DINSDAG 25 JULI 1933.
347
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering van
24 Juli 1933, op Dinsdag 25 Juli 1933, des namiddags
te 2 uur.
Voorzitter is de Wethouder, de heer J. SPLINTER Gzn,
wegens uitstedigheid van den Burgemeester.
Thans zijn afwezig de heeren Huurman, van der Reijden
en Bergers.
Voortgezet wordt de behandeling van punt 24.
De heer Romijn zet zijn rede voort en zegt het wenschelijk
te achten, ter voorkoming van illusies, welke wellicht niet
vervuld worden, iets te zeggen over de beroepsinstantie,
die zal worden ingesteld. Heeft hij mevrouw Braggaar goed
begrepen, dan verkeert deze in de meening, dat tengevolge
van deze procedure de ondersteunden het „hoe en waarom"
zullen kunnen vernemen van een beslissing, welke te hunnen
opzichte door de Commissie voor Maatschappelijk Hulp
betoon is getroffen. Hij moet haar in dit opzicht teleurstellen,
omdat de gang van zaken in deze in het vervolg niet anders
zal wezen dan op dit oogenblik. De bedoeling van de in te
stellen beroepsinstantie is alleen deze, dat, wanneer op de
gewone wijze een ondersteuning is vastgesteld en hetzij een
hd van de Commissie, hetzij de betrokkene ondersteunde
van oordeel is, dat die ondersteuning niet beantwoordt aan
de verwachtingen, welke daaromtrent werden gekoesterd,
zoowel dat Commissielid als de betrokkene ondersteunde de
zaak kunnen aanhangig maken bij en bespreken in de vol
ledige Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon, waarna
deze een beslissing neemt. Die beslissing wordt uit den aard
der zaak aan den aanvrager van het beroep medegedeeld,
maar dit geschiedt zonder opgaaf van redenen. De beroeps
instantie geeft dus den waarborg, dat het ter tafel liggende
geval extra bekeken wordt, maar overigens is het niet een
beroepsinstantie, zooals men die bij gerechtelijke en soort
gelijke procedures aantreft, waarbij de betrokkene gehoord
wordt en in de gelegenheid wordt gesteld zijn persoonlijke
belangen toe te lichten enz. enz. Dat is uitgesloten en dat
was ook geenszins de bedoeling van het reorganisatie-rapport.
Een revisie van het betrokken geval wordt wel mogelijk
gemaakt, maar daaraan mag niet de verwachting worden
vastgeknoopt, dat de betrokkene het „hoe en waarom"
zal vernemen.
De heer van Stralen, die ook het reorganisatie-rapport
besprak, zeide het toe te juichen, dat ten opzichte van de
georganiseerde werkloozen een andere procedure zal worden
gevolgd dan tot dusverre het geval is geweest, al betreurt
hij, dat eigenlijk niet de consequentie getrokken is van het
door de reorganisatiecommissie ingenomen standpunt, nl.
dat die personen eigenlijk niet bij Maatschappelijk Hulpbetoon
thuishooren. De reorganisatiecommissie heeft deze zaak
echter uit een geheel ander oogpunt bezien dan de heer van
Stralen; zij heeft rekening gehouden met de financieele
verhouding tusschen Rijk en gemeente; haar standpunt was,
dat alles wat behoort tot de Armenwet, komt voor rekening
van de gemeente, hetgeen uiteraard als consequentie mee
brengt, dat alle steunposten, verstrekt via het college belast
met de toepassing van de Armenwet, in casu dus Maat
schappelijk Hulpbetoon, ook komen ten laste van de ge
meente. Nu vormt de post Uitgaven voor Armenzorg een
onderdeel van den berekeningsfactor, waarop gebaseerd
wordt de uitkeering van het Rijk aan de gemeentebesturen,
maar toch worden de totale uitgaven der gemeente aan
Armenzorg ook niet bij benadering gedekt door de uit
keering van het Rijk. Nu heeft de commissie tot reorganisatie
deze stelling willen uitspreken, meer tegenover het Rijk dan
wel tegenover de gemeente, dat naar haar gevoelen de
kosten, voortvloeiende uit deze groote crisiswerkloosheid,
niet mogen worden gebracht voor de volle 100 ten laste
van de gemeente, maar dat men het zoo moet zien, dat de
Armenwet gebaseerd is op normale economische omstandig
heden, met een normaal aantal ondersteuningsgevallen, maar
dat de Armenwet niet in het leven geroepen is om op te
vangen den volkomen abnormalen toestand van het oogenblik.
Op dien grond zegt de reorganisatiecommissie als het ware
tegenover het Rijk: die ongeorganiseerde werkloozen moeten
gesteundmen kan hen niet aan hun lot overlatendit is
Rijkszaak en Rijkszorg, maar waar de Regeering daarvoor
niet zorgt, staat de gemeente voor de noodzakelijkheid om
zelf in te grijpen; waar dus niet is aan te wijzen en niet
door de Regeering is geschapen een instantie, om op te
vangen de financieele gevolgen van deze enorme crisis,
speciaal ten aanzien van de ondersteuningsbedragen voor
de werkloozen, staat men voor de noodzakelijkheid, die
menschen te steunen volgens de Armenwet. De uitspraak
der reorganisatiecommissie, dat die menschen eigenlijk niet
bij Maatschappelijk Hulpbetoon thuishooren, is min of meer
Reorganisatie Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Romijn.)
dus een platonische verklaring tegenover de Regeering, maar
waar er nu eenmaal geen andere oplossing te vinden is,
komt men uiteindelijk tot de conclusie: principieel is het
wel verkeerd, maar waar de noodzaak van te helpen aan
wezig is, dient de gemeente er voor te zorgen, en aangezien
de gemeente geen ander steunorgaan heeft en in het leven
kan roepen dan Maatschappelijk Hulpbetoon, dat via en
krachtens de Armenwet zijn taak uitoefent, brengt dit mede,
dat die personen geholpen moeten worden door de Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon op basis van de Armenwet.
Dat dus het principieele standpunt niet is gevolgd, is niet
omdat men meent, dat ten aanzien van die menschen anders
moet gehandeld worden, maar uitsluitend omdat men meent
dat de Regeeriug in deze een andere houding behoort aan
te nemen. Uiteraard brengt het moeten helpen via de com
missie voor Maatschappelijk Hulpbetoon mede, dat dan ook
de bepalingen van de Armenwet op die personen moeten
worden toegepast. Ten aanzien van die categorie personen
is dus in feite niets veranderd bij het reorganisatie-rapport
in verhouding tot den toestand, zooals die vroeger was.
Nu heeft de reorganisatiecommissie geconstateerd, dat
men ten opzichte van die groep armlastigen wel degelijk op
enkele omstandigheden den vinger kan leggen, welke een
eenvoudiger wijze van handelen ten aanzien van die menschen
mogelijk maken, omdat het hier in het algemeen een cate
gorie van personen geldt, die allen ongeveer dezelfde trekken
vertoonen, en men niet met zeer uiteenloopende gevallen te
doen heeft. Het is een categorie van personen, die tengevolge
van de crisis-omstandigheden niet in staat zijn arbeid te
vinden en in het levensonderhoud van zich en hun gezin te
voorzien en ten aanzien van wie het niet noodzakelijk is een
zoo individueele beoordeeling van de gevallen toe te passen
als ten opzichte van andere armlastigen gewenscht moet
worden geacht. Daarom heeft de reorganisatiecommissie
voorgesteld die personen als een aparte groep bij Maat
schappelijk Hulpbetoon te beschouwen en ten opzichte van hen
een veel eenvoudiger en minder ingrijpende wijze van steun
verleenen toe te passen, te meer omdat de materie van de
steunverleening aan werklooze arbeiders nog altijd in een
ontwikkelingsstadium verkeert. Die steunverleening is door
de crisis in het leven geroepen. De Regeering is ten opzichte
van enkele groepen incidenteel en op een weinig principieele
wijze te werk gegaan. Zij beschouwt sommige groepen als
crisis-werkloozen en geeft daarvoor subsidie, maar andere
groepen beschouwt zij niet als zoodanig, terwijl toch iedereen
zegt, dat die menschen evenzeer werkloos zijn door de crisis.
De Regeering geeft allerlei bepalingen ten aanzien van de
steun- en de subsidieverleening, welke niet altijd gebaseerd
zijn op de vraag, hoeveel ondersteuning die menschen moeten
hebben, maar ingegeven worden door allerlei economische
overwegingen.
Spreker wil ter illustratie even het geval van de straat-
makers aanhalen. De Regeering vindt op een gegeven moment
de tarieven van de straatmakers te hoog en acht verlaging
noodzakelijk. Ten einde in die richting een soort pressie uit
te oefenen, bepaalt zij, dat die categorie van personen geen
steun meer mag hebben, omdat de tarieven te hoog zijn.
De Regeering grijpt dus in deze materie in krachtens be
ginselen en op grond van overwegingen, welke met een
goede armenverzorging en een goede ondersteuning eigenlijk
niets te maken hebben en uit allerlei andere overwegingen
voortvloeien. Het gaat er niet om, die overwegingen te
ontleden, het moet als een feit worden geconstateerd.
Men ziet, dat ten opzichte van die geheele groep van
arbeiders in de toekomst allerlei voorschriften en maat
regelen van de Regeering zijn te verwachten en het daarom
gewenscht is die groep bij Maatschappelijk Hulpbetoon als
een afzonderlijke groep voor oogen te houden, omdat niet
onaannemelijk is de onderstelling, dat tengevolge van de
Regeeringsvoorschriften en van de verdere ontwikkeling van
de Rijkssteunregeling de gemeentebesturen verschillende
maatregelen en beslissingen zullen moeten nemen, waarvan
het wenschelijk is, dat zij op meer eenvoudige wijze kunnen
worden toegepast, zoodat men dan die groep ook als één
geheel voor zich heeft en niet de noodzakelijkheid bestaat
om, zooals op het oogenblik, zich geval voor geval te moeten
herinneren, of het iemand is, die valt onder de Armenwet
in de enge beteekenis van het woord, dan wel of hij beschouwd
moet worden als verkeerende in het grensgebied tusschen
Armenwet en ondersteuningsregeling in verband met de
crisiswerkloosheid. Dit alles heeft de reorganisatiecommissie
er toe gebracht deze afzonderlijke groep in het leven te
roepen; dit is om die overwegingen ook juist. Een bijkomstig
voordeel is stellig nog, dat door de betrokkenen de geheele
situatie eenigszins anders zal worden gevoeld dan een zuivere
ondersteuning volgens de Armenwet; daardoor zal bij hen