382
MAANDAG 4 SEPTEMBER 1933.
Verlaging meterhuur gas en electriciteit.
(van Eek.)
kost, komt daarbij altijd nog die meterbelasting, de meter-
huur, die niet progressief is geregeld, die per maand betaald
moet worden, waarop ook niet bezuinigd kan worden, het
geen voor menschen met kleine inkomens, die in deze dagen
bijzonder zuinig moeten zijn, dikwijls zeer moeilijk is. Hierop
kan niet bezuinigd worden; al gebruikt men nog zoo weinig
gas en electriciteit, de meterhuur moet toch betaald worden.
Dit is de reden, waarom er vooral in den tegenwoordigen
tijd, nu nagenoeg alle ingezetenen gas en electriciteit ge
bruiken en velen in bijzonder moeilijke omstandigheden
verkeeren, zeer veel voor te zeggen is de meterhuur te ver
minderen.
Spreker heeft een betrekkelijk bescheiden voorstel gedaan.
Nu wordt van de zijde van Burgemeester en Wethouders
en van de meerderheid van Commissarissen der Lichtfabrieken
aangevoerd, dat het zeer billijk is, dat de verbruiker in de
kosten der meters mede betaalt, en het niet aangaat te
zeggen, dat die kosten geheel voor rekening van de gemeente
moeten blijven. In het praeadvies wordt er op gewezen:
„dat de meterhnren in het algemeen nog al te veel be
schouwd worden als een vergoeding, welke uitsluitend moet
dienen tot dekking van de kosten van aanschaffing en
onderhoud van de meters; in wezen hebben zij echter een
ruimere strekking en bedoelen zij mede die uitgaven te
dekken, welke dienen tot instandhouding van de aansluiting
van een perceel en alles wat daarmede samenhangt, dus
ook de kapitaalslasten van de aansluitleiding, de kosten
van aflezing van den meter en van de inning der verschuldigde
bedragen."
Die argumentatie vindt spreker niet zoo bijzonder sterk.
De gemeente levert gas en electriciteit en vraagt daarvoor
de noodige prijzen. Nu komt het spreker in het algemeen
voor, dat de controle-kosten in die prijzen behooren te zijn
begrepen, maar ook als men die redeneering onjuist acht en
het billijk vindt, dat de kosten niet alleen worden gedragen
door de fabrieken, doch mede voor rekening van de ver
bruikers worden gebracht, dan is dat volstrekt niet in strijd
met sprekers voorstel.
Hoe is op dit oogenblik de toestand? Spreker neemt als
uitgangspunt de cijfers, welke daarvoor aangevoerd zijn
in de begrooting voor 1933. In 1933 kostte de exploitatie
van de electriciteitsmeters 52.000.en brachten die
meters aan de gemeente op 123.000.zoodat de fabrieken
er een voordeel van hadden van 70.000Wat de gasmeters
betreft, het exploiteeren daarvan kostte in 1932 50.000.
en die meters leverden aan de gemeente een voordeel op van
58.000m. a. w. de fabrieken konden dus op die meters
een winst boeken van 78.000Onder de onkosten is alles
begrepen, ook de kosten van algemeen beheerook die worden
in rekening gebracht bij de berekening van de kosten der
meters.
Wordt sprekers voorstel aangenomen, dan is het gevolg,
dat de ingezetenen 90.000minder gaan betalen, maar
toch nog 90.000.blijven betalen en dat de fabrieken
12.000.moeten betalen. Men komt dan niet in strijd met
de meergenoemde redeneering; dat het billijk is, dat de
ingezetenen-verbruikers mede de kosten der meters dragen.
Men kan zeggen, dat, als een controle-maatregel noodig
is, de verbruikers de kosten daarvan moeten betalen, maar
een contröle-maatregel wordt in de eerste plaats genomen
in het belang van de exploitatie van de fabrieken.
Spreker begrijpt, dat tenslotte in deze de toestand van
de gemeente-financiën den doorslag geeft, dat men aldus
redeneert: op billijkheidsgronden moge er iets aan te voeren
zijn voor de verlaging der meterhuren, de toestand der
gemeente-financiën laat haar niet toe. Spreker en zijn partij-
genooten denken over dien toestand van de gemeente-
financiën echter iets anders dan de partijen, welke de macht
in handen hebben. Spreker en de zijnen achten het onge
oorloofd om de gemeenten zich te laten besturen, zonder dat
het Rijk zorgt, dat zij in het bezit zijn van de noodige
middelen.
Men mag niet zeggen: daaraan kunnen wij niets doen.
Het zijn tenslotte dezelfden, die in de verschillende ge
meenten en in het Rijk de macht in handen hebben; zij
zeggen wel, dat zij er niets aan kunnen doen, maar zij laten,
terwijl zij deel uitmaken en lid zijn van de partijen, die dan
toch wel in het Rijk de macht in handen hebben, den toe
stand zooals hij is. Wanneer de goede wil er inderdaad was,
zou het Rijk wel kunnen zorgen, dat de gemeentebesturen
over de noodige middelen beschikten. Volgens de statistiek
1930/1931 waren er in Nederland ruim 100.000 ingezetenen
met inkomens hooger dan ƒ5.000.dit aantal is wel iets
gedaald, maar bedraagt toch nog altijd 98.500 volgens de
statistiek 19311932. Het Rijk had te zorgen, dat door
een ontzaglijk zware belasting op die ingezetenen de gemeente-
Verlaging meterhuur gas en electriciteit.
(van Eek.)
besturen konden beschikken over de noodige middelen. Men
kan niet zeggendaaraan kunnen wij niets doende gemeente
besturen mogen zich daarbij niet zoo neerleggen. Er is hier
geen natuurnoodwendigheid; het is ook de wensch van hen,
die zich op de financieele onmacht beroepen, dat inderdaad
de gemeentebesturen in dergelijke moeilijke financieele
omstandigheden blijven verkeeren. Hier kon een beroep
worden gedaan op het saamhoorigheidsgevoel van hen, die
over ruime middelen beschikken; er kan nog veel meer be
lasting betaald worden zonder aantasting van hun nood
zakelijk levensonderhoud; daardoor zouden de gemeente
besturen behoorlijk kunnen voorzien in de uitgaven, noodig
voor een behoorlijk bewind; dan zou men bij de bepaling
der uitgaven ook meer rekening kunnen houden met de
billijkheid.
Maar ook afgezien daarvan moet men het niet voorstellen,
alsof Leiden niet in staat zou zijn een dergeüjk offer op grond
van de billijkheid te brengen; Leiden beschikt op het oogen
blik nog altijd over een reserve van een half millioen. Men
kan die inderdaad maar één keer gebruiken, maar men zou
een billijkheidsmaatregel nemen en velen in moeilijke om
standigheden tegemoetkomen door vermindering tot de
helft van deze hatelijke meterbelasting.
Nu zegt het College in zijn praeadviesdit voorstel is niet
juist, omdat daarin alleen van de ingezetenen gesproken
wordt, terwijl de huur van de gas- en electriciteitsmeters in
het algemeen wordt verminderd, dus ook voor verschillende
buitengemeenten. Die consequentie heeft spreker ook wel
gezien, want bij de berekening, bij de begrooting ingediend,
is spreker uitgegaan van hetzelfde bedrag als hij hier voor
stelt. Spreker wist ook wel, dat een verlaging van de meter-
huren voor de Leidsche ingezetenen tengevolge heeft, dat
ook in zekere andere gemeenten die prijzen moeten worden
verlaagd; dat acht' spreker geen nadeel, integendeel een
voordeel. Dit kost geld, maar spreker staat op het standpunt,
dat de taak van de Lichtfabrieken op het oogenblik, de
voorziening van de Leidsche ingezetenen en van een reeks
ingezetenen van andere gemeenten met gas en electriciteit,
zich niet alleen op zuiver privaatrechtelijk gebied beweegt,
maar zulks in zeker opzicht een bestuurstaak is geworden.
Gas en electriciteit behooren tegenwoordig in die mate tot
de noodzakelijke levensbehoeften der ingezetenen, dat de
voorziening daarmede uitgaat boven het begrip eenvoudige
koopwaar. Het wordt in zekere mate een bestuurstaak en
dan mag Leiden die andere gemeenten niet beschouwen
als een soort melkkoetje. Het zal integendeel in de toekomst
noodzakelijk zijn ook dien gemeentebesturen en dien inge
zetenen van andere gemeenten, die medewerken tot het
groot houden en tot den bloei van de Lichtfabrieken, een
zekere medezeggenschap toe te kennen. In elk geval moet
hetgeen men billijk acht voor de Leidsche ingezetenen, ook
worden toegepast op de andere verbruikers. Feitelijk komt
het neer op een soort tariefsverlaging. Of men de inkomsten
van de Licht fabrieken vermindert door de tarieven te ver
lagen dan wel door de meterhuur te verlagen, komt tenslotte
op hetzelfde neer. Feitelijk is het dus een tariefsverlaging.
Door de bedrijfstactiek, den laatsten tijd door de Licht
fabrieken, niet alleen deze, maar in het algemeen, gevoerd,
waarbij men zeer ingewikkelde tarieven heeft, die er op
ingericht zijn het verbruik te prikkelen, is tariefsverlaging
altijd zeer moeilijk; een algemeene tariefsverlaging geraakt
daardoor in het gedrang. Door die tariefstactiek wordt de
commercieele opvatting van de Lichtfabrieken meer op den
voorgrond gebracht en de sociale taak meer op den achter
grond. Sprekers voorstel gaat nu eens in een andere richting,
n.l. om het voor de ingezetenen zoo schappelijk mogelijk te
maken, vooral voor hen, die in moeilijke omstandigheden
verkeeren, voor wie deze niet-progressieve heffing moeilijk
te dragen valt. Spreker stelt op den voorgrond, dat hij
principieel tegenstander is van het maken van winst door
de fabrieken, doch heeft zich daarbij neergelegd, omdat de
nood daartoe dringt. In elk geval moet echter bij de exploi
tatie op den voorgrond staan, dat goede en goedkoope waar
wordt geleverd met goede arbeidsvoorwaarden. Door deze
meterhuur nu wordt feitelijk langs een achterdeurtje de
prijs van gas en electriciteit weer verhoogd; men betaalt
niet alleen de verbruikte gas en electriciteit, maar bovendien
een zeer belangrijk bedrag in de exploitatie van de meters;
spreker acht dat een onbillijkheid.
Dat men een reeks gemeenten in Zuid-Holland kan aan
voeren, die dezelfde gedragslijn volgen als Leiden, maakt
op spreker ook weinig indruk. Het is nu een tijd om voor
beelden te geven; Leiden moet hier een voorbeeld geven.
Langzamerhand verlaat men het standpunt, dat de fabrieken
er toch zijn in het belang van de ingezetenen en niet om in
hoofdzaak belangen van de gemeente te behartigen. Het is