406 MAANDAG 30 OCTOBER 1933.
(Voorzitter e.a.)
terrein aan den Zijlsingel, hoek Overrijn, een bedrag van
2.300.in de gemeentekas te storten.
Worden gesteld in handen van Burgemeester en Wet
houders om praeadvies.
7°. Voorstel van den heer Schiiller in zake de publicatie
en toezending aan de Raadsleden van de met de Raadhuis-
Advies-Commissie gevoerde correspondentie, alsmede van de
door die Commissie met de architecten gevoerde corres
pondentie.
Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en kan derhalve
een onderwerp van beraadslaging uitmaken.
De Voorzitter zegt, dat dit voorstel te laat is ingekomen
om in deze vergadering in behandeling genomen te worden,
maar het College heeft er geen bezwaar tegen om op dit
voorstel praeadvies uit te brengen in een zoo spoedig mogelijk
te houden Raadszitting.
Het voorstel wordt gesteld in handen van Burgemeester
en Wethouders om praeadvies.
Tenslotte deelt de Voorzitter mede, dat de begrooting van
inkomsten en uitgaven der gemeente voor 1934 gereed is
en aan de leden zal worden toegezonden. De datum van
de vergaderingen van de secties hebben Burgemeester en Wet
houders zich gedacht op Maandag 13 November 1933, des
avonds te 8 uur.
De heer van Eek begrijpt, dat het College er prijs op stelt,
eenigen voortgang te maken met de behandeling der be
grooting, doch den Raadsleden wordt toch wel zeer korte
tijd gelaten om zich in de zaken in te werken; de Raadsleden
hebben de begrooting nog niet eens ontvangen. Het is niet
alleen de vraag, of men zich voldoende op die behandeling
in de secties kan voorbereiden, maar het is ook gewoonte
dat bij de openbare behandeling geen andere zaken behandeld
worden dan die, welke in de secties besproken zijn. Feitelijk
moeten de Raadsleden dus al eenigszins voorbereid zijn,
wanneer de zaken in de secties aan de orde komen en dan
is een tijd van nog niet eens 14 dagen daarvan gaat nog
ade tijd, gedurende welken de Raadsleden nog op de be
grooting moeten wachten zeer kort. Kan de behandeling-
in de secties niet een week uitgesteld worden?
De Voorzitter acht het moeilijk om in dit geval den voor
de Raadsleden beschikbaren tijd te verlengen, omdat ge
tracht moet worden, deze zaak zoo spoedig mogelijk voort
gang te doen hebben. Het College heeft overwogen of het
tijdsbestek voldoende was; de ervaring van voorgaande
jaren leert, dat die tijd voldoende is.
Over de hoofdzaken van de begrooting is de Raad reeds
geruimen tijd geleden ingelicht door den geleidebrief en de
dienaangaande gedane mededeelingendaarin zijn tenslotte
alle belangrijke punten, die in de begrooting hun nadere
uitwerking gevonden hebben, vermeld; voorzoover men op
merkingen wil maken naar aanleiding van andere punten,
zijn dit punten, naar het het College voorkomt, die eigenlijk
allen wel voor oogen staan, omdat in dat opzicht de eene
begrooting, als twee druppels water, op vorige begrootingen
lijkt. Spreker doet dus een beroep op den Raad om niet
weer de behandeling der begrooting met een week te ver
tragen. Het College heeft zich zoo ongeveer een programma
van behandeling der begrooting uitgedacht; daartoe is het
noodig, dat het het Sectieverslag, voor welks beantwoording
altijd veel onderzoek noodig is, zoo spoedig mogelijk in handen
krijgt; in verband daarmede is deze datum uitgekozen.
Spreker geeft den Raad dus in overweging om hiermede
genoegen te nemen en de zaken in de beschikbare 14 dagen
te behandelen.
De heer van Eek geeft toe, dat alles wat de Voorzitter zegt
waar is, maar meent dat niet uit het oog mag worden verloren,
dat, wanneer de Raadsleden in de secties komen, feitelijk
in het algemeen hun standpunt moet vaststaan. De Raads
leden kunnen in de sectie wel een vraag stellen en daarop
later niet meer terugkomen, maar in het algemeen kan men
zeggen, als men goed naleest hetgeen in de secties is gezegd
zus en zoo is het oordeel van de Raadsleden, m. a. w. voor
de Raadsleden ligt de belangrijkste tijd tusschen het oogen-
blik, waarop zij kennis nemen van de begrooting, en dat,
waarop het verslag van het verhandelde in de secties wordt
vastgelegd. Later volgen wel de openbare beraadslagingen,
die echter gemeenlijk geen verandering brengen in het in
genomen standpunt, maar de tijd van nog geen 14 dagen,
Ontslag aan hoofd van de Jongensschool voor u.l.o.e.a.
(van Eek e.a.)
welken de Voorzitter thans wil geven, is te kort voor de
verschillende fracties om te bepalen wat zij willen en wat
zij zullen doen.
Ook spreker acht het gewenscht, dat de begrooting zoo
spoedig mogelijk wordt vastgesteld, maar Burgemeester en
Wethouders zullen haar toch ook niet eerder aan de orde
stellen dan te verantwoorden is in verband met de nood
zakelijkheid van een behoorlijke voorbereiding. Zulks geldt
ook voor de Raadsleden.
Spreker dringt er ten sterkste op aan den termijn tusschen
de indiening van de begrooting en het sectie-onderzoek te
verlengen.
De Voorzitter antwoordt, dat het den Raad vrij staat in
deze een beslissing te nemen, maar dat het College bij zijn
meening blijft, dat het sectie-onderzoek dient plaats te hebben
op Maandag 13 November a.s.
De heer van Eek stelt voor de vergaderingen van de secties
te houden op Maandag 20 November a.s.
Het voorstel van den heer van Eek wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Goslinga herinnert er aan, dat 8 maanden geleden
de Raad de begrooting voor 1933 in een serie vergaderingen
heeft besproken, zoodat het z. i. mogelijk is de begrooting
voor 1934, althans wat de finesses betreft, wat vlugger af
te doen. De hoofdzaken hebben de dames en heeren in hun
bezit in den geleidebrief en in het verslag over de rekening-
van het dienstjaar 1932. Met aandrang doet spreker een
beroep op den Raad om den termijn tusschen de indiening
van de begrooting en het sectie-onderzoek niet te verlengen
en de begrooting zoo spoedig mogelijk af te doen.
Het voorstel van den heer van Eek wordt verworpen met
14 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Coster, van Eecke, Wilbrink,
Meijnen, van Tol, van der Reijden, Bergers, Tepe, Splinter,
Goslinga, Romijn, de Reede, van Rosmalen en Simonis.
Vóór stemmen: mevrouw Braggaarde Does, de heeren
Kuipers, van Es, Eikerbout, Kooistra, van Stralen, Beeken
kamp, Vos, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren van Eek,
Sclniller en Yallentgoed.
De heer van Stralen zegt, op de agenda te missen zijn
interpellatie in zake de uitkeeringen van Maatschappelijk
Hulpbetoon.
De Voorzitter antwoordt, dat die in de vergadering van
6 November aan de orde komt. Ditmaal zal de oproepings
brief met de agenda de Raadsleden iets later bereiken dan
gewoonlijk in verband met de mogelijkheid, dat van de
agenda der vergadering van heden punten zullen worden
aangehouden.
Aan de orde is alsnu:
I. Praeadvies op het verzoek van P. A. Ilihma om eervol
ontslag als hoofd van de Jongensschool voor u. 1. o.
(Zie Ing. St. No. 200.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
II. Rekening, dienst 1932, van de Gemeentelijke Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Zie Ing. St. No. 201.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten deze rekening goed te keuren.
(Mevrouw Braggaarde Does wordt geacht zich van
medestemmen te hebben onthouden, terwijl Wethouder
Romijn bij deze stemming tijdelijk afwezig was.)
III. Rekening, dienst 1932, van de Stedelijke Werkinrichting.
(Zie Ing. St. No. 201.)
Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be
sloten deze rekening goed te keuren.
(De heeren de Reede, Coster, van Stralen en Vos worden
geacht zich van medestemmen te hebben onthouden.)