302 MAANDAG 26 J ONI 1933. (Voorzitter c.a.) van 19 December 1932 tot wijziging van die regelende de heffing van belastingen voor het gebruik van het Openbaar Slachthuis. 8°. Missive van Gedeputeerde Staten houdende mededeeling, dat de beslissing op het raadsbesluit van 29 Mei 1933 tot het instellen van een rechtsvordering tegen de N.V. Schie- damsch Goederenvervoer v/h. Gebr. de Vringer is verdaagd. 9°. Dispositie van Gedeputeerde Staten ten geleide van het goedgekeurde raadsbesluit van 29 Mei 1933 betreffende het aangaan van kasgeldleeningen. Worden voor kennisgeving aangenomen. 10°. Proces-verbaal van de opneming van de boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger. Zal ter visie worden gelegd in de leeskamer. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Schrijven van A. G. Boonekamp om ontheffing van het door hem verschuldigde recht voor het innemen van een standplaats met een autobus c.q. om verandering van stand plaats. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten het schrijven te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. 2°. Verzoek van L. Brusse e.a. bewoners van den Lagen Morscliweg om verplaatsing van het woonwagenkamp. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 3°. Verzoek van het Bestuur van de Leidsche Afdeeling voor Kinderherstellingskolonies van het Gentraal Genoot schap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies om een subsidie uit de gemeente kas voor het jaar 1934. Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1934. 4°. Suppletoire begrooting, dienst 1933, van het Gerefor meerd Minne- of Arme Oude Mannen- en Vrouwenhuis. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 5°. Schrijven van H. Lamberts en K. J. Aanstoot ten ge leide van een plan voor den bouw van een Stadhuis. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten de missive met het plan in de Leeskamer ter visie te doen leggen. 6°. Verzoek van het Bestuur van de Afdeeling Leiden van de Vereeniging voor Christelijke Gezondheids- en Vacantie kolonies in Nederland om een subsidie uit de gemeentekas voor het jaar 1934. Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1933. 7°. Bekening van ontvangsten en uitgaven dienst 1932 en staat van af- en overschrijvingen dienst 1932 van het Hei lige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis te Leiden. Wordt gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 8°. Begrooting voor het jaar 1934 van den Armenraad, te Leiden. Zal worden behandeld bij de begrooting voor 1934. 9°. Adres van den Leidschen Bestuurdersbond in zake bespoediging van de afdoening van verzoeken om bouw vergunning. De Voorzitter zegt, dat het de bedoeling van het College is om voor te stellen dit adres voor kennisgeving aan te nemen, nadat evenwel de Wethouder van Fabricage dienaangaande eenige inlichtingen aan den Baad zal hebben verstrekt. De heer Splinter zegt, dat in verband met het stadium, waarin het ontwerp-uitbreidingsplan thans verkeert, door de Woningwet een nieuwe instantie is ingeschakeld met be trekking tot het verleenen van bouwvergunningen. Burgemeester en Wethouders moeten n.l. toestemming van Gedeputeerde Staten verkrijgen tot het verleenen van bouwvergunningen, indien het bouwterrein is gelegen binnen (Splinter e.a.) het gebied, waarover het uitbreidingsplan zich uitstrekt. Gedeputeerde Staten beslissen eerst na den Inspecteur van de Volkshuisvesting en in sommige gevallen ook de Provinciale Advies-Commissie voor de uitbreidingsplannen, te hebben gehoord. Het behoeft geen nader betoog, dat een en ander tot ver traging in de afdoening van bouwplannen voor het gebied waarover het uitbreidingsplan zich uitstrekt, leidt; deze vertraging kan dus niet aan het College van Burgemeester en Wethouders geweten worden; klachten over een door de Woningwet in het leven geroepen procedure kunnen uiter aard niet door Burgemeester en Wethouders worden weg genomen. Door en vanwege Burgemeester en Wethouders zijn Gedepu teerde Staten en de provinciale griffie reeds gewezen op het belang van een spoedige afdoening der bouwaanvragen. Het stopzetten van bouwwerken door de firma 't Hart en Aanen, waardoor een aantal werklieden zonder werk kwamen, betreuren Burgemeester en Wethouders evenzeer als de adresseerende vereeniging. Het daarmede bedoelde protest kunnen Burgemeester en Wethouders evenwel niet opvatten als tegen hen gericht te zijn. Op 29 Mei j.l. was toch reeds de toestemming aan Gedeputeerde Staten aangevraagd. Naar Burgemeester en Wethouders vernamen, zijn de ont slagen werklieden wederom aan het werk gesteld. De Voorzitter stelt thans namens Burgemeester en Wet houders voor, dit adres voor kennisgeving aan te nemen. De heer van Stralen heeft geen bezwaar tegen het voorstel van den Voorzitter, doch acht het gewenscht in het open baar iets te zeggen over de zaak, die in het adres wordt be handeld, omdat daarover ernstige ongerustheid en misschien ook wel eenig misverstand in de stad bestaan. Met het ont slag, dat eenige aannemers hun arbeiders de vorige week hebben gegeven in verband met het niet verleenen van een vergun ning voor nieuw aangevraagde bouwwerken, is zeker het algemeen belang gemoeid. Spreker kan niet beoordeelen, in hoeverre de klachten van de aannemers juist zijn, maar een feit is, dat deze klachten ook komen van de zijde der arbeiders, degenen, die onmid dellijk belang hebben bij uitbreiding van de werkgelegenheid. Het is gewenscht, dat het publiek thans wordt ingelicht omtrent de juiste toedracht der zaak. Volgens hetgeen de Wethouder thans heeft medegedeeld, treft het College van Burgemeester en Wethouders in deze geen schuld en is de vertraging in het verleenen van bouw vergunningen te wijten aan de omstandigheid, dat de bouw vergunningen tegenwoordig de goedkeuring van Gedepu teerde Staten behoeven. Volgens den Wethouder is het desbetreffend verzoek den 29sten Mei j.l. door het gemeentebestuur aan Gedeputeerde Staten gezonden. Men heeft spreker echter medegedeeld, dat het College de aanvrage reeds vier maanden in zijn bezit heeft. Is dat juist, dan heeft het toch wel zeer lang geduurd, voordat het College een beslissing heeft genomen en zou spre ker gaarne de toezegging ontvangen, dat Burgemeester en Wethouders, voor zoover nog noodig, al het mogelijke zullen doen om de aanvragen zoo snel mogelijk te behandelen in het belang van de bevordering der werkgelegenheid. Het zou zeer ongewenscht zijn, indien de heerschende werkloosheid werd vergroot door de vertraging in het verleenen van de bouwvergunningen. Spreker zou derhalve gaarne van het College willen ver nemen, of het onjuist is, dat in het algemeen de vergunningen lang uitblijven en of Burgemeester en Wethouders het niet gewenscht achten, dat door het plegen van overleg met Gede puteerde Staten het bezwaar, dat de vergunningen door laatstgenoemden moeten worden verleend, tot de kleinst mogelijke proporties wordt teruggebracht. Als het College van Gedeputeerde Staten inzage verlangt van de bouwplannen, die in verband staan met het uitbreidingsplan, maar niet is doordrongen van de noodzakelijkheid, de bouwvergun ningen zoo spoedig mogelijk te verleenen, bestaat de mogelijk heid, dat de vergunningen onnoodig lang uitblijven. De heer Splinter antwoordt den heer van Stralen op zijn vraag, of het College bereid is de spoedige afdoening van deze aanvragen bij Gedeputeerde Staten te bevorderen, dat de Burgemeester, de Secretaris, spreker en nog eenige heeren reeds weken geleden bij Gedeputeerde Staten zijn geweest met het verzoek, die aangelegenheid te bespoedigen. Vroeger gaf het College geen vergunning, maar zeide het den bouwers, er geen bezwaar tegen te hebben, wanneer zij op eigen risico wilden beginnen, vóórdat Gedeputeerde Staten vergunning- hadden gegeven. Hiertegen is door Gedeputeerde Staten evenwel bezwaar gemaakt, zoodat deze wijze van handelen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1933 | | pagina 2