MAANDAG 6 NOVEMBER 1933.
420
Uitbreidingsplan.
(Groeneveld e.a.)
College beeft alle reden om den Raad zijn verontschuldigingen
aan te bieden voor de wijze, waarop het het uitbreidingsplan
in den Raad durft te brengen. Het College heeft er 7 jaar
over gedaan en geeft den Raad nu 2 dagen tijd om te beslissen
en dan is het wel brutaal, dat de Wethouder er zich nog op
durft te beroepen: hebben \vij het dan gemaakt. Heeft- de
Raad het dan zoo gemaakt, dat hij nog maar 2 dagen tijd
heeft Of heeft liet College de zaak tot het uiterste nippertje
aangehouden? Dit is een handelwijze, die de sterkste afkeuring
van den Raad verdient. Burgemeester en Wethouders
handelen aldus zonderling met de voorstellen en de besluiten
van den Raad; spreker vindt liet- meer dan schandelijk.
De heer Man (Iers vindt liet ook verschrikkelijk, dat dit
uitbreidingsplan reeds op 8 November aangenomen moet
zijnspreker vindt het toch ook gek, dat men dan tot 6 Novem
ber wacht om liet te laten behandelen. Wie geeft de ver
zekering, dat liet vandaag zonder horten of stoot-en wordt
aangenomen?
De heer Groeneveld: Het mes op de keel!
De heer Mandeis zegt, dat het feit, dat het, bij niet-aan
neming vandaag, te laat zou zijn, voor hem geen reden is
om zijn stem niet te geven aan het voorstel-Schüller, want
spreker heeft liever niets dan iets, dat niet behoorlijk be
handeld is.
De heer Eikerbout zegt, dat men nu eenmaal gebonden is
aan den fatalen datum van 8 November. Het is moeilijk
om er uit te komen, maar verschillende voorstellen, die reeds
eerder zijn ingediend, wachten nog op afdoening. Wat moet
er nu eigenlijk gebeuren? De ingediende voorstellen zijn van
nul en geener waarde geworden; de tijd wordt niet meer
gelaten, daarover nu nog te spreken, te meer waar men geen
praeadvies over verschillende zaken heeft. De demping
van het Levendaal b.v. is driemaal aan de orde gesteld; de
verbreeding van de Hoogewoerd houdt daarmede uiteraard
verband. Maar als aanstonds de motie-Schüller verworpen
wordt, zijn eigenlijk alle voorstellen verworpen, tenzij men
ze opnieuw indient.
De V oorzitter ontkent (lit.die voorstellen blijven bestaan.
De heer Eikerbout zegt, dat het dan ook zeker tijd zal
worden, dat ten spoedigste, nu men bij het uitbreidingsplan
geen gelegenheid heeft om daarover te spreken
De Voorzitter zegt, dat die voorstellen niet bij het uit
breidingsplan behooren.
De heer Eikerbout zegt, dat men zich toch moet houden
aan hetgeen destijds gezegd is. Wanneer toen gezegd is:
het zal bij het uitbreidingsplan behandeld worden, dan kan
men daarop nu niet terugkomen. Nu wordt dit voorstel
aangenomen en de Raadsleden weten er niets van, of die
voorstellen nu weer opnieuw ingediend moeten worden, dan
wel of binnenkort praeadvies te verwachten is.
De heer Splinter zegt, dat- de heer Schüller zijn misnoegen
uitsprak, dat het College die Raadsbesluiten niet uitvoerde;
hetgeen een nalatigheid van liet College zou zijn. Dit is
echter niet geheel juist. Spreker geeft toe, dat in 1926 de
opdracht is gegeven, maar de heer Groeneveld vergeet er bij
te zeggen, dat einde 1929 het ontwerp van het architecten
bureau is ingekomen. Het College heeft er dus niet 7 jaar
over gedaan, maar ontving het plan einde 1929. Het was dus
een quaestie van 3 jaar en in dien tijd is de Raad meermalen
tocli over het uitbreidingsplan gepolst.
Spreker kan zich zeer goed voorstellen, dat Burgemeester
en Wethouders in 1928 bij de indiening van het voorstel
van den heer Schüller tot demping van de Mare van de
Oude Vest af tot den Stillen Rijn toe, alsmede bij liet voorstel
van den heer Eikerbout, hebben gezegd: laten wij deze
voorstellen tegelijk met het uitbreidingsplan behandelen.
Burgemeester en Wethouders hebben echter een ontwerp-
uitbreidingsplan ingediend voor de gedeelten van de ge
meente, die om de binnenstad zijn gelegen.
Verschillende praeadviezen zijn echter thans in voor
bereiding en spreker hoopt, dat de verbreeding van de
Plantage, het dempen van het Levendaal en de andere
vraagstukken spoedig.aan de orde zullen komen.
Spreker ontkent, dat er kapstokken gebruikt zijn. Men
moet echter den noodigen tijd hebben, want het zijn zeer
Uitbreidingsplan.
(Splinter e.a.)
moeilijke problemen, die met elkaar verband houden en
waarbij ook ter dege rekening moet worden gehouden met
de financiën.
De heer Manders, die gezegd heeft, dat de Raad slechts
twee dagen heeft voor de beoordeeling van het plan, weet,
dat de voorbereiding van deze zaak zooveel tijd in beslag
heeft genomen, dat Burgemeester en Wethouders het voorstel
niet eerder in den Raad aan de orde konden stellen. Het
plan heeft, zooals uit de stukken is gebleken, van 11 April
tot 8 Mei 1933 ter visie gelegen. Daarna zijn de ingekomen
bezwaarschriften behandeld geworden en zoodra deze be
handeling was afgeloopen, is het plan bij den Raad ingediend.
Volgens den heer Manders moet de Raad het plan behandelen
met het mes op de keel. Dat is absoluut niet het geval. Men
is gebonden aan wettelijke termijnen en men mag dankbaar
zijn, het zoover te hebben gebracht, dat het plan ten minste
op tijd kan worden vastgesteld.
De heer Schüller heeft den indruk gekregen, dat de Wet
houder in tweeden termijn beter had kunnen zwijgen dan
spreken, want hij heeft meer bedorven dan goedgemaakt.
Volgens den Wethouder is liet best mogelijk, dat de Raad in
1928 besloten heeft, de voorstellen tegelijk met het uit
breidingsplan te behandelen, maar hij vergeet, dat de heer
Manders zijn voorstel in 1931 heeft ingediend en de heer
Harteveld ieder jaar aan den Raad een adres zendt, en het
ook in 1932 gedaan heeft en toen stelden Burgemeester en
Wethouders ook voor dit adres bij de behandeling van het
uitbreidingsplan te behandelen.
De Wethouder zegt nu wel: „Het staat er op: wordt
gedempt", maar daaraan heeft spreker niets, want. het is
den Raad niet bekend, nu er geen prae-advies is.
De Wethouder moet niet zeggen: de voorstellen zijn in
1928 gedaan. Zij zijn ingediend in 1928, 1929, 1930, 1931
en 1932.
Dus ook nadat Burgemeester en Wethouders besloten
hadden in 1930 de binnenstad niet in het uitbreidingsplan
op te nemen en te behandelen. Dus dan hadden Burgemeester
en Wethouders na 1930 den Raad niet meer moeten voor
stellen de voorstellen van de Raadsleden en adressen in
praeadvies te nemen en dit praeadvies uit te brengen bij
de behandeling van het uitbreidingsplan.
De heer Splinter heeft slechts enkele voorstellen als voor
beeld aangehaald.
De lieer Schüller zegt, dat liet raadsbesluiten zijn. Hoe
staat de zaak? Burgemeester en Wethouders stellen voor,
in dit uitbreidingsplan alleen de buitenwijken te beoordeelen,
maar op het uitbreidingsplan zijn in de binnenstad verkeers
wegen aangegeven. In 1930 heeft de Raad m een besloten
vergadering de voorlichting van een deskundige gehad en
toen hebben Burgemeester en Wethouders niet gezegd:
laat u de binnenstad buiten beschouwing en behandelt u
maar de buitenwijken. De deskundige heeft toen speciaal
de binnenstad behandeld. Nu is het mogelijk, dat het College
na deze deskundige voorlichting in zijn vergadering heeft
besloten, de binnenstad er buiten te houden maar de Raad
had het mogen weten. Wat doet de Raad nu, als hij alleen
mag oordeelen over de buitenwijken en niet over de wegen
in de binnenstad? Het is nog niet zoolang geleden, dat Burge
meester en Wethouders voorstelden wat betreft de binnen
stad liet plan te wijzigen. Spreker kan zich daarover in de
openbare raadsvergadering niet nader uitlaten, maar de
Wethouder van Fabricage en de Wethouder van Financiën
zullen wel begrijpen, wat spreker bedoelt.
Iedereen weet uit de bladen, wat er in de binnenstad zal
gebeuren.
De Wethouder heeft gezegd, dat de ingediende voorstellen,
waarover spreker lieeft gesproken, wel aan de orde zullen
komen, maar dat- men daarvoor den tijd moet hebben.
Heeft- men dan niet in zes jaar den tijd gehad over de voor
st-ellen, die in 1928 zijn ingediend, een oordeel uit te spreken?
Het- College interrumpeert nu: het voorstel betreffende het
Levendaal is er. Spreker weet van niets. Ook in 1928 heeft
men gezegd: het komt. De Wethouder interrumpeert nu,
dat spreker er alles van weet, maar hij weet als raadslid uit
een openbare raadszitting of een gepubliceerd stuk niets.
Wel heeft spreker eenige jaren geleden een schitterende
teekening onder de oogen gehad, waarop men kon zien, hoe
het aspect van het Levendaal zal zijn, wanneer daarover de
tram, auto's en fietsen rijden. Spreker is vol lof voor den
ontwerper, maar hij heeft er niets aan: er is geen voorstel
ingediend.
Ook van alle andere voorstellen is niets gekomen. De heer
Eikerbout heeft echter bij elke begrooting de toezegging