GEMEENTERAAD VAN LEIDEN-
131
IIT6EKOMES STUKKEN.
N°. 198. Leiden, 12 October 1933.
In aansluiting aan de mededeelingen van den Wethouder
van Financiën in de raadsvergadering van 2 October jl.,
brengen wij met betrekking tot de binnenkort in druk ver
schijnende ontwerp-begrooting voor 1934, nog het volgende
onder Uwe aandacht.
Het stemt ongetwijfeld tot tevredenheid, dat het in dezen
tijd is mogen gelukken om, zonder belastingverhooging, een
nagenoeg sluitende begrooting samen te stellen. Te meer
voldoening geeft dit resultaat, wanneer men in aanmerking
neemt de bijzonder moeilijke omstandigheden, waaraan het
hoofd moest worden geboden; in menig opzicht waren de
moeilijkheden nog grooter dan die, welke het vorig jaar bij
het opmaken van de begrooting werden ondervonden.
Ondanks de verschillende, reeds vroeger genomen maat
regelen tot versterking van de inkomsten en beperking van
de uitgaven, zooals de met ingang van 1 Mei 1933 ingevoerde
belasting-verhooging, de op 1 April 1933 ingegane verhooging
van het verhaal van pensioensbijdragen, en bezuiniging op
allerlei gebied, sloot het aanvankelijke concept der nieuwe
begrooting met een tekort van eenige honderdduizenden
guldens.
Het is nauwelijks noodig te vermelden, dat deze moeilijk
heden uitsluitend zijn te wijten aan de nog steeds met onge
kende hevigheid heerschende crisis, waardoor eenerzijds de
uitgaven voor armenzorg en werkloozenondersteuning enorm
zijn gestegen en anderzijds inkomsten, als belastingen en
pachten, sterk zijn gedaald en nog voortdurend dalen.
Voor werkloozensteun en armenzorg te zamen moest netto
1.060.000 worden uitgetrokken, of 68.000 meer dan op
de begrooting 1933 hiervoor beschikbaar is en ƒ100.000
meer dan de uitgaaf over 1932 bedroeg; de subsidie aan
werkloozenkassen, in 1933 reeds gestegen tot 87.500.
moest thans worden verhoogd tot 100.000.terwijl de
geneeskundige armenzorg 15.000.meer vorderde.
De winst en retributie der Lichtfabrieken bleven ruim
34.000.achter bij de vorige raming. Overigens wijken
de winsten en verliezen der bedrijven in het algemeen niet
belangrijk af van de cijfers der begrooting voor 1933, doch
in werkelijkheid zijn de voor 1-934 verwachte resultaten,
ook die van de Lichtfabrieken, ongunstiger. Terwijl n.l. voor
1933 de geheele opbrengst van het verhoogde pensioenverhaal
met inbegrip derhalve van de meerdere bate voor de bedrijven,
om administratieve redenen op de gemeente-begrooting was
gebracht, moest voor 1934 de hoogere ontvangst, voorzoover
die de bedrijven betrof, uiteraard in de bedrijjsbegrooting
worden opgenomen, zoodat de meerdere opbrengst ter zake
bij de bedrijven thans in de winst- of verliescijfers is ver
disconteerd. Het ten bate van de gemeentebegrooting komen
de pensioenverhaal moest daardoor 33.500.lager worden
geraamd. Aangezien verder de pensioenslasten nog met
13.500.zijn gestegen, is er dus in dit opzicht een
nadeelig verschil van 47.000.met 1933, zulks niettegen
staande het verhoogde pensioenverhaal toen maar over
9 maanden gold.
Daarenboven konden voor 1933 dekkingsmiddelen worden
aangewezen, die 1934 niet of slechts tot een veel lager bedrag
ten dienste stonden. Kwam b.v. aan de begrooting 1933
nog een batig slot van den dienst 1932 van ƒ214.708.— ten
goede, 1934 moest met een 125.600.lager bedrag vol
staan (zie over het resultaat van den dienst 1932 ons uit
voerig rapport, Ingek. Stukken Eo. 197). Yoorts werd ter
beschikking van den dienst 1933 gesteld het restant der
zg. bouwreserve van de Lichtfabrieken ad. 69.819.
welke ontvangst 1934 derhalve moet ontberen.
De belastingopbrengsten konden evenmin alle op het peil
van 1933 worden gehandhaafd; de personeele belasting
(hoofdsom 100 opcenten) moest van 563.000.tot
550.000.worden verlaagd, doch de meeste zorg baart
de voortdurende daling van de gemeentefondsbelasting.
De rijksinspecteur raamt de opbrengst van 1 opcent op
de gemeentefondsbelasting voor 1933/34 op 75 van de
opbrengst over 1932/33 en voor 1934/35 weer op 90 van
de opbrengst over 1933/34. Aanvankelijk (zie Ingek. Stukken
no. 75 van dit jaar) werd voor 1933/34 een daling met 15
aangenomen. Het door de rekeningsvoorschriften voorge
schreven boekingssysteem heeft tengevolge, dat het bedrag-
van deze lagere raming geheel op 1934 drukt, welke dienst
bovendien nog voor 2/s deelt in de mindere opbrengst van
het belastingjaar 1934/35. Hoewel de verhooging van de
opcenten tot 80 en de indeeling in de 2e klasse thans over een
volledig begrootingsjaar werkten, kon als gevolg van die
daling de gemeentefondsbelasting in haar geheel (80 op
centen; classificatieverschil en rijksopcenten over dit ver
schil) ditmaal slechts op 431.778.worden geraamd, tegen
over 507.555.voor 1933, gevende een nadeelig verschil
van niet minder dan 75.777.Aangezien het ons echter
in de gegeven omstandigheden billijker voorkwam, om de
vermoedelijke werkelijke opbrengsten der belastingjaren
1933/34 en 1934/35 over de diensten 1933 en 1934 te ver
deden naar evenredigheid van de tijdvakken, is op hoofd
stuk I een bedrag van 35.555.uitgetrokken als uitkeering
van 1933 aan 1934, waardoor de belastingopbrengsten aan
beide kalenderjaren ten goede komende, althans nog onge
veer gelijk zullen zijn.
Door sterke besnoeiing van uitgaven en voortgaande be
zuiniging op velerlei gebied, alsmede door andere maat
regelen, kon het tekort ten slotte tot 60.000.worden
teruggebracht.
De fabricage-uitgaven, die over 1932 613.500.be
droegen en voor 1933 werden geraamd op 621.000.
zijn thans uitgetrokken op 582.300.
De onderwijsuitgaven verminderden met 50.000.Wat
dit onderdeel betreft moesten de ontvangsten belangrijk
lager worden geraamd, hoofdzakelijk door de vervroegde
invoering van de voor de gemeente nadeeliger regeling van
de rijksvergoeding van de salarissen van het personeel bij
het openbaar lager onderwijs. Dit verlies werd echter over
troffen door een vermindering van de uitgaven als gevolg
van de inmiddels ingevoerde inkrimping van het onder
wijzend personeel en van de doorwerking der door de Re
geering voorgenomen verhooging van de salariskorting voor
het rijkspersoneel.
Yoorts werd, in verband met den stand van het reserve
fonds van het grondbedrijf, vrijheid gevonden om ook thans
nog het nadeelig saldo van den gewonen dienst van dat
bedrijf ad. 78.796.ten laste van de reserve te brengen.
Per 1 Januari 1933 bedroeg die reserve rond 383.000.
Ka vermindering met het nadeelig slot van den gewonen
dienst over 1933 ad. ƒ81.000.blijft ƒ302.000.over. De
winst op sedert 1 Januari 1933 plaats gehad hebbende ver-
koopen overtreft het nadeelig slot van 1934, zoodat per
saldo de beschikbaar blijvende reserve nog grooter is dan
na de eerste afschrijving.
Vervolgens is het mogelijk gebleken de baten uit de Leid-
sche Duinwater Maatschappij ongeveer 80.000.te ver-
hoogen. In 1932 werd boven de reeds aanwezige reserve nog
ruim 85.000.extra gereserveerd voor verbetering van
den water-vangaangezien op goede gronden mag worden
aangenomen, dat deze extra-reserveering in 1934 niet be
hoeft plaats te hebben, komt genoemd bedrag van 80.000.
vrij.
Ten slotte hebben de Lichtfabrieken in zeer belangrijke
mate bijgedragen tot de versterking van de inkomsten,
door overheveling naar den dienst 1934 van de op 200.000.
geschatte hoogere winst over 1933. Op de begrooting van
laatstgenoemd jaar werd als winst geraamd: Gasfabriek
ƒ269.865.Electriciteitsfabriek ƒ652.282.totaal
922.147.(totaal batig slot 1932 1.145.925,28). Thans,
nu het jaar 1933 voor het grootste deel is verstreken, en de
resultaten dus beter kunnen worden beoordeeld, laat het
zich aanzien, dat de winst 200.000.meer zal bedragen.
De begrooting van de Lichtfabrieken voor 1934 sluit
met een batig saldo van 268.542.voor de gasfabriek en
634.075.voor de centrale, of samen 902.617.In hun
toelichting schrijven Commissarissen en wij stemmen
daarmede geheel in dat bij het samenstellen van de be
grootingen voor 1934 nog meer, dan bij het ramen van de
bedrijfsbegrootingen voor 1933 met onzekere factoren rekening
moest worden gehouden. Daartoe behooren in hoofdzaak
de baten, die neiging tot teruggang vertoonen, deels door
achteruitgang van den afzet, deels door de werking van de
kolenclausule, welke als gevolg van den lageren kolenprijs
in plaats van tot een bij berekening, tot een lagere berekening
van of tot reductie op de industrietarieven enz. leidt. Ver
trouwd mag worden, dat het, indien de gevolgen van de crisis
zich niet in nog erger mate doen gevoelen, mogelijk zal zijn,
de geraamde batige saldi te bereiken. Of en in hoeverre echter
de werkelijke opbrengst deze raming nog zal kunnen over
schrijden, daaromtrent valt bij de heerschende onzekere
toestanden op het oogenblik niets te zeggen; waar nu wel
zekerheid bestaat ten aanzien van de opbrengst over 1933,
en de meerdere winst van 200.000.dus beschouwd kan
worden als reeds te zijn verdiend en reëel aanwezig te zijn,
daar achten wij termen aanwezig, deze hoogere bate ten
goede te doen komen aan den dienst 1934.
De voor 1933 ingevoerde korting op de subsidies is, op een
enkele uitzondering na, gehandhaafdverdere algemeene
vermindering van de subsidies wordt thans mitsdien niet
voorgesteld. Evenmin zullen naar aanleiding van de begroo
ting voorstellen aan Uwe Vergadering worden gedaan inzake
een verdere algemeene korting op de salarissen van het