MAANDAG 4 SEPTEMBER 1933. 385 Verlaging metcrliuren gas en electriciteit. (van Eek.) moet overgeven aan de wenschen van de burgerlijke Regee ring! Wanneer opgevolgd werd wat de beer Goslinga en de burgerlijken in bet algemeen willen, dan zouden de sociaal democraten, indien zij onder die omstandigheden bestuurs- verantwoordelijkheid aanvaardden, marionetten van de Re geering worden. Veel te lang hebben ook sprekers partijge- nooten in verschillende gemeenten verantwoordelijkheid, welke zij niet konden dragen, omdat zij moesten optreden in strijd met hun sociaal-democratische overtuiging, toch nog gedragen. In tegenstelb'ng met hetgeen de heer Wilmer zegt, moet en moest deze zaak natuurlijk behandeld worden bij de al- gemeene beschouwingen over de begrooting. Deze zaak is niet te scheiden van de algemeene gemeente-politiek. Spreker heeft dat ook niet gewenscht; hij heeft haar ter sprake ge bracht bij de algemeene beschouwingen over de begrooting. Het spreekt van zelf, dat, als men incidenteel dit voorstel zou aannemen en zich dan tot de Regeeiing wendde met de vraag, of men daarvoor geld van haar kreeg, de Regeering dat zou afwijzen. Sprekers standpunt kan men alleen be grijpen, als men zich tenvolle verdiept in de sociaal-demo cratische tactiek. Spreker staat dus op het standpunt, in dit opzicht vaart hij volkomen in het schuitje van den heer Goslinga, dat ook deze wenschen, evenals andere billijke, niet vervuld kunnen worden, omdat de gemeenten, door het optreden van het Rijk en door de Rijkswetgeving, niet kunnen handelen zooals zij willen, omdat hun financieele toestand dit niet toelaat. Nu heeft spreker zich niet op het standpunt gesteld, dat men tot de Regeering moest zeggen: mag ik alsjeblieft geld hebben? De Regeering kennende is er geen sprake van, dat deze daaraan zou tegemoetkomen, maar spreker zou wenschen, dat tot haar doordrong de on houdbare toestand, dat men voor het bestrijden van grieven, kwalen en verhoudingen die het geheele land betreffen, ten slotte de gemeentebesturen laat opdraaien. Het is onmogelijk, gezien de financieele verhoudingen, dat het gemeente bestuur in dit opzicht zijn plicht doet. De sociaal-democraten weten echter, dat het anders kan, n.l. wanneer de Rijks wetgeving anders was, wanneer gezorgd werd, dat de ge meentebesturen in het bezit waren van de noodige middelen, niet als gunst, maar als rechtsbedeeling. Wanneer een ge meentebestuur beter in de nooden der ingezetenen kan voor zien dan het Rijk, dan moest het ook in staat zijn daarvoor de noodige middelen te "vinden. Natuurlijk zijn er grenzen, maar zooals het nu is, behoeft het toch niet. Spreker bedoelt dus niet, dat de gemeente bij elk voorstel, dat haar financieele draagkracht te boven gaat, een smeekbede tot het Rijk moet richten om hulpdan wordt zij onder curateele gesteld, maar dat het Rijk zal rekening houden met de werkelijkheid, die deze is, dat een gemeentebestuur niet in staat is om de noodige maatregelen te nemen tot bestrijding der werkloos heid en om de werkloozen eenigszins te helpen. Er moet anders opgetreden worden door het Rijk; de gemeentebesturen moeten in het bezit gesteld worden van de noodige gelden, om daarover naar eigen wil te kunnen beschikken. Nu hoopt spreker, dat zijn voorstel, dat billijk is, hiertoe zou kunnen leiden, dat men zijn aandacht hier eens aan schonk; dan is daarmede tenminste al iets gewonnen. Tot op zekere hoogte is sprekers voorstel in strijd met het de laatste jaren door hem ingenomen standpunt om geen tariefsverlaging voor te stellendat geeft spreker den heer Goslinga toe, maar spreker is hiertoe gekomen door den nood, waarin de ingezetenen verkeerenvelen kunnen zelfs gas en electriciteit niet betalen nog veel erger is, dat op het verbruik van gas en electriciteit tenminste nog bezuinigd kan worden, maar op de meterhuur niet; die moet altijd betaald worden, ook al zit men voort durend in het donker en gebruikt men geen licht. Hiermede kan men dus eenigszins tegemoetkomen aan den moeilijken toestand voor zoovelen. Door de omstandigheden is men gedrongen die fabrieken winst te laten maken, maar er is een zeer scherpe tegenstelling tusschen die rijke fabriek, die dan behoort aan alle ingezetenen, en de menschen, die niet in staat zijn te betalen hetgeen de fabriek van hen vraagt, niettegenstaande zij de grootst mogelijke zuinigheid be trachten. Zeker, er zit een zekere progressie in die meter- huren, maar er is niet het minste verband tusschen dat bedrag en het inkomen van hem, die die meterhuur moet betalen. De sociaal-democratische financieele gemeentepolitiek hangt niet in de lucht, al erkent spreker natuurlijk, dat de sociaal-democraten, waar men aan alle kanten gebonden is, niet opeens een oplossing kunnen geven; de tactiek is echter deze, dat de nood moet gelenigd worden, dat de gemeente besturen daartoe in de eerste plaats aangewezen zijn, en dus door wettelijke maatregelen en door het optreden van de autoriteiten daartoe in staat gesteld moeten worden; dit Verlaging metcrliuren gas en electriciteit e.a. (van Eek e.a.) is de beste methode om daarin verbetering te brengen. Spreker ontkent dus, dat hij de werkelijkheid niet ziet; hij gelooft integendeel de werkelijkheid vollediger te zien dan de heer Goslinga; voor dezen bestaat die werkelijkheid alleen in de zorg voor de gemeentefinanciëndeze meent, dat daardoor ook behoorlijk gezorgd zal worden voor de werkloozen. De heer Goslinga is een uitstekend beheerder van de gemeente financiën, maar kan daardoor hier goed gezorgd worden voor de werkloozen? Is Leiden, hoewel op het financieel gemeente beleid geen aanmerking kan worden gemaakt, toch niet onder curateele gesteld en wordt het gemeentebestuur toch niet gedwongen maatregelen te nemen zeer ten nadeele van de werkloozen? Als men zich eenigszins op dat burgerlijke vlak beweegt, glijdt men er af. Waar is de grens? Het eenige wat men kan doen, is forsch daartegenover stelling nemen en zijn eigen inzichten stellen. Het ware beter geweest, wanneer dit voorstel behandeld was bij de gemeentebegrooting en een onderdeel had uitge maakt van een uiteenzetting van de sociaal-democratische gemeentepolitiek. De heer Goslinga zegt, dat dat gebeurd is. De heer van Eek en spreker hebben er beiden over gesproken. De heer van Eek erkent dit, maar zegt dat het nu incidenteel ter sprake komt en dat, wanneer zijn voorstel aangenomen wordt, incidenteel een regeling ingevoerd moet worden, die in strijd is met de totnutoe gevolgde politiek en met de door de Regeering uitgesproken wenschen. Dit maakt de zaak natuurlijk veel moeilijker. Spreker handhaaft met volle overtuiging zijn voorstel, omdat het aantoont, dat de gemeente politiek zooals die nu gevoerd wordt, zal leiden tot steeds droeviger omstandigheden voor de ingezetenen. De heer Goslinga heeft reeds aangekondigd een tekort van 6 ton; waar moeten die vandaan komen? Het Rijk zal ze niet geven; zullen de ingezetenen moeten bloeden of nog sterker moeten bloeden? Dit kan haast niet; de wetgeving laat geen gelegen heid daartoe. Of zal er weer bezuinigd moeten worden op allerlei uitgaven? Dan zullen zij, die nu in nood verkeeren, daarvan de gevolgen ondervinden. Er is geen keuze; men moet zich tenvolle schikken naar de bezuinigingspolitiek van het Rijk of men moet daartegen forsch ingaan en ook voor stellen durven doen, die schijnbaar op het oogenblik niet in het belang van de ingezetenen zijn. Het voorstel van den heer van Eek, luidende: ,,De Raad besluit de door de ingezetenen verschuldigde meterhuren voor het gebruik van gas en electriciteit met de helft te verminderen.", wordt verworpen met 18 tegen 13 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, van der Reijden, van Rosmalen, Meijnen, van Tol, Beekenkamp, Splinter, Romijn, Goslinga, Wilmer, de Reede, Huurman, Manders, Coster, van Es, Eikerbout, Simonis en van Eecke. Vóór stemmen: de heeren Vallentgoed, Kooistra, Koole, van Stralen, van Weizen, Groeneveld, van Eek, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Kuipers, Schüller, Yerweij, mevrouw de Clerde Bruijn en de heer Yos. (De heer Bergers had inmiddels de vergadering verlaten.) XXVI. Verdeeling van den Raad in Sectiën. Bij loting worden de sectiën als volgt samengesteld: Eerste Sectie: de heeren Tepe, Splinter, Donders, Schüller, Beekenkamp, Wilbrink, Vallentgoed, mevrouw Braggaar de Does, de heeren Vos, Simonis, mevrouw de Clerde Bruijn en de heer van Weizen. Tweede Sectie: de heeren Romijn, Huurman, Manders, van Stralen, van Eek, Bergers, van Rosmalen, van der Reijden, van Tol, van Es, Coster en Kuipers. Derde Sectie: de heeren Goslinga, de Reede, Verweij, Bosman, Wilmer, Eikerbout, Groeneveld, Meijnen, Kooistra, Koole en van Eecke. XXVII. Voorstel tot verhooging van het voor 1933 ter be schikking van het Crisis-Comité Leiden, Afd. R gestelde bedrag voor het verleencn van aanvullenden steun aan onder steunde werkloozen. (Zie Ing. St. No. 182.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 9