijn, dit pas op 6 NoA'ember op de agenda te plaatsen. De heer Splinter zegt, dat de Raadsleden de vorige Aveek het uitbreidingsplan toch in geheime zitting hebben kunnen bespreken. Die opmerking had de heer Manders de vorige week moeten maken. Spreker kan het ook niet helpen, dat er een wettelijke termijn bepaald is, waaraan men zich nu eenmaal moet houden. De heer Groeneveld a'raagt, wat zal gebeuren met de voorstellen. Op de voorstellen, die in praeadAues zijn gegeA'en, Uitbreidingsplan. (Splinter e.a.) komt een praeadvies. De heer Groeneveld ATaagt: wanneer. Te zijner tijd; zoodra de zaak zooA'er is, dat er praeadA'ies uitgebracht kan Avorden. De heer Groeneveld zegt, dat de Raad dat niet be sloten heeft. De heer Splinter zegt, dat het altijd zeer moeilijk is dergelijke belangrijke vraagstukken in korten tijd te behandelen. Aan het Levendaal wordt b.Ar. op het oogenblik zeer hard gewerkt om het voorstel tot demping in den Raad te brengen. De demping van het Levendaal en de verbreeding van de Plantage zijn thans Avel de belangrijkste voorstellenhet andere wordt onder oogen gezien. De binnenstad is destijds op het uit breidingsplan geteekend, om te kunnen OA'erzien, hoe in de toekomst de hoofdverkeerswegen met het oog op de aan sluitingen zouden kunnen Avordeneen beslissing daaromtrent is echter bij de behandeling Aran dit plan niet aan de orde. De heer Schiiller is geenszins tevreden OA'er het antwoord van den Wethouder; spreker krijgt ook zoo den indruk dat, al uiten de andere raadsleden zich niet, zij het toch met zijn critiek op het beleid van het College, zij het niet geheel, dan toch grootendeels, eens zijn. Spreker heeft dit A'oorstel echter gedaan in de gedachte, dat cle mogelijkheid A'an uitstel be stond. Nu blijkt dit niet mogelijk te zijn en spreker wenscht er niet toe mede te werken, dat door aanneming A-an zijn A'oorstel Leiden niet in het bezit zou zijn A'an een uitbreidings plan, beter dan dat Aran 1907. Spreker meent, dat als op het oogenblik dit uitbreidingsplan niet behandeld en goed gekeurd wordt, dan ook het oude niet meer van kracht is, zoodat de gemeente dan zelfs in het geheel geen uitbreidings plan meer heeft en men maar zou kunnen laten bouwen zooals men wilde. Een dergelijke toestand kan niet bestaan. Spreker is, misschien een beetje meer dan degenen, die er het hardst OA'er schreeuwen, A'oor de handhaving A'an orde en gezag en wil in ieder geval niet, dat in Leiden ge- bouwd kan worden zonder behoorlijker uitbreidingsplan of voorschriften dan die van 1907. Hij trekt op dien grond zijn voorstel in. Aangezien het A'oorstel A'an orde A an den heer Schiiller is ingetrokken, maakt het geen onderwerp A'an beraadslaging meer rit. De oorzitter doet thans, in verband met een desbetreffend verzoek van den heer Groeneveld, de deuren sluiten. De openbare zitting wordt na eenigen tijd heropend. De heer Coster wenscht iets te zeggen over het bezwaar schrift van den heer van Hartevelt. In April 1927 kwam deze met den aannemer L. Menken op Bouw- en Woningtoezicht, Avaar hem werd medegedeeld, dat er een bouwverbod op zijn pand lag en dat de rooilijn door het pand liep; hem werd alleen toegestaan een binnen verbouwing Na de verleening van die bouwvergunning werd door de üomvpolitie het werk stilgelegd, Avat 4 AA'eken duurde; door dat hij niet in het pand kon wonen, is er bij hem ingebroken, waarbij voor ƒ100.waren zijn gestolen. Na 2 jaar heeft hij Aveer bij Bouw-en Woningtoezicht verschillende keeren een teekening ingediend voor een geheel nieuwe verbouwing, doch steeds was het antwoord, dat de rooilijn door het pand liep en dat hij dus niet kon bouwen of hij moest dien grond, 150 a 180 M2., aan de gemeente afstaan en ƒ1.500.aan de gemeente betalen voor straataanleg volgens de rooilijn. Daarna kreeg hij bericht, dat hij Avel zou mogen bouwen volgens de breedte van de bestaande woning, mits hij den grond afstond en 500.betaalde. Architect Kraan heeft toen, omdat het pand voorheen in ZoeterAvoude lag, het archief in Zoeterwoude laten lichten; toen bleek, dat er daar geen bouwverbod of rooilijn bestond, evenmin als in Leiden. Is dit niet misleiding? Als het een particulier was, zou spreker het gerust zwendel noemen. Toen den Wethouder werd medegedeeld, dat het zoover Avas uitgezocht, wilde de gemeente het koopen en moest de heer A'an Hartevelt zoo spoedig mogelijk een prijs opgeven op zijn aanbod van 18.000.heeft liij nooit antwoord gehad. Daarna heeft hij een nieuAv pand laten bouwen, doch nu komt de gemeente pas met vaststelling van een rooilijn. Nu heeft hij een teekening ingediend voor een garage voor fietsenberging; de beslissing daarop is 3 AA'eken verdaagd; in dien tijd is de rooilijn aangenomen en krijgt hij geen bouvv- A'ergunning. In het Ingekomen Stuk staat, dat hij er geen schade door lijdt, maar wanneer bouwvergunning voor een fietsenloods

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 11