MAANDAG 28 AUGUSTUS 1933.
367
Gronduitgifte en böuwvoorschotten aan woningbouw'
(Wilbrink e.a.) vercenigingen.
voorgekomen, dat de woningen gereed waren en de straten
plannen nog niet waren uitgevoerd. Achter de Cobetstraat
zijn toevallig de straten geheel in orde gemaakt, voordat
de woningen gereed waren, maar in den regel is het zoo dat,
terwijl de gelden voor de straten moeten worden gestort
alvorens de bouwvergunning wordt gegeven, men pas met den
aanleg van de straten begint, wanneer de woningen bijna
klaar zijn. Waar de straten zijn geprojecteerd en men aan
Gemeentewerken dns tevoren weet wat er komen moet,
is het met eenigen goeden wil wel mogelijk te zorgen, dat na
het storten van de gelden voor den stratenaanleg met be
kwamen spoed de stratenplannen worden uitgevoerd. Naar
spreker's oordeel is eenige wijziging van de werkwijze mogelijk
en zou die ten goede komen aan de woningen in Leiden, in
het bijzonder in de nieuwe stadswijken.
In het bijzonder vestigt spreker de aandacht op dit geval.
Waar hier de grond eigendom van de gemeente is, behoeft
er met de uitvoering van de stratenplannen niet te worden
gewacht, totdat de woningen zullen zijn gezet.
De Voorzitter vraagt of de heer Wilbrink het oog heeft
op bepaalde straten, welke zouden moeten worden aangelegd.
De heer Wilbrink antwoordt, dat hij in het bijzonder het
oog heeft op de straten achter den Lagen Morschweg. Er wordt
gebouwd aan den Vondelweg en de stratenaanleg is nog niet
aanbesteed, zoodat men op zijn vingers kan natellen, dat het
vastloopt.
De heer Kooistra zegt dat, indien hij den heer Wilbrink
goed heeft begrepen, diens bedoeling is om bij het bouwrijp
maken van grond de straten aan te leggen, alvorens de be
bouwing plaats heeft. Twee of drie jaren achtereen heeft
spreker door het indienen van een voorstel getracht Burge
meester en Wethouders aan te sporen in die richting te werken
en steeds heeft de heer Wilbrink zich tegen die voorstellen
verklaard. Het doet spreker genoegen, dat de heer Wilbrink
zich in deze heeft bekeerd.
Wat de voorschotverlening aan deze woningbouwver-
eenigingen aangaat, de gemeente vraagt aan het Kijk ten
behoeve van de „Eendracht" een voorschot van 50000.
en ten behoeve van de „Eensgezindheid" een van 14000.
tegen een rente, die door de Begeering bepaald zal worden.
De erfpachtscanon bedraagt 0.39. De gemeente behoeft
echter het geld van de Begeering niet in ontvangst te nemen,
want de gemeente blijft toch eigenaresse van dien grond,
die voor een bepaalde waarde in de registers geboekt kan
worden. Waar nu de gemeente altijd heeft getracht de voor
schotten voor den woningbouw van de Begeering tegen
lager rentevoet te verkrijgen, kan de gemeente beginnen
met dien lageren rentevoet zelf toe te passen, waardoor de
canon bepaald zou kunnen worden op 0.30. Spreker zou dus
in afwijking van het voorstel van het College willen aan
raden om die voorschotten niet in ontvangst te nemen,
doch de gronden in erfpacht aan de woningbouwvereenigingen
te geven tegen een rente van 4 waardoor de huren met
bijna 0.20 per week kunnen worden verlaagd.
Verder heeft spreker er bezwaar tegen, dat deze woningen
zoo klein zijn, hoewel de gemeente daaraan niets kan doen.
De frontbreedte hart op hart bedraagt 4.65 M., waarvan
nog een gang van 1 M. af moet. Wat zal dan van de breedte
van die kamers overblijven"!
De heer Manders is het in het geheel niet eens met den heer
Wilbrink, volgens wien de straten in orde moeten zijn voor
dat de woningen gebouwd worden. Spreker heeft zich wel
eens afgevraagd of het niet beter zou zijn met de bestrating
te wachten totdat de woningen geheel gebouwd zijn. Men
ziet dikwijls straten in aanleg, die tijdens den bouw van de
woningen door de vele zeer zware vrachten telkens stuk
gereden worden; daarna moeten ze weer hersteld worden,
waarvan de bewoners in de eerste maanden zeer veel last
ondervinden. Wat spreker wil zal niet altijd mogelijk zijn;
men zal rekening moeten houden met den ondergrond en
misschien ook met het jaargetijde, maar in vele gevallen zou
het wel aanbeveling verdienen om eerst den weg flink in te
laten rijden vóórdat men een definitieve bestrating aanbracht.
De heer Splinter antwoordt den heer Wilbrink, dat voor
zoover hij zich herinnert, die 1.50 omslag bij dien grond-
verkoop inbegrepen is.
De heer Wilbrink doet opmerken, dat er in het voorstel
voor „de Eendracht" vermeld staat „Bouwrijp met rente
verlies" 9.58, terwijl de grond beschikbaar wordt gesteld voor
9.50. Indien die 1.50 er bij kwam, zou dat worden 11.—.
Gronduitgifte en bouwvoorsehotten aan woningbouw-
(Splinter e.a.) vereenigingen.
De heer Splinter zegt, dat dat onjuist is. Onder de prijzen,
welke genoemd zijn voor „Bouwrijp met renteverlies" en
„Bouwrijp zonder renteverlies" is een bedrag van 1.50
wegens z.g. „algemeene omslag" begrepen, uitgezonderd de
gronden, welke reeds bouwrijp waren.
De heer Wilbrink noemt dit een eigenaardige wijze van een
rekening voorleggen. Iedere particulier zal denken: als ik
arbeiderswoningen wil bouwen, moet ik 1.50 per M2. extra
betalen en uit dit stuk aan den gemeenteraad blijkt niet,
dat de gemeente aan deze woningbouwvereenigingen die 1.50
in rekening brengt. Spreker wil hiermede niet zeggen, dat,
indien werd voorgesteld deze woningbouwvereenigingen vrij
te stellen van de betaling van die 1.50, hij zich daartegen
zou verzetten, integendeel, hij acht het onjuist om dat fonds
te stichten, aangezien in den tegenwoordigen tijd de huis
huren tengevolge van de eischen, welke men aan het aesthe-
tisch uiterlijk van de stad stelt, zoo hoog worden opgevoerd,
dat de arbeiders en de kleine middenstanders ze niet kunnen
opbrengen!
Dit is echter niet aan de orde. Spreker zou alleen gaarne
zien, dat in de cijfers, welke werden verstrekt, duidelijk tot
uitdrukking kwam,.of in de berekening der kosten van den
bouwrijpen grond al dan niet die 1.50 is begrepen. In de
stukken is dat niet te vinden; er staat alleen: „Bouwrijp
zonder renteverlies" zooveel en „Bouwrijp met renteverlies"
zooveel.
De heer Splinter herhaalt, dat bij de genoemde grond
prijzen wel degelijk met die 1.50 is rekening gehouden.
In verband met de opmerking van den heer Wilbrink, dat
die omslag van 1.50 per M2. niet aan de woningbouwver
eenigingen in rekening moet worden gebracht, wijst spreker
er op, dat die omslag steunt op de verordening op den aanleg
van straten en wegen, zooals die verordening in 1931 is ge
wijzigd. Bovendien is een adres ingekomen, waarin ook
wordt aangedrongen op verlaging van dat bedrag van 1.50
hetwelk in handen is gesteld van Burgemeester en Wet
houders om praeadvies en welke aangelegenheid nog bij het
College in studie is.
Wat den straataanleg betreft, voor zoover spreker bekend,
wordt hier altijd spoed mede gemaakt, echter moet eerst de
grondoverdracht plaats hebben en het geld voor den straat-
aanleg zijn gestort, voordat met de uitvoering kan worden
begonnen. De heer Wilbrink noemde den Vondelweg, spreker
meent dat het hier een dergelijk geval betrof, de zaak is nu
echter in orde en er zal nu ook spoedig met den straataanleg
worden begonnen.
Wat de voorschotten betreft, inderdaad wil de gemeente
aan het Bijk ten behoeve van „de Eendracht" 50.000.
en ten behoeve van de „Eensgezindheid" 14.00(1aan
vragen en er zal worden getracht een zoo laag mogelijken
rentevoet te krijgen. Nu zegt de heer Kooistra, dat de ge
meente, als zij het geld niet leent, maar het zelve geeft, het
tegen een lagere rente kan verstrekken, maar dat is niet
juist. De gemeente moet zelf leenen tegen een hoogeren
rentevoet dan 4 onlangs heeft zij geleend tegen 47/8
De rente, die de gemeente moet betalen, moet zij toch ook
aan de bouwvereenigingen in rekening brengen. Of de ge
meente dit van het Bijk leent of niet, heeft op den canon
zeer weinig invloed. In het Ingekomen Stuk staat ook, dat
de gemeente zal trachten het nog goedkooper te krijgen dan
tegen 5 gelukt dat, dan daalt daardoor vanzelf ook de
canon.
De heer Kooistra sprak verder over de kleine afmetingen
van de woningen. Deze zijn vastgesteld door de bouwver
eenigingen zelf, die geheel genoegen nemen met inrichting
en indeeling van de woningen; men kan aan de bouwver
eenigingen „Eensgezindheid" en „de Eendracht" wel over
laten de woningen te bouwen, die zij voor hun leden noodig
achten.
De heer Kooistra zegt, dat de Wethouder spreekt van
betalen door de gemeente, maar die grond is toch betaald;
die vertegenwoordigt voor de gemeente toch waarde. Met
betalen door de gemeente heeft dit dus niets te maken.
De heer Splinter zegt, dat er aan het grondbedrijf toch
rente betaald moet worden.
De heer Kooistra leest in het Ingekomen Stuk:
„Voorloopig moet hiervoor 5 worden aangenomen (dat
is bij een grondprijs van 7.80 0.39 per M2.), welk percentage
ook nog geldt voor de rijksvoorschotten. Echter is bij de
Begeering nog in behandeling een verzoek van ons College,
om de rente lager te stellen, hetgeen vooral voor den eigen-