368 MAANDAG 28 AUGUSTUS 1933. Gronduitgifte en bpuwvoorschotten aan woningbouwver- (Kooistra e.a.) eenigingen; e.a. lijken woningbouw van belang is, daar deze het grootste gedeelte van de bouwkosten vergt en een gunstige beschikking de exploitatie-kosten derhalve op dit onderdeel het meest doet dalen." Wanneer men zelf nu zoo overtuigd is, dat de huren hier door kunnen dalen, welk nadeel zou het dan voor de gemeente kunnen meebrengen, wanneer zij dit geld van de Begeering niet in ontvangst nam en hiervoor 4 rente berekende. De wethouder zegt ook nog: dè gemeente moet leenen tegen 4| Is dat zoo schrikbarend? Wanneer men zelf bij de Èegeering aandringt op een lageren rentevoet, laat men dan zelf beginnen met dien toe te passen. Hier kan het zeer geschikt. De heer Splinter zegt, dat dit niet kan. De heer Kooistra zou even goed kunnen zeggen: geef maar voor 2 want het is toch al betaald. De gemeente moet geld hebben; zij moet dat leenen en dat kost ongeveer 5 Wanneer het College nu zegt, dat het bij den Minister op verlaging van den rentevoet zal aandringen, dan kan de heer Kooistra dubbel en dwars tevreden zijn. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XX. Bespreking van de reorganisatie van den bestratings- dienst (voorstel van den heer J. H. Scliiiller). Bij dit punt komt tevens aan de orde het adres van den Algemeenen Neder!andschen Bond van arbeiders werkzaam bij straten en wegenbouw, ter zake. De heer Sehüller zegt dat, hoewel in den Eaad meermalen de vraag, uitvoering in eigen beheer of uitbesteding van het straatwerk, is besproken en door hem daaromtrent ver schillende voorstellen zijn ingediend, de Eaad zich nimmer heeft uitgesproken voor het uitvoeren van het straatwerk op de wijze als Burgemeester en Wethouders zeggen voor nemens zijn het te doen. Het College deelt in Ingekomen Stuk No. 128 d.d. 16 Juni 1933 mede zich te kunnen vereenigen met het standpunt van den Directeur van Gemeentewerken, n.l. het op ruimer schaal doen uitvoeren in uitbesteding van het aanleggen van straten of het vernieuwen van bestratingen. Een voorstel om den Eaad daaromtrent een uitspraak te laten doen hetzelfde geldt voor het al dan niet invoeren van een leerlingstelsel leggen Burgemeester en Wethouders den Eaad niet voor. Zij bepalen zich tot een mededeeling omtrent hun voornemens ten aanzien van het vaststellen en doen uitvoeren van de plannen voor het aanleggen en ver nieuwen van bestratingen. Spreker vraagt zich af, welk nut het voor den Eaad heeft, dat er een reorganisatie-rapport over den bestratingsdienst is samengesteld, als Burgemeester en Wethouders dat rapport niet tot een punt van bespreking in den Eaad maken. Als hij, hetzij afzonderlijk, hetzij bij de behandeling van de begrooting de bestrating en alles wat daarmede -verband houdt ter sprake bracht, werd hem steeds geantwoord, dat die kwestie bij de reorganisatie onder het oog zou worden gezien en bij de behandeling van het des betreffende rapport zou kunnen worden besproken. Nu het rapport is verschenen, plaatsen Burgemeester en Wethouders het niet als een punt op de agenda, ten einde de meening van den Eaad er over te vernemen, maar bepalen zij zich tot een mededeeling over twee punten er uit. Spreker acht deze handelwijze van het College onjuist. Naast het vraagstuk van uitvoering in eigen beheer of uitbesteding van het straatwerk en dat van het al of niet invoeren van een leerlingstelsel, worden in het reorganisatie rapport o. m. ook behandeld: de-wijkverdeeling der stad, de samenvoeging in deze wijken van de uitvoering der be- bestratings- en rioleeringswerken, de verdeeling en het aantal opzichters, het vervoerwezen en de verdere outilleering van den bestratingsdienst. Over al die belangrijke zaken spreken Burgemeester en Wethouders in Ingekomen stuk No. 128 geen woord, terwijl de Eaad daarin toch wel mag worden gekend en daarover wel zijn oordeel mag kenbaar maken. Dit is voor spreker aanleiding geweest zijn voorstel in te dienen, ten einde de gelegenheid te hebben over die kwesties zijn meening te zeggen, zijn medeleden in staat te stellen hun oordeel daarover uit te spreken en Burgemeester en Wethouders de gelegenheid te bieden hun standpunt nader uiteen te zetten. Spreker wil allereerst deze zeer belangrijke vraag be handelen: is het stelsel van uitvoering in eigen beheer voor de gemeente economischer dit opgevat in den ruimsten zin van het woord dan dat van uitbesteding en is het bestratingswerk te Leiden voor een groot deel seizoen arbeid? Burgemeester en Wethouders beantwoorden, met den Directeur van Gemeentewerken, de eerste vraag in ont- Reorganisatie bestratingsdienst. (Sehüller.) kennenden zin en de tweede in bevestigenden zin. Spreker meent niet beter te kunnen doen dan aan de hand van de officieele stukken van Burgemeester en Wethouders en de rapporten van den Directeur van Gemeentewerken na te gaan, welke werken buiten den gestelden seizoentijd zijn uitgevoerd en in welke maanden die uitvoering heeft plaats gehad. Hij zal zich daarbij bepalen tot de gegevens van af het oogenblik, waarop de tegenwoordige Directeur van Gemeentewerken als zoodanig in functie is getreden, tot heden, dus over de maanden November, December, Januari, Februari en Maart der jaren 1929 tot en met 1933. In Maart 1929 is uitbesteed het uitvoeren van sloot- dempingen, rioleerings- en bestratings werken op terreinen om en nabij ,,Zuiderzicht", aannemingssom 122.846.aan het straatwerk waren de werklieden in het najaar van 1929 bezig. In Maart 1930 is uitbesteed het aanleggen van een weg ten zuiden van de trambaan der H. T. M. vanaf den Bijns- burgerweg tot de zuidelijke grens van het terrein van het nieuwe academische ziekenhuisaannemingssom 63.975. Aan het gemeentelijke straatwerk, in 1930 uitbesteed aan den aannemer van Yuuren voor de som van 9.831.15, werd in de maand November gewerkt. November 1930: het uitvoeren van bestratingswerken aan den Zoeterwoudschen weg, aan de Aloëlaan, de Warmonder straat en den Lagen Morschweg in 3 perceelen; aannemings som ƒ6.161.; December 1930: het uitvoeren van slootdemping, rioleerings- en bestratingswerken op terreinen aan en nabij de Medusa- en de Marnixstraat in 2 perceelen; aannemingssom ƒ21.228.— December 1930: het leggen van een hoofdriool in den Haarlemmerweg (perceel I) en het maken van perceel- en erfafscheiding met bijbehoorende werken; aannemingssom ƒ27.770.— Januari 1931het uitvoeren van slootdemping, rioleerings- en bestratingswerken op terreinen tusschen Koninginnelaan en verlengde Kastanjekade; aannemingssom ƒ20.555. Januari 1932; het leggen van een gedeelte stamriool tusschen splitsing Lagen en Hoogen Morschweg en bestratings werken; aannemingssom ƒ16.500.' Februari 1932: het verbeteren en verbreeden van den Morschsingelweg tusschen den Morschweg en de Spoorhaven- brug; aannemingssom ƒ11.900. Februari 1932: het uitvoeren van slootdempingen, rio leerings- en bestratingswerken in de Cobetstraat en de Verlengde Kernstraat; aannemingssom 7.888. Maart 1932het uitvoeren van slootdempingen, rioleerings- en bestratingswerken op terreinen ten oosten van de Drift straat; aannemingssom ƒ21.243. November 1932: het ten deele dempen en ombouwen tot haven van de Middelste Gracht met het maken van den onderbouw van een hefbrug en het uitvoeren van rioleerings-, bestratings- en andere bijkomende werken (in 2 perceelen); aannemingssom ƒ67.450. December 1932: aanleg van de Spiegelstraataannemings som 4.988i Januari 1933verbreeding van een gedeelte van de Mariën- poelstraat; aannemingssom ƒ3.666.66; Februari 1933: aanleggen van straat ten oosten en ten zuiden van de Cobetstraat; aannemingssom ƒ16.668. Deze grond- en straatwerken, waarvoor de uitgaven in totaal hebben bedragen 422.669.81, zijn voor een zeer groot deel uitgevoerd, niet in den seizoentijd, welken Burgemeester en Wethouders en de Directeur van Gemeentewerken daar voor het meest geschikt achten, n.l. tusschen Maart en November, maar juist in de maanden November, December, Januari, Februari en Maart. Ook de weekrapporten van de gemeentelijke straatmakers en de maandstaten der werken, welke voor de gemeente door de gemeentelijke straatmakers en aannemers in de door spreker genoemde wintermaanden zijn verricht, toonen aan, dat de uitvoering van rioleerings- en bestratingswerken het geheele jaar plaats heeft. Van al de door spreker aangevoerde bewijzen dragen zoowel Burgemeester en Wethouders als de Directeur van Gemeentewerken volledig kennis. Het is spreker dan ook onbegrijpelijk, dat Burgemeester en Wethouders kannen verklaren, dat het bestratingswerk voor een groot deel seizoenarbeid is en zij om die reden tot aanbesteding willen overgaan. Van dat argument meent spreker de onhoudbaar heid voldoende te hebben aangetoond. Was dat argument juist, dan konden Burgemeester en Wethouders werken als spreker zooeven heeft vermeld, ook niet laten uitvoeren. - Al zou spreker slechts een achtste deel van het door hem genoemde bedrag berekenen voor het verrichte straatwerk, dan zou er in deze wintermaanden nog meer straatwerk zijn,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 6